ECLI:NL:TADRSGR:2024:200 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-314/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:200 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-11-2024 |
Datum publicatie: | 21-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-314/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet komen vast te staan dat verweerder onbereikbaar is geweest voor klaagster of ter zitting onvoldoende voorbereid was. Verweerder heeft weersproken onbetamelijk te hebben gereageerd op klaagsters klacht en dat hij de kantoorklachtenregeling niet zou hebben uitgevoerd. Klacht in zoverre ongegrond. Klacht over de communicatie en het indienen van stukken zonder deze vooraf aan klaagster voor te leggen is wel gegrond. Verweerder heeft klaagster slechts enkele malen betrokken bij de procedure. Zo is er nauwelijks gebleken van contacten met klaagster waarin haar zaak is besproken, zoals zou kunnen blijken uit stukken waarin is vastgelegd welke bewijsmiddelen er waren of welke strategie gehanteerd zou worden. Ook heeft verweerder zijn (proces)stukken slechts enkele keren in concept voorgelegd en is hij overgegaan tot indiening daarvan zonder wetenschap, laat staan akkoord van klaagster. Ook heeft verweerder hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis zonder uitdrukkelijke toestemming van klaagster. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 november 2024
in de zaak 24-314/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 3 mei 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/42 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 september 2024. Klaagster
heeft digitaal deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft fysiek deelgenomen aan
de zitting.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 64. Ook heef de raad kennisgenomen
van de nagekomen stukken van verweerder van 22 mei 2024 en 6 september 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich in de eerste helft van 2022 tot verweerder gewend voor
juridische bijstand in een zaak tegen een klusjesman die een cinewall en spotjes in
haar woning heeft geplaatst en schade heeft veroorzaakt. Ook zou de klusjesman de
slijptol van klaagster hebben gestolen.
2.3 Er is vervolgens onderzoek gedaan naar de adresgegevens van de klusjesman,
omdat klaagster daarmee niet bekend was en er geen KvK-inschrijving was. Nadat de
adresgegevens zijn achterhaald, heeft verweerder de klusjesman op 16 juni 2022 in
gebreke gesteld.
2.4 Op 22 juli 2022 heeft verweerder de dagvaarding aan de deurwaarder verzonden.
2.5 In augustus 2022 heeft klaagster diverse keren gebeld naar verweerder. Verweerder
was op dat moment op vakantie. Verweerder heeft klaagster na zijn vakantie teruggebeld.
2.6 Op 15 augustus 2022 is de dagvaarding betekend door de deurwaarder. Verweerder
heeft dit op 16 augustus 2022 aan klaagster gemeld.
2.7 Op 8 september 2022 heeft een zitting plaatsgevonden.
2.8 Op enig moment heeft verweerder namens klaagster een akte vermeerdering van
eis ingediend, waarop op 24 oktober 2022 door de wederpartij is gereageerd.
2.9 Op 23 november 2022 heeft de rechtbank een uitnodiging verzonden voor een
comparitie van partijen op 31 maart 2023.
2.10 Op 27 maart 2023 hebben klaagster en verweerder een bespreking gehad. Klaagster
heeft foto’s aangeleverd bij verweerder. Diezelfde dag zijn er stukken bij de rechtbank
ingediend. De stukken zijn, hoewel zij zijn ingediend na verloop van de voor indiening
van stukken geldende tiendagentermijn, door de kantonrechter geaccepteerd.
2.11 Op 30 maart 2023 heeft verweerder een conceptpleitnota voorgelegd aan klaagster.
2.12 Op 31 maart 2023 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
2.13 Op 2 mei 2023 heeft verweerder een akte vermeerdering van eis ingediend
bij de rechtbank voor de rolzitting van 3 mei 2023.
2.14 Op 3 mei 2023 heeft de advocaat van de wederpartij mondeling verweer gevoerd
tegen de vermeerdering van de eis. De zaak is door de kantonrechter verwezen naar
de zitting van 2 juni 2023 voor vonnis.
2.15 Diezelfde dag heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2.16 Op 4 mei 2023 heeft verweerder de akte vermeerdering van eis, gedateerd
2 mei 2023, toegezonden aan klaagster zoals die bij de rechtbank was ingediend.
