ECLI:NL:TADRSGR:2024:203 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-867/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:203 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 21-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-867/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 oktober 2024
in de zaak 23-867/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 7 februari 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K003 2023
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 februari 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 7 maart 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 september 2024.
Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager stelt dat verweerder bij het aannemen van de zaak heeft gezegd dat hij alleen
zaken deed die hij won. Om die reden heeft klager voor verweerder gekozen. Klager
heeft de indruk dat verweerder niet het volledige dossier heeft bekeken, gelet op
het feit dat verweerder bij de deken heeft aangegeven dat het om een dossier van zo’n
10 cm ging. Klager meent dat het onmogelijk is dat verweerder het volledige dossier
in het weekend heeft doorgenomen. Klager stelt verder dat verweerder niet nauwkeurig
is.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad
overweegt daartoe nog als volgt.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt dat verweerder vooraf schriftelijk
aan klager heeft gemeld dat hij geen cassatieberoep zal instellen als hij geen mogelijkheden
voor een succesvol cassatieberoep ziet. De raad kan niet vaststellen dat verweerder
heeft gezegd dat hij ‘de zaak zou winnen’ zoals klager stelt. Evenmin is gebleken
dat verweerder niet het volledige dossier heeft bekeken. Bovendien bevreemdt dit klachtonderdeel,
nu klager immers zelf het dossier eerst op 28 oktober 2022 aan verweerder ter beschikking
heeft gesteld terwijl hij wist dat de termijn voor cassatie op 2 november 2022 zou
verlopen en het advies dus voor die tijd gereed diende te zijn.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b) is de raad met de voorzitter van oordeel
dat het duidelijker was geweest als op de factuur was vermeld dat het genoemde bedrag
al was voldaan c.q. dat het reeds betaalde voorschot daarop in mindering werd gebracht.
De manier van facturering is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft
ook niet gepoogd om de factuur – in aanvulling op de reeds betaalde bedragen – te
innen.
4.5 De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond bevonden. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de
klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A. Schaberg, D. de Knijff, M.F.H. Broekman en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 oktober 2024