ECLI:NL:TADRSGR:2024:204 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-271/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:204 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 21-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-271/DH/RO |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de bijstand van de eigen advocaat niet-ontvankelijk, omdat de klacht te laat is ingediend. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 oktober 2024
in de zaak 24-271/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 29 november 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/36 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 september 2024. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 24. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de e-mail met bijlagen van klager van 2 september 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager vanaf februari 2018 bijgestaan in een bestuursrechtelijk
geschil over een (voorgenomen) besluit van het College van burgemeester en wethouders
waarmee klager gelast werd om de bewoning van zijn woning te beëindigen en beëindigd
te houden. De juridische kosten zijn gedekt door klagers rechtsbijstandsverzekeraar
Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: SAR).
2.3 Op 4 november 2020 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan en het namens
klager ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.4 Op 13 november 2020 heeft verweerder aan klager bericht dat hij geen redelijke
kans van slagen zag voor hoger beroep en heeft hij klager laten weten dat hij geen
hoger beroep zal instellen. Verweerder heeft klager daarbij gewezen op de mogelijkheid
een beroep te doen op de geschillenregeling van zijn rechtsbijstandsverzekeraar en
een second opinion te vragen.
2.5 Op 30 november 2020 heeft SAR aan klager laten weten dat zij bericht hebben
ontvangen dat verweerder het dossier heeft gesloten.
2.6 Klager heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een second opinion te
krijgen. Op 31 december 2020 heeft mr. B haar second opinion aan SAR en klager gezonden.
Mr. B heeft gemotiveerd aangegeven dat hoger beroep een redelijke kans van slagen
heeft.
2.7 Op 8 april 2022 heeft klager bij het kantoor van verweerder een klacht ingediend
over verweerder. De klachtenfunctionaris van verweerders kantoor heeft op 14 april
2022 gereageerd.
2.8 Op 1 september 2022 heeft klager verweerder en de klachtenfunctionaris gevraagd
om een afspraak. Op 30 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager,
verweerder en de klachtenfunctionaris.
2.9 Op 4 oktober 2022 heeft klager een reactie gestuurd aan verweerder en de
klachtenfunctionaris. “Ik ga mij nu eerst bezig houden met vervolg maar U zult begrijpen
dat we hier nog niet klaar mee zijn. Mochten er zaken kunnen verjaren dan stuit ik
bij deze dat proces en ik behoud al mijn rechten voor.”
2.10 Op 29 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over
verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft grove fouten gemaakt door geen gebruik te maken van het overgangsrecht.
b) Verweerder heeft niet de juiste stappen gezet met betrekking tot het doen
aanvragen van de bestemming als plattelandswoning.
c) Klager is zeer ontevreden over verweerders omgangsvormen: hij kwam op klager
wel eens gehaast over en klager had het gevoel dat er niet voldoende naar hem werd
geluisterd.
d) Verweerder heeft de samenwerking op stuitende wijze beëindigd met een gebrek
aan menselijke maat.
3.2 Klager stelt dat verweerder niet de juiste handelingen heeft verricht, waardoor
klager veel extra herstelhandelingen door een andere advocaat heeft moeten laten doen.
Het ontbrak verweerder vooral aan kennis van de bestemming van de woning van klager
als plattelandswoning. Er zijn zaken blijven liggen die nu hersteld moeten worden.
Klager stelt dat verweerder hem met een 4-0 achterstand heeft laten zitten.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Hij stelt dat klager de klacht te laat heeft ingediend en daarom niet-ontvankelijk
is. Verweerder stelt dat hij klager op 13 november 2020 telefonisch heeft gesproken
en gemotiveerd heeft aangegeven dat hij geen hoger beroep zou instellen. Hij heeft
klager daarbij gewezen op de mogelijkheid van een second opinion en de beroepstermijn.
Verweerder heeft dit alles diezelfde dag per e-mail bevestigd. Op 23 november 2020
heeft klager hem bedankt en hem verzocht het dossier over te dragen aan de opvolgend
advocaat. Verweerder heeft het dossier op 25 november 2020 overgedragen en bevestigd
dat hij het dossier sluit.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Is de klacht tijdig ingediend?
5.1 Op grond van artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet wordt een klacht
niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren
na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen
nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring op grond van het bepaalde in lid
1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs
pas na het verstrijken van de driejaarstermijn bekend zijn geworden. In dat geval
verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de
gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
5.2 De klachten zien op de bijstand van verweerder vanaf 2018 tot de beëindiging
van de opdracht op 13 november 2020 en de gang van zaken rondom de beëindiging van
de opdracht. De raad is van oordeel dat de termijn op 13 november 2020, althans uiterlijk
25 november 2020 is gaan lopen. De klacht is op 29 november 2023 ingediend en daarmee
meer dan drie jaar na de bijstand en beëindiging van de opdracht. Dat is te laat.
Hoewel klager in zijn e-mail van 4 oktober 2022 heeft geschreven dat hij eventuele
verjaringstermijnen stuit, is stuiting van deze termijn niet mogelijk, nu de termijn
een vervaltermijn is en geen verjaringstermijn. Dit verweer kan klager dus niet baten.
5.3 Anders dan klager stelt, is het moment van de second opinion van 31 december
2020 niet het moment waarop de driejaarstermijn is gaan lopen. Klager had immers daarvoor
al kennisgenomen van het handelen c.q. nalaten van verweerder. Voor zover de second
opinion van 31 december 2020 het moment is dat klager bekend raakte met de gevolgen
van het handelen of nalaten, geldt dat in dit geval de uitzondering van lid 2 niet
aan de orde is. Deze uitzonderingsbepaling is alleen aan de orde als de gevolgen van
het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaarstermijn
bekend zijn geworden. De driejaarstermijn was op 31 december 2020 echter nog niet
verstreken.
5.4 Van verdere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou
kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend, is de raad niet gebleken.
Klager stelt nog dat pas naar aanleiding van de zitting van 24 augustus 2022 een aantal
feiten boven tafel is gekomen en wijst ook op het gesprek van 30 september 2022. Klager
heeft onvoldoende concreet gemaakt welke feiten boven tafel zijn gekomen en waarom
de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar is. Klager is dan ook niet-ontvankelijk
in zijn klacht.
Tot slot
5.5 Klager maakt diverse verwijten aan de klachtenfunctionaris. Die klacht ligt
in deze zaak niet ter beoordeling voor en de raad zal deze verwijten daarom buiten
beschouwing laten. De raad zal evenmin ingaan op de stellingen en vragen van klager
over de ‘netwerkadvocaat’, te weten de advocaat die optreedt voor een cliënt en wordt
betaald door de verzekeraar. De klacht over verweerder is immers niet-ontvankelijk
en dit gaat het bestek van deze klachtzaak te buiten.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A. Schaberg, D. de Knijff, M.F.H. Broekman en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 oktober 2024