2.17 Op 16 mei 2023 heeft verweerder een reactie van de wederpartij op de vermeerdering
van de eis doorgezonden aan klaagster. Daarbij schreef verweerder:
“[…] De wederpartij is, mede gelet op de vermeerdering en de aanvullende eerder
genoemde schade posten niet meer bereid om te praten. Naar mijn idee is een schikkingsvoorstel
alleen kansrijk als u zich beperkt tot vergoeding schade geleden door de verkeerde
elektronische aanleg van de verlichting in de gang. U hebt aangegeven ook schade geleden
door de verkeerde aanleg van de Cinewall vergoed te willen hebben. Dit is gelet op
de slechte elektronische constructie van de wall ook goed te begrijpen. Probleem is
echter dat er veel tijd heeft gezeten tussen de aanleg van de wall en het instellen
van de vordering. De rechtbank stemt niet in met een aanvullend pleidooi of reactie
van deze kant. Wanneer u dat wilt kunnen wij ondanks dat u een klachtprocedure tegen
mij bij de Deken van Advocaten hebt opgestart, de reactie van de wederpartij telefonisch
doornemen. […]”
2.18 Op 20 mei 2023 schreef klaagster aan de deken:
“Bij deze wil ik u laten weten dat [verweerder] op zaterdag 20 Mei in de avond stukken
in mijn brievenbus heeft gestopt!
Meneer moest op 3 Mei schriftelijke stukken indienen bij de rechtbank en heeft niet
met mij overlegt wat Meneer heeft ingediend! Normaal hoort een advocaat dit eerst
met zijn cliënt te bespreken, maar dit gebeurde weer niet en heb ik de inhoudt pas
ontvangen op de dag dat u Meneer heeft aangeschreven. Het was vrij direct jullie hem
benaderde dat er een klacht tegen hem is ingediend! En ik zijn mail kort erna ontving!
Ik heb het recht op inzage op het moment een advocaat iets stuurt, zodat ik hier
akkoord mee gaat!
Ook vind ik het vreemd dat ik op 20 Mei in de avond ineens een envelop op mijn deurmat
hoor vallen. Sinds wanneer komt een advocaat langs?
De brief is van 16 Mei 2023, maar word in de avond in de bus gegooid in een blanco
envelop.
Door deze meneer verlies ik mijn rechtzaak en ben er doodziek van geworden! Ik heb
al die weken niks van meneer vernomen totaal niks en nu krijg ik dit.”
2.19 Op 26 juni 2023 heeft verweerder aan de rechtbank verzocht om een reactie
te mogen geven op door de wederpartij ingediende stukken. Verweerder heeft het verzoek
diezelfde dag aan klaagster en de deken doorgezonden.
2.20 Op 27 juni 2023 heeft klaagster aan de deken geschreven:
“Naar aanleiding van het schrijven d.d. 26 juni 2023 wil ik kort reageren. Wederom
komt deze informatie als een verrassing. Bij mij was niet bekend dat er op 28 juni
2023 (morgen) een rolzitting zal plaatsvinden. [Verweerder] heeft dit met zijn schrijven
d.d. 26 juni 203 voor het eerst aan mij medegedeeld. Dit is onacceptabel.”
2.21 Op 28 juni 2023 heeft de advocaat van de wederpartij mondeling verweer gevoerd.
2.22 Op 29 juni 2023 heeft de kantonrechter medegedeeld dat de uitspraakdatum
is bepaald en dat er geen stukken meer konden worden opgestuurd.
2.23 Op 14 juli 2023 heeft de kantonrechter het verzoek van 26 juni 2023 om een
aanvullende reactie te mogen geven afgewezen. Klaagster is wel in de gelegenheid gesteld
om uitsluitend op een viertal nieuwe producties te reageren.
2.24 Op 16 juli 2023 heeft verweerder daarop aan de deken geschreven:
“Voor alle duidelijkheid in mijn brief aan u van 5 juni 2023 , waarvan [klaagster]
een afschrift zal hebben ontvangen, is uitdrukkelijk vermeld dat de wederpartij een
nader uitstel voor een aanvullende reactie tot 28 juni 2023 had ontvangen. Zoals gemeld
heb ik op 26 juni 2023 om een aanvullende schriftelijk pleidooi gevraagd. Het verzoek
was tijdig ingediend maar net als een eerder verzoek afgewezen. […] Ook op de met
een brief onderbouwde kritiek van het erkende klussen bedrijf op het door [de wederpartij]
te dicht op elkaar plaatsen van de spotjes in de gang is van de wederpartij in de
nieuwe conclusie van 28 juni 2023 geen adequate reactie gekomen. Dit maakt dat een
nieuwe schriftelijke ronde cliënte mogelijk in een nadeligere positie had kunnen brengen
en niets meer aan de zaak zou hebben toegevoegd.”
