ECLI:NL:TADRSGR:2024:58 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-679/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:58
Datum uitspraak: 18-03-2024
Datum publicatie: 20-03-2024
Zaaknummer(s): 22-679/DH/RO
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 maart 2024 in de zaak 22-679/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 oktober 2022 op de klacht van:

1. (klager)
2. (klaagster)
klagers

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 13 februari 2022 heeft klager, mede namens klaagster, een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Bij beslissing van 17 maart 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) aangewezen voor onderzoek en behandeling van de klacht. 
1.3    Op 23 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/63 van de deken ontvangen. 
1.4    Bij beslissing van 12 oktober 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.5    Op 23 oktober 2022 hebben klagers een wrakingsverzoek ingediend. Op 24 oktober 2022 is aan klagers bericht dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen, omdat het is ingediend na het tijdstip waarop de uitspraak is gedaan. 
1.6    Op 30 oktober 2022 hebben klagers het Hof van Discipline verzocht om nietigverklaring van de beslissing van de voorzitter. Het verzoekschrift is tevens bedoeld als verzetschrift.
1.7    Bij beslissing van 7 november 2022 (zaaknummer 220282) heeft de voorzitter van het Hof van Discipline zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het onder 1.6 bedoelde verzoek en de zaak voor verdere behandeling en beoordeling verwezen naar de Raad van Discipline in het ressort Den Haag. 
1.8    De mondelinge behandeling van het verzet is aanvankelijk gepland op de zitting van 6 februari 2023. Op 29 januari 2023 hebben klagers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. De Groot, voorzitter, en mr. T. Hordijk, advocaat-lid. 
1.9    Bij beslissing van 20 februari 2023 (zaaknummer 23-079/A/DH/W) heeft de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van klagers met betrekking tot klachtzaak 22-679/DH/RO niet in behandeling zal worden genomen.
1.10    Op 6 november 2023 heeft het Hof van Discipline:
-    klagers ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep tegen de onder 1.9 genoemde wrakingsbeslissing (zaaknummer 230079). Het Hof van Discipline heeft de onder 1.9 genoemde beslissing bekrachtigd;
-    het verzet van klagers tegen de onder 1.9 genoemde beslissing ongegrond verklaard (zaaknummer 220282). 
1.11    De mondelinge behandeling van het verzet is gepland op 5 februari 2024.
1.12    Op 22 december 2023 heeft klager 1 mrs. De Groot en Van den Boogerd verzocht zich te verschonen. Op 4 januari 2024 heeft de griffier, namens mrs. De Groot en Van den Boogerd, aan klager 1 bericht dat geen aanleiding wordt gezien voor verschoning.
1.13    Op 11 januari 2024 heeft klager 1 een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. De Groot en Van den Boogerd. Op 16 januari 2024 heeft de griffier aan klager 1 bericht dat zijn wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen, onder verwijzing naar de beslissingen van de wrakingskamer van 20 februari 2023 en het Hof van Discipline van 6 november 2023 (zie hiervoor onder 1.9 en 1.10). 
1.14    Op 29 januari 2024 heeft klager 1 mr. De Groot verzocht zich te verschonen. Op 30 januari 2024 is aan klager 1 bericht dat mr. De Groot zich niet zal verschonen. 
1.15    Op 1 februari 2024 heeft klager 1 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. De Groot. Op 2 februari 2024 is aan klager 1 bericht dat zijn wrakingsverzoek niet in behandeling genomen, onder verwijzing naar de in de e-mail van 16 januari 2024 genoemde gronden (zie 1.13).
1.16    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij zijn partijen – met bericht van afwezigheid – niet ter zitting verschenen.
