ECLI:NL:TADRSGR:2024:28 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-860/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:28 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2024 |
Datum publicatie: | 12-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-860/DH/DH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Negatief cassatieadvies betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerder heeft ook binnen een redelijke termijn aan de opdracht van klager voldaan. Verweerder was niet gehouden om namens klager bij de Hoge Raad uitstel te vragen voor het instellen van cassatie, omdat zijn werkzaamheden voor klager met het uitbrengen van het cassatieadvies reeds waren beëindigd. Het enkele feit dat verweerder in zijn communicatie met klager de achternaam van klager een paar keer onjuist heeft gespeld, is niet tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar en kan niet tot de conclusie leiden dat verweerder klager kleinerend of respectloos heeft behandeld. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
7 februari 2024 in de zaak 23-860/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 11 december 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K198 2023 ia/ak en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is met zijn ex-echtgenote verwikkeld in een echtscheidingsprocedure
en een aantal daarmee samenhangende kwesties, waaronder de hoofdverblijfplaats van
hun kinderen, de kinderalimentatie, het gebruik van de voormalige echtelijke woning
en de bruidsgave.
1.2 Bij beschikking van 14 september 2022 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken
en over daarmee samenhangende kwesties beslist. Klager heeft tegen deze beschikking
hoger beroep ingesteld.
1.3 Bij beschikking van 29 juni 2023 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de
beschikking van de rechtbank van 14 september 2022 bekrachtigd. Daarop heeft klager
verweerder benaderd voor de mogelijkheden om cassatieberoep in te stellen tegen de
beschikking van het gerechtshof.
1.4 Op 6 juli 2023 heeft verweerder klager gemaild:
‘Dank voor uw bericht. Vergis ik mij niet, dan had u ook nog een exemplaar van de
uitspraak zonder uw aantekeningen daarop. Wilt u dat ook nog aan mij mailen? Dat leest
ietwat gemakkelijker.
Zoals toegezegd zal ik u later deze week of uiterlijk begin volgende week een opdrachtbevestiging
toezenden.
Zekerheidshalve heb ik alvast de cassatietermijn in deze zaak gecontroleerd: deze
is 3 maanden na 29 juni 2023. De laatste dag waarop cassatieberoep kan worden ingesteld
is dus 29 september 2023. Ik hoop u in de loop van augustus al te kunnen adviseren
omtrent de mogelijkheden van het overwogen cassatieberoep.’
1.5 Bij brief van 7 juli 2023 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd.
Daarbij heeft verweerder vermeld:
‘Ik herhaal daarbij volledigheidshalve mijn telefonische mededeling aan u dat ik slechts
dan beroep in cassatie voor u zal instellen indien en voor zover de uitspraken van
het gerechtshof aanknopingspunten bieden voor cassatieberoep met voldoende kans van
slagen. Ik zal u ter zake eerst adviseren. Mocht ik dergelijke aanknopingspunten niet
vinden (en dus negatief adviseren) dan zal ik derhalve geen beroep in cassatie voor
u instellen. Indien ik wel mogelijkheden zie om cassatiemiddelen met voldoende kans
van slagen op te stellen, dan zal ik de procedures in cassatie uiteraard graag voor
u voeren.
(…)
Na vaststelling van de eigen bijdrage door de Raad voor Rechtsbijstand wil ik u daarvoor
een declaratie toezenden. Na ontvangst van de eigen bijdrage zal ik mij aan bestudering
van het dossier kunnen zetten. Ik heb u er telefonisch ook op gewezen dat, indien
mijn advies onverhoopt negatief zou uitpakken, de eigen bijdrage verschuldigd blijft.
(…)’
Verweerder heeft ook in zijn brief vermeld dat hij in augustus 2023 aan het cassatieadvies
zal kunnen beginnen.
1.6 Op 9 juli 2023 heeft verweerder klager, in reactie op een e-mail van klager
van dezelfde datum, gemaild:
‘Zoals ik u al telefonisch heb uitgelegd, zal ik niet voor u betogen dat alle rechters
die over uw zaak hebben geoordeeld partijdig waren. Ik constateer dat u in feite zelfs
suggereert dat de rechter van de rechtbank Utrecht corrupt zou zijn. Indien u wenst
dat dergelijke argumenten naar voren worden gebracht, dan raad ik u aan om een andere
advocaat te zoeken. Ik ben dan niet de juiste advocaat voor u.