2.25 Op 23 juli 2023 heeft verweerder aan de deken geschreven:
“De akte van antwoord moet zoals u in de rolbeslissing kan lezen voor de rolzitting
van 23 augustus 2023 in het geding worden gebracht. Een nieuwe akte biedt de mogelijkheid
om de belangrijkste punten nog eens aan te stippen en het eerder reeds gevoerde verweer
dat de vermeende factuur geen aankoop bon is maar een bon voor afgifte van een pandhuis
nog eens toe lichten. Mijn voorstel is nu dat ik de komende week de akte met het aanvullend
Conclusie/ Akte aan u en [klaagster] toezend. [Klaagster] heeft dan nog tot 17 augustus
2023 de tijd aanvullingen op de tekst te geven waarna ik voor inzending naar het kantongerecht
zorg zal dragen.
Kunt u deze brief met bijlage doorzenden aan [klaagster].
Zou u mij aan het begin van de komende week kunnen berichten of u met dit voorstel
kunt instemmen.”
2.26 Op 28 juli 2023 heeft verweerder aan klaagster geschreven:
“Hierbij doe ik u de rolbeslissing van de kantonrechter in uw zaak tegen de [wederpartij]
toekomen. U hebt deze rolbeslissing eerder deze week ook reeds via het bureau van
de Orde van Advocaten toegezonden gekregen. De Deken van de Orde van Advocaten heeft
ons beide laten weten dat er thans twee mogelijkheden zijn: Of u laat zoals ik heb
voorgesteld een concept voor de akte door mij opstellen. U kunt dan nog aanvullingen
geven. Ik zal dan de akte op 16 of 17 augustus 2023 aan de kantonrechter toezenden.
De akte is dan tijdig voor de rolzitting van 23 augustus 2023 door het kantongerecht
ontvangen. of u kiest een andere advocaat die het dossier van mij overneemt. Deze
advocaat kan dan voor u de laatste akte opstellen en voor de rolzitting van 23 augustus
2023 te 14.30 uur bij het kantongerecht indienen. Graag zou ik uiterlijk volgende
week vrijdag van u vernemen. Mocht u er voor kiezen om de zaak door een andere advocaat
te laten afhandelen dan zal ik aan hem of haar het dossier toezenden. Kiest er voor
dat ik de akte opstel dan krijgt u de concept akte voor 10 augustus 2023 toegestuurd.
U kunt dan nog schriftelijk of telefonisch/mondeling aanpassingen doorgeven tot en
met 15 augustus 2023. Ik zal dan op 16 of 17 augustus 2023 de akte bij het kantongerecht
indienen.”
2.27 Op 1 augustus 2023 schreef de deken aan klaagster en verweerder:
“[Klaagster] merkt in haar e-mail aan mij van 1 augustus 2023 (bijlage) het navolgende
op: 'Ik wil de stukken van de tegenpartij en alles wat er is ingediend door [verweerder]
op kort termijn binnen 4 dagen ontvangen met de post, zodat er inhoudelijk naar gekeken
kan worden en ik er op kan reageren! Ik heb recht op een volledig dossier!'
Als dit betekent dat [klaagster] nog voldoende vertrouwen heeft in [verweerder]
om te komen tot de indiening van een akte, dat lijkt het mij dat [verweerder] er verstandig
aan doet, [klaagster] de gevraagde gegevens te verstrekken en zo tijdig mogelijk een
concept akte op te stellen om tot een goede afstemming te komen.
Als het bericht van [klaagster] inhoudt dat zij het complete dossier wil ontvangen
om een andere advocaat in te schakelen, dan is dat uiteraard ook een optie.
Ik verzoek [klaagster] om [verweerder] direct – zonder mijn tussenkomst – te informeren
wat haar keuze is. In het kader van de klachtprocedure kan ik u beiden geen hulp en
advies bieden omtrent de te maken keuzes over voortzetting van de rechtsbijstand door
[verweerder] of niet.”