1.17    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van:
-    de e-mail met bijlage van klager van 18 oktober 2022;
-    de e-mail met bijlagen van klagers (wrakingsverzoek) van 23 oktober 2022 en de reactie daarop van de griffier van de raad van 24 oktober;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 22 januari 2023;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 12 maart 2023;
-    de e-mail van klager van 1 november 2023 en de reactie daarop van de griffie van de raad van diezelfde datum;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 30 november 2023;
-    de e-mail van bijlagen van klager van 22 december 2023 (verschoningsverzoek) en de reactie daarop van de griffier van 4 januari 2024; 
-    de e-mail met bijlagen van klager van 11 januari 2024 (wrakingsverzoek) en de reactie daarop van de griffier van 16 januari 2024;
-    de e-mails met bijlagen van klager van 17 januari 2024 en 22 januari 2024 (8:22 uur) en de reactie daarop (met bijlage) van de griffer van 22 januari 2024 (13:56 uur);
-    de e-mail met bijlagen van klager van 22 januari 2024 (15:21 uur) en de reactie daarop van de griffier van 25 januari 2024;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 26 januari 2024;
-    de e-mail van klager van 29 januari 2024 (verschoningsverzoek) en de reactie daarop van de griffie van de raad van 30 januari 2024;
-    de e-mail van klager van 31 januari 2024;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 1 februari 2024 (wrakingsverzoek) en de reactie daarop van de griffie van de raad van 2 februari 2024. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 
2.2    Klagers hebben als primaire verzetgrond (onder B02) het volgende aangevoerd: De voorzitter heeft gehandeld in strijd met de wettelijke bepalingen door toe te staan dat leden-advocaten zitting hebben in een behandelend kamer, terwijl deze leden-advocaat niet meer bevoegd zijn na afloop van de voor hen geldende termijn van ten hoogste vier jaren. 
2.3    Als aanvullende gronden (onder B03 t/m B05) hebben klagers aangevoerd: 
-    Primair: De voorzitter heeft de griffier opdracht gegeven om de naam van de voorzitter niet door te geven. Secundair: De voorzitter heeft geaccepteerd dat de griffier de naam van de voorzitter niet heeft doorgegeven. 
-    Primair: De voorzitter heeft de griffier opdracht gegeven om de voorzittersbeslissing bij vervroeging te wijzen op 12 oktober 2022 i.p.v. op 26 oktober 2022, zonder dat klagers over de vervroeging zijn ingelicht. Secundair: De voorzitter heeft ingestemd met het voorstel van de griffier om bij vervroeging te voorzittersbeslissing te wijzen, met daarbij het voorstel om klagers hierover niet in te lichten. 
-    Primair: De voorzitter heeft de griffier opdracht gegeven om verzoekers in het ongewisse te laten over het verdere verloop van de procedure. Secundair: de voorzitter heeft ingestemd met het voorstel van de griffiers om verzoekers in hert ongewisse te laten over het verdere verloop van de procedure.
Klagers stellen dat zij gelet op deze gang van zaken geen eerlijk proces hebben gehad. 
2.4    Klagers hebben verder nog aangevoerd dat de voorzitter (op andere punten) in strijd heeft gehandeld met de rechtelijk eed. Klagers hebben daartoe (onder B07 t/m B13) aangevoerd:  
-    De voorzitter heeft geen kennis genomen van diverse dossierstukken;  
-    De voorzitter heeft vaststaande en relevante feiten niet benoemd in de voorzittersbeslissing; 
-    De voorzitter heeft een klachtonderdeel niet benoemd in de voorzittersbeslissing. 
-    De voorzitter en de griffier hebben in de voorzittersbeslissing feiten geponeerd waarvan zij wisten dat dit in strijd is met de waarheid, anders gezegd de voorzitter en de griffier hebben gelogen. 
-    De voorzitter (als plaatsvervangend voorzitter) was niet bevoegd om een verzetsbeslissing (bedoeld zal zijn: voorzittersbeslissing) te wijzen, dit is voorbehouden aan de voorzitter.  
-    De voorzittersbeslissing is niet in het openbaar uitgesproken en daardoor nietig op grond van artikel 48 lid 1 Advocatenwet. 
-    De inhoud van de voorzittersbeslissing geeft blijk van incompetentie van de voorzitter.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. De raad overweegt ten aanzien van de verzetgronden als volgt:
Overwegingen primaire verzetgrond (2.2)
4.3    De omstandigheid dat de Advocatenwet de mogelijkheid tot herbenoeming van advocaat-leden niet expliciet noemt, betekent niet dat die mogelijkheid in het advocatentuchtrecht niet bestaat (HvD 4 december 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:260, zie ook HvD 24 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:238, HvD 6 november 2023, ECLI:NL:TAHVD:2013:194). De primaire verzetgrond slaagt daarom niet.