Daarnaast heb ik u uitgelegd dat de Hoge Raad niet opnieuw zal oordelen over de feiten
en dus ook niet over de waardering van de bewijsmiddelen. Ik heb u laten weten dat
ik aan de hand van het procesdossier zal kunnen nagaan of en in hoeverre het gerechtshof
bij zijn beslissing is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting en of de beslissing
begrijpelijk is in de zin die de Hoge Raad daaraan toekent. Ik heb u in dat verband
voorgehouden dat de Hoge Raad beslissingen van lagere rechters als heel snel begrijpelijk
acht. Het aanvoeren van nieuwe feiten of het in het geding brengen van nieuwe bewijsmiddelen
is in cassatie geen enkele ruimte.
Kortom: ik herhaal dat ik niet kan garanderen dat ik voor u in cassatie ga. Dat hangt
af van mijn bevindingen op grond van het procesdossier.
Ik verneem graag per omgaande of u langs de door mij voorgestelde behandelwijze geadviseerd
wil worden (…) aan de hand van het toetsingskader dat de Hoge Raad ook zal hanteren
(…) en, indien en voor zover ik aanknopingspunten met voldoende kans van slagen zie,
in de procedure wil worden bijgestaan. Indien u toch wenst dat ik zal ingaan op de
door u gestelde partijdigheid en/of corruptie van rechters of eventuele nieuwe feiten
en bewijzen, dan zal ik deze zaak niet voor u kunnen doen. Ik verneem dan graag welke
andere cassatieadvocaat dit dossier overneemt.’
1.7 Op 12 juli 2023 heeft verweerder klager gemaild dat de toevoeging voor het
cassatieadvies is verleend. Bij zijn e-mail heeft verweerder de declaratie voor de
eigen bijdrage van € 321,- gevoegd.
1.8 Bij brief van 12 september 2023 heeft verweerder klager negatief geadviseerd
over het instellen van een cassatieberoep en vermeld dat hij voor klager geen cassatieberoep
zal instellen. Daarbij heeft hij klager gewezen op het verstrijken van de cassatietermijn
op 29 september 2023.
1.9 Hierna heeft e-mailcontact tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Zo heeft
klager verweerder gevraagd om voor hem meer tijd te vragen voor het instellen van
cassatie. Daarop heeft verweerder als volgt gereageerd:
‘Ik zal de Hoge Raad geen brief namens u sturen. Mijn werkzaamheden voor u zijn met
het negatieve cassatieadvies tot een einde gekomen. Dat geldt temeer nu uw mij in
feite opnieuw beschuldigd van corruptie en partijdigheid.
Er resteren nog 17 dagen tot het einde van de cassatietermijn. Ik heb u tevoren laten
weten dat ik hoopte dat ik u reeds in de loop van augustus zou kunnen adviseren. Dat
is helaas niet gelukt, maar de nog resterende tijd is afdoende Om een second opinion
te vragen.’
1.10 Op 13 september 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder
ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
a) Verweerder heeft geen cassatieberoep voor hem ingesteld. Volgens klager heeft
verweerder hem drie à vier maanden aan het lijntje gehouden en hem kort voor het verstrijken
van de cassatietermijn bericht dat hij geen cassatieberoep zal instellen.
b) Verweerder heeft geen uitstel van de zitting bij de Hoge Raad gevraagd.
c) Verweerder heeft de door klager betaalde eigen bijdrage niet aan hem terugbetaald.
d) Verweerder heeft de naam van klager verkeerd geschreven, hem gekleineerd en
hem respectloos behandeld.
2.2 In het kader van zijn klacht heeft klager gesteld dat ‘het verdienmodel’ van
verweerder moet worden gestopt en dat verweerder ‘producten vervalst die niet bestaan
met misbruik van zijn positie’.
2.3 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, ingaan op de stellingen
en stukken van klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. In dat kader voert verweerder aan dat in de opdrachtbevestiging
heeft opgemerkt dat hij pas in augustus 2023 aan het advies zou kunnen beginnen, maar
dat hij er vanwege drukte later aan is begonnen. Volgens verweerder is het cassatieadvies
ruimschoots op tijd naar klager gestuurd en is van het aan het lijntje houden van
klager geen sprake. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat hij klager niet heeft toegezegd
dat hij cassatieberoep voor hem zou instellen, maar dat hij daarover zou adviseren
en dat hij bij een negatief advies geen beroep zou instellen.