2.28 Op 3 augustus 2023 heeft verweerder het procesdossier verzonden aan klaagster.
2.29 Op 4 augustus 2023 schreef verweerder aan de deken, met klaagster in de
cc:
“Hierbij doe ik u de aanbiedingsbrief toekomen waarbij de processtukken in haar
zaak tegen de [wederpartij] aan [klaagster] zijn toegezonden. De stukken zijn gisterenavond
bij TNT post aangeleverd en om erger te voorkomen vandaag ook per koerier afgeleverd.
Graag verneem ik uiterlijk volgende week vrijdag van [klaagster] of ik een nadere
akte kan insturen of dat zij de zaak overdraagt aan een andere advocaat. Ik zal een
concept voor een akte aan staande maandag aan haar toesturen.”
2.30 Op 7 augustus 2023 schreef verweerder aan de deken, met klaagster in de
cc:
“Hierbij doe ik u het concept voor de Akte toekomen welke op verzoek van [klaagster]
met haar opmerkingen voor 23 augustus 2023 bij het kantongerecht kan worden ingediend.
Graag verneem ik voor het eind van deze week of zij de akte door mij wil laten indienen
of dat zij een andere advocaat heeft gevonden die de zaal wil overnemen. Mocht zij
voor de eerste optie kiezen dan kan ik haar opmerkingen nog verwerken en medio volgende
week tot indiening van de akte over gaan.”
2.31 Op 16 augustus 2023 schreef klaagster aan de deken, zonder verweerder in
de adressering:
“Aan u [verweerder], vraag ik mijn bovenstaande punten mee te nemen dan wel aan
te geven of deze punten in mijn voordeel zijn. Ik ben namelijk van mening dat uw schrijven
niet volledig is.”
Klaagster heeft daarbij een document bijgevoegd met haar opmerkingen op het concept.
2.32 Op 17 augustus 2023 heeft verweerder een akte ingediend namens klaagster.
2.33 Op 21 augustus 2023 schreef klaagster aan verweerder en de deken:
“Hierbij mail ik u weer mijn reactie van woensdag 16 Augustus 2023! Gezien ik geen
reactie heb ontvangen!”
2.34 Op 22 augustus 2023 heeft verweerder de brief van klaagster ingediend.
2.35 Op 23 augustus 2023 schreef verweerder aan de deken:
“[Klaagster] heeft gisteren contact met mij gehad. Wij hebben haar brief ingelast
in de reeds eind vorige week ingediende akte en binnen de termijn aan het kantongerecht
en de wederpartij gezonden.”
2.36 Op 30 augustus 2023 heeft verweerder de op 17 augustus 2023 en 22 augustus
2023 ingediende stukken doorgezonden aan de deken, met klaagster in de cc. Als bijlagen
zijn de stukken van 17 augustus 2023 en 22 augustus 2023 meegezonden, samen met een
processtuk voor een andere cliënt van verweerder.
2.37 Diezelfde dag schreef klaagster aan verweerder:
“Ik zie dat u stukken van een andere cliënt naar mij toe heeft gemaild. Verder zie
ik u begeleidende brief niet die u met mijn stukken heb ingediend bij de rechtbank!
Zou u dit even willen toelichten, want u heeft het concept naar de rechter gestuurd
terwijl ik u heb gemaild?!”
2.38 Daarop reageerde verweerder:
“Naar aanleiding van het bericht van [klaagster] van vanmiddag als reactie op mijn
bericht van eerder vanmiddag kan ik u melden dat de begeleidende brief van ons kantoor
bij de nagekomen brief van [klaagster] als eerste bladzijde bij het stuk 30.08.23[klaagster]aanvakte
is gevoegd. De derde bijlage bij mijn mailbericht moet als niet verzonden worden beschouwd.
Ik verzoek u deze bijlage te vernietigen. In plaats daarvan had de brief van het kantongerecht
toegestuurd moeten worden. Deze bijlage is hierbij alsnog bijgevoegd.”
2.39 Op 7 september 2023 schreef verweerder aan de deken:
“Hierbij dank ik de Deken voor zijn duidelijke bericht van gisterenmiddag. Ik heb
over de pijnpunten van [klaagster] nagedacht. De druk zou mogelijk kunnen worden weggenomen
door bijgaande brief aan de kantonrechter na te sturen. Zou u beiden mij liefst voor
morgen het eind van de dag kunnen berichten of u zich in de inhoud van de brief kan
vinden. Bij instemming kan ik voor verzending van de brief zorgdragen.”
