ECLI:NL:TADRSGR:2024:30 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-641/DH/RO/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:30
Datum uitspraak: 12-02-2024
Datum publicatie: 12-02-2024
Zaaknummer(s): 23-641/DH/RO/D
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verzoek art. 8e Advocatenwet toegewezen. Verweerder oefent al sinds 2020 niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. De raad schrapt verweerder van het tableau op grond van artikel 8e Advocatenwet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 februari 2024 in de zaak 23-641/DH/RO/D naar aanleiding van de klacht van:

mr. P. Hanenberg namens
de Raad van de Orde in het arrondissement Rotterdam
verzoeker

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 5 oktober 2023 heeft verzoeker, als voorzitter van de Raad van de Orde in het arrondissement Rotterdam, een verzoek ex artikel 8e Advocatenwet (hierna: het verzoek) tot schrapping van verweerder van het tableau ingediend.
1.2    Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 29 januari 2024. Daarbij was verzoeker aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief (met kenmerk R 2023/64) en de daarbij behorende 7 bijlagen.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de stukken en de toelichting van verzoeker ter zitting, uit van de volgende feiten.
2.2    Verweerder is op 24 augustus 1994 beëdigd als advocaat. Hij was laatstelijk als partner verbonden aan [kantoor] in [plaats]. Verweerder is daar met ingang van 1 januari 2020 uitgetreden als partner.  
2.3    Op 30 december 2020 heeft verweerder in een e-mail aan de Orde van Advocaten een toelichting gegeven op zijn persoonlijke situatie. In zijn e-mail schrijft verweerder onder meer:
“In 2019 heb ik getracht de praktijk weer op te pakken maar dat bleek toch lastiger dan gedacht. Eind dat jaar heb ik toen in goed overleg met kantoor besloten per 31 december 2019 uit te treden als partner van [kantoor]. (…)
Ik heb dit jaar dan ook niet als advocaat enige praktijk gevoerd.
Het komt mij voor dat uitschrijving dan ook de juiste stap is. Ik had daar graag eerder met De Orde overleg over gevoerd want ik sluit zeker niet uit alsnog weer als advocaat werkzaam te zullen zijn. (…)
In 2019 heb ik Uw Orde al eens aangegeven graag in overleg te treden terzake het aantal opleidingspunten in 2018 en 2019. Ook hier heb ik verzuimd dit verder met u op te pakken.”
2.4    Op 12 januari 2021 heeft de secretaris van de Raad van de Orde in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
“3. Geconstateerd moet worden dat u over 2018, 2019 en 2020 aan verschillende verplichtingen niet hebt voldaan (waarbij ik dat ten aanzien van 2020 deels veronderstel). U heeft de hoofdelijke omslag (lokaal) over 2020 niet voldaan, u heeft de CCV niet ingevuld, geen opleidingspunten behaald en vooral houdt u geen kantoor meer op het adres als vermeld in BAR. (…)
5. Het verzoek is dat u zich zo spoedig als mogelijk uitschrijft. Dat kunt u zelf doen via Mijn Orde, daarvoor heeft u wel uw advocatenpas en reader nodig. Naar ik aanneem heeft u die nog wel in uw bezit. Mocht dat anders zijn dan verzoek ik u daarover nader contact te hebben met [medewerker] en mij op de hoogte te houden. 
6. De deken zal bij omgaande uitschrijving u niet tegenwerpen dat u niet heeft voldaan aan uw verplichtingen op het gebied van opleidingspunten, ccv etc., behoudens ten aanzien van de hoofdelijke omslag. Dit onder de voorwaarde dat u, bij herinschrijving, in het eerste jaar na de herinschrijving, op welke termijn die dan ook volgt, tenminste 40 opleidingspunten zult behalen (in plaats van de reguliere 20) en daarvoor geen vrijstelling vraagt. 