Overwegingen aanvullende verzetgronden (2.3)
4.4    Anders dan klagers kennelijk vermoeden, is het beleid dat de naam van de voorzitter op voorhand niet wordt gecommuniceerd. Van opdracht of acceptatie door de voorzitter is dan ook geen sprake. Van vooringenomenheid van de voorzitter is de raad niet gebleken. Evenmin is de raad gebleken dat geprobeerd is om klagers in het ongewisse te laten over het (verdere) verloop van de procedure. Vervroeging van de beslissing is mogelijk en wordt gedaan als de beslissing eerder gereed is dan gepland. Klagers zijn per omgaande geïnformeerd over de vervroegde beslissing. Dat klagers geen eerlijk proces hebben gehad, is de raad niet gebleken. Ook deze verzetgronden slagen daarom niet. 
Overwegingen overige verzetgronden (2.4)
4.5    Uit de voorzittersbeslissing volgt dat de voorzitter kennis heeft genomen van de brief van de deken en de op de inventarislijst genoemde bijlagen. Hoewel de producties bij onder meer de klacht en de repliek daarop niet expliciet genoemd worden, maken deze wel onderdeel uit van het klachtdossier. De voorzitter heeft verder, zo blijkt uit de voorzittersbeslissing, kennis genomen van de e-mail van de zijde van klagers van 11 september 2022, met bijlage. Er is sprake van een kennelijke verschrijving, nu duidelijk is dat de betreffende e-mail twee bijlagen bevatte en deze stukken ook in het klachtdossier zijn gevoegd. De voorzitter heeft dan ook kennis genomen van deze stukken. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake. 
4.6    De voorzitter heeft op grond van het klachtdossier een selectie gemaakt van de voor de beoordeling relevante feiten. Dat de voorzitter daarbij onjuist of onvolledig is geweest, is de raad op grond van het verzet en de verdere stukken niet gebleken. Dit kan dan ook niet tot een gegrondverklaring van het verzet leiden. Dat klagers een andere kijk op de feiten hebben, maakt dat niet anders. Het leidt evenmin tot de conclusie dat de voorzitter geen kennis heeft genomen van de dossierstukken.
4.7    De voorzitter heeft de klacht van klagers in twee onderdelen weergegeven. Dat de voorzitter daarbij een klachtonderdeel niet heeft benoemd, is de raad niet gebleken. De raad is van oordeel dat uit de stukken onvoldoende blijkt dat klagers het door hen genoemde aanvullende klachtonderdeel naar voren hebben gebracht. Een terloopse opmerking in een uitgebreid schrijven, en bovendien voorwaardelijk van aard, is daarvoor onvoldoende. Klagers hebben dit in hun reactie op de dekenvisie ook niet aan de orde gesteld. De voorzitter is dan ook terecht uitgegaan van de twee in de voorzittersbeslissing opgenomen klachtonderdelen. 
4.8    Anders dan klagers stellen, is het de raad niet gebleken dat de voorzitter in de voorzittersbeslissing feiten heeft geponeerd waarvan zij wist dat dit in strijd was met de waarheid. Dat klagers het met de beoordeling van de voorzitter niet eens zijn, betekent niet dat is gelogen of dat de voorzitter incompetent zou zijn. Wat klagers (verder) hebben aangevoerd, kan evenmin tot de conclusie leiden dat door de voorzitter is gelogen. Het handelen van de griffier ligt in verzet niet ter beoordeling voor en zal de raad daarom buiten beschouwing laten. 
4.9    De voorzitter heeft (als plaatsvervangend voorzitter) de voorzittersbeslissing gewezen. De Advocatenwet sluit deze mogelijkheid niet uit, zoals het Hof van Discipline recent heeft overwogen (HvD 6 november 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:194). Ook deze verzetgrond slaagt daarom niet. 
4.10    De raad kan klagers niet volgen in hun stelling dat er op 12 oktober 2022 geen zittingen van de raad waren gepland en de voorzittersbeslissing dus nietig is. Een uitspraakdatum hoeft immers niet samen te vallen met een zittingsdatum. Een uitspraak kan – ook als deze niet daadwerkelijk wordt voorgelezen op een openbare zitting – gelden als in het openbaar uitgesproken. Dat dat voorzittersbeslissing zou zijn ondertekend middels een stempel met de handtekening van de voorzitter, kan evenmin tot de conclusie leiden dat de beslissing niet in het openbaar is uitgesproken.
Conclusie
4.11    De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht van klagers terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. 
4.12    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2024.