Daarbij heeft verweerder een conceptbrief bijgevoegd, waarin het volgende is opgenomen:
“Zoals u wellicht bekend is heeft [klaagster] eerder in deze procedure een klacht
ingediend bij de Orde van Advocaten. Bij de voorbereiding van de zaak voor de rolzitting
van 23 augustus 2023 is sprake geweest van een misverstand. [Klaagster] verkeerde
in de veronderstelling dat de op 16 augustus 2023 door haar aan de Orde van Advocaten
toegezonden aanvullingen op de door mij eerder op gestelde akte per omgaande aan mij
zou worden toegestuurd.
Ik heb de tekst van de aanvulling echter pas op de dag van het aflopen van de termijn
indiening stukken ontvangen. De akte is daarom niet aan de hand van de aanvullingen
aangepast maar de brief met aanvullingen is met begeleidend schrijven nagezonden.
Het verzoek is om deze gang van zaken niet voor cliënte nadelig van invloed te laten
zijn op de beoordeling van de zaak.”
2.40 Op 11 september 2023 heeft de deken laten weten dat de beantwoording van
de e-mail van 7 september 2023 niet aan hem is, maar aan klaagster.
2.41 Op 12 september 2023 schreef verweerder aan klaagster:
“Naar aanleiding van het concept voor een aanvullende brief aan de kantonrechter
van vorige week en de reactie van de Deken […]van gisterenochtend, is het advies om
de brief morgen te verzenden. Kunt u mij laten weten of u met tekst kunt instemmen.
Wanneer u dat op prijs stelt kunnen wij morgenochtend nog even telefonisch contact
hebben. Zal ik u morgen om 11.00 uur bellen? Een afschrift van dit bericht zend ik
aan het bureau van de Orde van Advocaten.”
2.42 Diezelfde dag reageerde klaagster:
“Eigenlijk wilde ik hier niet eens op reageren en vooral niet rond dit tijdstip…
maar om te voorkomen dat u weer zonder mijn toestemming uw brief naar de rechtbank
wilt sturen. Wil ik u laten weten dat ik hier niet in mee stem! Ik vraag me werkelijk
af wat de toegevoegde waarde hiervan is en buiten dat vraag ik mij ook af waarom u
uw vraag bij de orde neerlegt? Volgens mijn is dit toch echt aan mij en niet aan de
orde… Bij deze vraag ik u vriendelijk om dit te respecteren..”
2.43 Op 22 september 2023 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Verweerder
heeft hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis. Verweerder heeft een toevoeging
aangevraagd voor het instellen van het hoger beroep. De aanvraag is afgewezen.
2.44 Op 27 september 2023 schreef verweerder aan de deken, met klaagster in de
cc:
“Hierbij doe ik u de tussenuitspraak van de kantonrechter van 22 september 2023
toekomen zoals ik deze eerder deze week mag ontvangen. De kantonrechter geeft [klaagster]
de gelegenheid om voor de zitting van woensdag 18 oktober 2023 te 14.30 uur bewijs
te leveren van feiten en omstandigheden […] Ik zal wanneer [klaagster] daarmee instemt
aan staande vrijdag contact met [klaagster] zoeken om een afspraak te maken om volgende
week telefonisch de wijze waarop bewijs kan worden geleverd te bespreken. […]
2.45 Op 28 september 2023 schreef klaagster aan verweerder:
“Naar aanleiding van uw e-mail en de tussenuitspraak het volgende. […] Allereerst
is het aan u om op de uitspraak te reageren. Onbegrijpelijk is dat ik uit uw e-mail
opmerk dat u verantwoording aflegt aan het deken. Als ik het goed begrijp moet u mij
vertegenwoordigen en is uw taak om met gronden te komen. Daarnaast zal ik puntsgewijs
ingaan op de uitspraak. […]
U heeft mijn zaak te laat opgepakt en uit de aangifte blijkt dat ik al in April
2022 bij u was! Ik heb u hier al eerder op aangewezen, maar u bleef aanhouden dat
ik mij pas in Juni 2022 heb gemeld! Zie hier ook een kopie van de raad van rechtsbijstand!
Ik heb u toen ook meerdere keren gemaild en gebeld en kreeg toen ook geen reactie.