7. Ten aanzien van de hoofdelijke omslag wordt u verzocht die over 2020 nog te voldoen, maar zal de Rotterdamse orde u geen factuur sturen voor het jaar 2021. De administratie van de Rotterdamse orde zal u binnenkort kopie van de factuur over 2020 doen toekomen. Het is mij overigens onbekend hoe het staat met de betaling van uw financiële bijdrage voor de NOvA over 2020 en 2021. Ook daarover kan [medewerker] u vermoedelijk meer vertellen.”
2.5    Op 10 november 2022 heeft een adjunct-secretaris van het bureau van de Rotterdamse Orde in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
‘Allereerst hoop ik dat het u inmiddels wat beter gaat, na de moeilijke tijd die u heeft doorgemaakt. Ik begrijp dat u hier ook met [secretaris] over heeft gesproken en dat de uitkomst van dit gesprek was dat [secretaris] u heeft verzocht u zo spoedig mogelijk uit te laten schrijven. Hij heeft u daarbij ook uitgelegd hoe u (eenvoudig) weer ingeschreven zou kunnen worden op het moment dat u de praktijk zou willen oppakken. Helaas constateerden wij dat u op dit moment echter nog steeds als advocaat bent ingeschreven, waarbij wordt aangegeven dat u kantoor houdt [kantoor], terwijl dit sinds 1 januari 2020 niet meer het geval is. Ook hebben wij dit jaar (evenals eerdere jaren) geen opgave CCV van u mogen ontvangen, noch enige betaling van de hoofdelijke omslag over 2022. Ook de hoofdelijke omslag over 2020 en 2021 staat nog open. Overigens zie ik daarbij dat [secretaris] u heeft toegezegd dat u geen factuur over 2021 zou ontvangen en zal ik dan ook verzoeken de hoofdelijke omslag over vorig jaar te crediteren. Graag zou ik op korte termijn even contact met u willen hebben over hoe nu verder te gaan. Dat kan uiteraard telefonisch, maar als u in persoon langs wil komen voor een gesprek met mij (en wellicht de deken) is dat uiteraard ook mogelijk. In dat geval verzoek ik u vriendelijk contact op te nemen met het secretariaat voor het maken van een afspraak.’
2.6    Op 30 november 2022 heeft de adjunct-secretaris verweerder om een reactie op haar e-mail van 10 november 2022 verzocht.
2.7    Op 11 januari 2023 heeft ook verzoeker verweerder om een reactie op de e-mail van 10 november 2022 gevraagd. Verzoeker  heeft daarbij vermeld dat als hij op 25 januari 2023 geen reactie heeft ontvangen, hij zal bezien of hij zich met de zaak tot de Raad van Discipline zal wenden. 
2.8    Op 9 maart 2023 heeft verzoeker aan verweerder gemeld geen reactie te hebben ontvangen. Verzoeker heeft verweerder eenmalig een reactietermijn van een week gegeven, waarna verzoeker zich het recht voorbehoudt tuchtrechtelijke maatregelen te nemen tegen verweerder. 
2.9    Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

3    VERZOEK
3.1    Het verzoek houdt in verweerder op grond van artikel 8e Advocatenwet van het tableau te schrappen, omdat hij niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. 
3.2    Aan het verzoek is het volgende ten grondslag gelegd: 
Vanaf 1 januari 2020 tot op heden heeft verweerder niet voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de inschrijving op het tableau. Hij heeft de aan hem toegezonden facturen inzake de hoofdelijke omslag niet voldaan en het formulier centrale controle op de verordening (CCV) over de jaren 2020 tot en met 2022 niet ingevuld. Verweerder haalt al jaren geen opleidingspunten meer. Daarnaast houdt verweerder geen kantoor meer in het arrondissement Rotterdam en verzuimt hij zich, ondanks herhaald verzoek daartoe van de orde, uit te schrijven. Verweerder is voor verzoeker al langere tijd onbereikbaar. De aankondiging van de inzet van tuchtrechtelijke maatregelen heeft verweerder niet kunnen aanzetten tot actie. Verzoeker meent dat de indiening van een dekenbezwaar op grond van artikel 46f Advocatenwet niet aangewezen is, omdat hij de indruk heeft dat sprake was of is van problematiek die het feitelijk voortzetten van de praktijk, evenals adequaat reageren, onmogelijk maken. Bij gebreke van een contactmogelijkheid en vanwege het feit dat er geen signalen werden ontvangen dat verweerder nog enige activiteit uitvoerde als advocaat, en dit door het verloop van de tijd als duurzaam en stelselmatig moet worden aangemerkt, is schrapping op grond van artikel 8e Advocatenwet geboden.