Verder heeft verweerder aangevoerd dat hij heeft geweigerd de Hoge Raad om uitstel
te vragen, omdat zijn werkzaamheden voor klager met het negatieve cassatieadvies waren
geëindigd. Daarnaast voelde verweerder zich niet gehouden om nog iets voor klager
te doen vanwege klagers beschuldiging van corruptie, nog los van het feit dat het
niet mogelijk is om uitstel te vragen van een beroepstermijn.
Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat het hem niet bekend is op welke wijze hij
klager zou hebben gekleineerd of respectloos zou hebben behandeld. Het is verweerder
niet duidelijk welke producten hij zou hebben vervalst en op welke wijze hij zijn
positie zou hebben misbruikt.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerder als advocaat van klager
bij de advisering over de mogelijkheden om cassatieberoep in te stellen tegen de beschikking
van 29 juni 2023 van het gerechtshof. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening
aan een cliënt houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft
met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico
en proceskansen – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te
staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan
de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld
en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat
betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde
professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.2 De verwijten die klager mr. B., als advocaat van de ex-echtgenote in de procedures
bij de rechtbank en het gerechtshof, maakt, liggen in deze klachtzaak niet ter beoordeling
voor. De voorzitter zal deze verwijten daarom buiten beschouwing laten.
Beoordeling klachtonderdelen a), b), c) en d)
4.3 De vier onderdelen van de klacht lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
4.4 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerder
geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft de opdracht voor
het geven van een cassatieadvies op 7 juli 2023 schriftelijk aan klager bevestigd.
In de opdrachtbevestiging heeft verweerder duidelijk vermeld dat hij geen cassatieberoep
voor klager zal instellen als zijn advies negatief is en dat klager bij een negatief
cassatieadvies de eigen bijdrage verschuldigd blijft. Vervolgens is verweerder voor
klager aan de slag gegaan en heeft verweerder op 12 september 2023 een advies over
het instellen van een cassatieberoep aan klager heeft gegeven. Het feit dat het cassatieadvies
van verweerder negatief voor klager uitvalt en verweerder op grond daarvan niet bereid
was namens klager cassatieberoep in te stellen, zoals verweerder ook reeds in de opdrachtbevestiging
had aangekondigd en op 9 juli 2023 heeft herhaald, betekent niet dat verweerder klachtwaardig
heeft gehandeld. Verweerder heeft, gelet op de vooraf aangekondigde vakantieperiode,
ook binnen een redelijke termijn aan de opdracht van klager voldaan. Van het drie
à vier maanden aan het lijntje houden van klager is geen sprake geweest. Voor het
verrichten van de advieswerkzaamheden zoals verweerder met klager was overeengekomen,
is klager de eigen bijdrage verschuldigd, ongeacht of het advies positief of negatief
zou zijn. Terugbetaling van de eigen bijdrage aan klager door verweerder is dan ook
niet aan de orde.
4.5 Op 12 september 2023 had klager nog ruim twee weken de tijd om een andere cassatieadvocaat
te benaderen voor een second opinion. Uit het klachtdossier leidt de voorzitter af
dat klager geen andere advocaat heeft benaderd, althans dat het klager niet gelukt
is een andere advocaat te vinden, maar dat kan verweerder niet worden verweten. Verweerder
was ook niet gehouden om namens klager bij de Hoge Raad uitstel te vragen voor het
instellen van cassatie, omdat zijn werkzaamheden voor klager met het uitbrengen van
het cassatieadvies reeds waren beëindigd. Dit heeft verweerder ook duidelijk aan klager
bericht. Daar komt nog bij dat het vrijwel onmogelijk is om de cassatietermijn, van
in dit geval drie maanden, uit te stellen, omdat de Hoge Raad de cassatietermijn strikt
toepast.
4.6 Tot slot kan de voorzitter in het klachtdossier geen enkel aanknopingspunt
vinden voor het door klager gemaakte verwijt dat verweerder hem heeft gekleineerd
en hem respectloos heeft behandeld. Uit de e-mailwisseling tussen klager en verweerder
blijkt juist dat verweerder, ondanks de forse beschuldigingen die klager heeft geuit,
correct en neutraal is gebleven in zijn communicatie met klager. Het enkele feit dat
verweerder in zijn communicatie met klager de achternaam van klager een paar keer
onjuist heeft gespeld, is niet tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar en kan niet tot de
conclusie leiden dat verweerder klager kleinerend of respectloos heeft behandeld.
4.7 Gelet op het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk
ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024.