Daarnaast vind ik het zeer kwalijk dat u niet alle punten van de wederpartij heeft
ontkend, waardoor de stellingen van de andere partij vast is komen te staan. U was
heel summier in uw processtukken en dat neem ik u zeer kwalijk.
Tot slot, vind ik het echt niet kunnen dat ik nu wederom alles voor u aan het opstellen
bent.
En ik hoop ook echt dat u niets zonder mijn toestemming in gaat dienen bij de rechtbank
!! U mag gerust weten hoeveel stress ik hiervan heb!””
2.46 Op 29 september 2023 heeft verweerder aan klaagster voorgesteld schriftelijk
te reageren op een brief van klaagster en dat hij een conceptreactie richting de kantonrechter
opstelt. Klaagster heeft diezelfde dag ingestemd met het voorstel.
2.47 Op 4 oktober 2023 heeft verweerder een voorstel gedaan aan klaagster voor
het aanleveren van informatie en het opstellen van een akte.
2.48 Op 10 oktober 2023 schreef klaagster aan de deken:
“Ik zit in een lastige situatie en ik houd dit niet langer meer vol. Elke keer weer
lees ik met verbazing de e-mails van [verweerder]. Ik heb dit nog nooit van mijn leven
meegemaakt en ik ga er lichamelijk eraan onderdoor. […]
Ik ben nu weer al het werk voor [verweerder] aan het doen is. Dit terwijl hij alle
bewijsstukken, sinds de eerste dag dat ik mijn zaak bij hem had aangemeld, in zijn
bezit heeft. Hij beschikt over een heel dossier, maar vertikt het om zich in te lezen
en mij nu weer van alles vraagt. In de tussenuitspraak is ook op te merken, dat door
beperkte bewijslevering en de beperkte verdediging van [verweerder], mijn vorderingen
deels zijn afgewezen. De zaak is alleen nog te redden als er met spoed een nieuwe
advocaat bij betrokken wordt.
Als de hoofdzaak in deze procedure over de cinewall gaat en [verweerder] vervolgens
presteert om in zijn stukken naar de rechtbank cirrwall te schrijven, dan verklaart
het al heel veel. Kwalijker vind ik, dat [verweerder] nu doet voorkomen dat ik niet
alle bewijsstukken zou hebben ingediend. Alhoewel ik alle bewijsstukken heb ingediend,
vind ik het wederom kwalijk dat hij daar als gemachtigde nu pas meekomt. Als gemachtigde
zou hij toch moeten weten dat hij bewijsstukken moet toevoegen en niet nadat er deels
een uitspraak heeft plaatsgevonden.”
2.49 Op 11 oktober 2023 schreef verweerder aan klaagster:
“Ik doe u hierbij een concept voor de voor uw opgestelde akte toekomen. Kunt u mij
de gevraagde informatie als nog aanleveren? […] Op 4 oktober 2023 heb ik op uw verzoek
de in de week daarvoor door u toegestuurde vragenlijst beantwoord. Hierbij heb ik
u gevraagd om aan mij een aantal aanvullende stukken toe te sturen en de namen te
verstrekken van getuigen die u bij het kantongerecht zou hebben opgegeven om te worden
gehoord. Tot mijn spijt mocht ik geen reactie van u ontvangen en heb ik u op 9 oktober
2023 opnieuw per mail benaderd. U hebt toen aangegeven geen informatie te willen of
te kunnen verstrekken. Ik heb u toen opnieuw een lijstje gestuurd met informatie die
ik nog nodig heb voor het opstellen van de akte. Opnieuw kreeg ik geen reactie meer
van u. Mocht het voor u te zwaar zijn, wat ik uit uw recente mailbericht aan de Orde
heb begrepen, dan kan ik uitstel vragen. Ik weet alleen niet of de kantonrechter en
de wederpartij dit toestaan. […]”
2.50 Op 11 oktober 2023 heeft klaagster diverse bewijsstukken aan verweerder
toegezonden. Verweerder heeft daarop diezelfde dag gereageerd:
“U hebt mij vanmiddag twee berichten gestuurd […]. In het tweede bericht is de door
mij op gestelde dagvaarding weergegeven en de app van uw ingebrekestelling van 22
april 2022. Dank voor dit laatste bericht. Ik zal het app bericht bij de akte voegen.