3.3    In het verzoek wordt verwezen naar de indicatoren die de Raad van de Orde op 14 januari 2022 heeft vastgesteld en op grond waarvan de Raad van de Orde na onderzoek vaststelt of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8e van de Advocatenwet. Deze indicatoren zijn:
-    een langer dan kortdurende schorsing op basis van artikel 60b Advocatenwet;
-    een langer dan kortdurende ziekte;
-    een langer dan kortdurende onbereikbaarheid;
-    het langer dan kortdurend niet hebben van een feitelijk kantoor; en
-    het langer dan kortdurend voeren van de praktijk gedurende een zeer gering aantal uren per week. 
Verweerder voldoet volgens verzoeker aan het merendeel van deze indicatoren. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen het verzoek geen verweer gevoerd. Ook anderszins is bij de raad geen reactie van verweerder binnengekomen.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    Artikel 8e van de Advocatenwet bepaalt dat de Raad van de Orde in een arrondissement aan de Raad van Discipline kan verzoeken om te beslissen dat een advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent, van het tableau wordt geschrapt.
5.2    Uit de Memorie van Toelichting op dit artikel blijkt het volgende: “Wanneer een persoon die als advocaat is ingeschreven het beroep van advocaat feitelijk niet meer uitoefent, vervalt de legitimatie van zijn positie. Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel <advocaat> mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij behoort. Het hebben van zo’n positie binnen de rechtsorde is dan ook alleen gelegitimeerd wanneer de advocaat daadwerkelijk als zodanig optreedt. (…) Het gaat erom dat de advocaat voldoende voeling houdt met het eigene van het beroep door eigen praktijkuitoefening. Overigens betekent dit niet dat de advocaat die gedurende enige tijd zijn vak niet meer uitoefent wegens het tijdelijk verrichten van andere werkzaamheden of het genieten van een sabbatical van het tableau wordt geschrapt. Het gaat erom dat deze periode niet zo lang duurt dat betrokkene redelijkerwijs niet meer in staat geacht kan worden om aan werkzaamheden als advocaat op voldoende niveau invulling te geven. Op grond van het nieuwe artikel 8a (…) kan de raad van toezicht [NB. thans raad van de orde] in het arrondissement waar de betrokken advocaat kantoor houdt, de raad van discipline verzoeken te beslissen dat een advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent van het tableau wordt geschrapt. (…)”
Beoordeling verzoek
5.3    De raad onderschrijft de in het verzoek genoemde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Verweerder heeft in zijn e-mail van 30 december 2020 aangegeven dat uitschrijving hem voorkomt als de juiste stap. Die stap heeft hij echter niet gezet. Sindsdien is er geen reactie van verweerder ontvangen; hij is onbereikbaar voor zowel verzoeker als de raad. De raad is dan ook van oordeel dat uit de feiten en het verzoek duidelijk blijkt dat verweerder – al sinds 1 januari 2020 – niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. Het verzoek wordt daarom toegewezen. 

BESLISSING
De raad van discipline:
- schrapt, op grond van artikel 8e van de Advocatenwet, verweerder van het tableau, welke schrapping zal ingaan op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. A. Schaberg en A.N. Kampherbeek, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.