ECLI:NL:TADRSGR:2024:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-416/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:37
Datum uitspraak: 26-02-2024
Datum publicatie: 26-02-2024
Zaaknummer(s): 23-416/DH/RO
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 februari 2024 in de zaak 23-416/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 augustus 2023 op de klacht van:

klaagster
gemachtigde: [mw. X]

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 25 oktober 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 14 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/42 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 16 augustus 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4    Op 12 september 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 januari 2024. Daarbij was niemand aanwezig. Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Klaagster is – hoewel goed opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klaagster heeft onder meer het volgende aangevoerd.
2.2    Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de deken en zij meent dat de klachtzaak tegen de deken eerst moet worden afgerond voordat op deze klacht kan worden geoordeeld. Klaagster meent dat het aan waarheidsvinding ontbreekt. 
2.3    Klaagster tekent in het bijzonder verzet aan tegen:
-    Klachtonderdeel c: klaagster stelt dat grieven hoe dan ook verboden is voor een advocaat. 
-    Klachtonderdeel d: klaagster meent dat verweerders uitlating over haar accountant een schadelijke verdraaiing van de feiten is, hetgeen de voorzitter ten onrechte steunt.
-    Klachtonderdeel f: klaagster verzet zich tegen het delen van ondeugdelijke data over klaagster persoonlijk. Dit schendt ook de AVG. 
2.4    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad overweegt daarbij ten aanzien van de aangevoerde verzetgronden als volgt.
4.3    Het handelen van de deken ligt thans niet ter beoordeling voor. Evenmin ligt de bij de deken gevolgde procedure ter beoordeling voor. In verzet moet de raad zich een oordeel vormen over de (juistheid van de) voorzittersbeslissing. De voorzitter is bij die beslissing niet gebonden aan de visie van de deken, maar geeft een onafhankelijk oordeel op grond van het klachtdossier. De raad volgt klaagster dan ook niet in haar standpunt dat eerst op de klacht tegen de deken moet worden beslist, voordat op onderhavige klacht kan worden beslist. 
4.4    Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de raad dat alleen onnodig grieven klachtwaardig is. Gelet daarop kon de voorzitter oordelen zoals hij heeft gedaan, namelijk dat een voor klaagster grievende uitlating in dit geval, ter behartiging van de belangen van de cliënt, gedaan mocht worden. 
4.5    Met betrekking tot klachtonderdeel d is de raad met de voorzitter van oordeel dat deze uitlating niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerder heeft gehandeld binnen de hem toekomende grote mate van vrijheid. 
4.6    Met betrekking tot klachtonderdeel f is de raad met de voorzitter van oordeel dat de enkele verwijzing naar het genoemde citaat onvoldoende is om vast te stellen dat sprake is van klachtwaardig handelen. 
4.7    De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. W.R. Arema en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 februari 2024.