In uw eerste bericht zijn volgens uw toelichting foto’s van de schade aan de tafel
gevoegd. Deze foto’s krijg ik niet geopend er volgt een IMG foutmelding. Het bericht
heeft zichzelf verwijderd. Kunt u mij de foto’s als scan toesturen of via met nieuwe
foto’s via Whatt’s app […] Verder ontvang ik nog graag foto’s de schade aan het laminaat
en de offerte voor reparatie. Ten slotte ontvang ik graag de namen van de getuigen
die u wilt oproepen. Kunt u mij morgen voor 12.00 uur berichten. Mocht ik niet van
u vernemen dan is het misschien verstandiger uitstel te vragen en dat u op zoek gaat
naar een andere advocaat.”
2.51 Klaagster heeft daarop die avond gereageerd:
“Wederom verbaast het mij dat u aan het einde van de procedure mij wederom verzoekt
de bewijsstukken op te sturen. De door u opgevraagde bewijsstukken zijn reeds in uw
bezit. Ik heb u een USBstick overhandigd met alle (duidelijke) foto’s van zowel mijn
tafels als vloer. Had u deze niet opgeslagen? Dat de foto’s niet duidelijk zijn, is
vrij logisch. U drukt de kleurenfoto’s af als zwart-wit foto’s daarom ziet u de tafel
niet goed.
Dat u uw administratie niet op orde heeft, is uw verantwoordelijkheid en is niet
aan mij te wijten. Opmerkelijk is dat ik een kopie van mijn dossier bij u heb opgevraagd,
waarbij de door u opgevraagde bewijsstukken zijn toegevoegd. Het is aan u de taak,
als ‘gemachtigde’, om uw verweer te concretiseren (aldus de tussenuitspraak) en de
rechter erop te wijzen dat de stukken reeds in haar bezit zijn. De bewijsstukken die
u zelf niet heeft toegevoegd zou u zelf moeten uitzoeken, deze stukken zijn in uw
bezit. De ingebrekestelling had ik gedurende procedure (aan het begin) naar u opgestuurd.
Deze heeft u niet toegevoegd aan de producties. Mijn vraag aan u is: heeft u uberhaupt
de bijlagen, in mijn eerdere e-mail, als reactie op uw e-mail, gezien? De bewijsstukken
heb ik wederom in de desbetreffende e-mail opgestuurd. Daarnaast is het aan u om de
rechter erop te wijzen dat zij een juridische fout heeft gemaakt in haar tussenuitspraak.
[…]
Ondanks dat ik eerder had aangegeven dat ik niet op prijs stel dat u de rechter
op de hoogte stelt van het feit dat u uw vorige concept inclusief mijn reactie op
uw concept zo over de schutting heeft gegooid naar de rechtbank, presteert u wederom
om alsnog onder punt 9 van uw concept deze tekst alsnog op te nemen. U had simpelweg
kunnen verwijzen naar de eerdere ingebrachte aanvullingen vanuit mijn kant en dat
verder kunnen toelichten. Daarentegen probeert u in processtuk uw eigen te redden.
Dat is oneerlijk en zeer kwalijk. U stelt uw eigen belang voorop, in plaats van het
belang van uw cliënte.
Volgens uw eerdere toezegging zou u vóór woensdag 4 oktober 2023 mij uw concept
doen toekomen. Op woensdag 4 oktober 2023 heb ik geen concept van u mogen ontvangen.
Vervolgens zou u voor het weekend van 7 oktober 2023 alsnog het concept toesturen.
Uiteindelijk heb ik uw concept op 11 oktober 2023 ontvangen. Kortom, uw afspraken
komt u niet na! Daarnaast is uw concept is wederom heel summier.
Tot slot, resteert mij om aan te geven dat ik opmerk dat u heel veel tijd steekt
in de lopende klacht in plaats van de procedure. Ik vind dit erg jammer, want dit
gaat ten koste van mijn zaak. Het continue uitleggen, corrigeren en het aanleveren
van reeds toegestuurde bewijsstukken is zeer slopend voor mij.”
2.52 Op 13 oktober 2023 heeft verweerder een verzoek tot het horen van getuige
gedaan en om uitstel verzocht voor het indienen van de akte op 18 oktober 2023.
2.53 Op 13 oktober 2023 schreef klaagster aan verweerder:
“De gehele procedure en voorafgaand aan de procedure bejegent u mij op een onvriendelijke
manier en dwingende/gebiedende wijze. Dit in tegenstelling tot mijn recente e-mail.
Ingebrekestelling
In uw eerdere processtukken schrijft u dat ik dan wel u, namens mij, de [wederpartij]
in gebreke heb gesteld. Het is dan ook onbegrijpelijk dat u bij een laatste mogelijkheid,
om deze zaak te redden, nu aan de rechter wilt mededelen dat ik de [wederpartij] niet
officieel in gebreke heb gesteld. Mijn vraag aan u is: wat wenst u met dit verweer
te bereiken? Mijns inziens is dit een verweer die mij de das omdoet. U gooit mij gewoon
voor de bus!! Met andere woorden, deelt u de rechter mee dat het klopt dat ik, de
[wederpartij] niet in gebreke heb gesteld en daarom geen gelijk behoor te krijgen.
U verdedigt hiermee de wederpartij, beseft u dat? Ik sta echt versteld van uw verweer.
Ik heb u notabene een bewijs gestuurd van een appverkeer tussen mij en de [wederpartij],
waaruit opgemaakt kan worden dat ik de [wederpartij] al meerdere malen heb gevraagd
om te herstellen. In plaats dat u aangeeft dat uit mijn berichten opgemaakt kan worden,
dat ik de [wederpartij] in gebreke heb gesteld, concludeert u het tegendeel. U lijkt
geen besef te hebben van uw handelingen en uw uitspraken.
Los van het bovenstaande, is het merkwaardig dat u als advocaat in uw schrijven
van 16 juni 2022 direct overgaat tot ontbinding. Daarnaast, als u van mening bent
of was, dat ik de [wederpartij] niet in gebreke heb gesteld, waarom heeft u dat niet
eerst gedaan voordat u overging tot ontbinding? Ik heb u immers benaderd om mij bij
te staan, te adviseren en het voortouw te nemen. Ik vind uw verwijten naar mij toe
(en naar de rechter omtrent mijn rol) dan ook zeer kwalijk.
Bewijsstukken
U heeft mij in het begin medegedeeld dat u niet handig bent en wist hoe u uw de
bewijslasten in een gescande map kreeg dat u niet wist hoe u bestanden kunt openen
dan wel opslaan. Ik kan en mag hiervan ook niet de dupe van worden. Daarnaast blijft
u mij continue bewijsstukken opvragen, die reeds in uw bezit zijn. Ik heb u gisteren
in de bijlagen allemaal foto’s opgestuurd van mijn tafel en vloer. U presteert gewoon
om deze bewijsstukken vandaag weer bij mij op te vragen. Geheel niet onbelangrijk
is dat ik deze e-mail naar meerdere mensen heb verzonden en zij allen de bijlagen
wel konden openen. Daarnaast om uw onwaarheden te ontkrachten, de toegestuurde ID
is NIET afgeplakt. Ik heb uw in de vorige mail de foto van de gevraagde stukken gevraagd!
De reden dat mijn brief op veel punten een herhaling is, is omdat u continue dezelfde
punten, vragen dan wel bewijsstukken bij mij opvraagt. Om een voorbeeld te geven,
in mijn eerdere e-mail van 12 oktober en 11 oktober heb ik aangegeven dat ik niet
op prijsstel dat u de rechtbank mededeelt, dat u zelf een fout heeft heeft gemaakt.
Vervolgens presteert u toch, om onder punt 9 van uw schrijven van ….wederom dit punt
toch mede te delen en om niet te vergeten doet overkomen alsof, niet u maar, ik een
fout heb gemaakt. Ik eis dat u dit uit uw concept laat! U geeft duidelijk geen gehoor
met wat ik wel en niet akkoord mee gaat. U moet daar echt mee stoppen!
Onttrekking
Uw opmerking dat u zich van de zaak zult onttrekken, is wel erg ongepast nadat ik
deze zaak door uw handelen en toedoen zal verliezen. De tussenuitspraak is al deels
in mijn nadeel. U gaat niet in op alle punten van het verweer. De rechter heeft deels
als beslist wat vast komt te staan. Ik stel u hiervoor dan ook aansprakelijk. Ik heb
door uw toedoen ernstige gezondheidsklachten gekregen, dat ik er zelf van in het ziekenhuis
ben belandt! dit is onacceptabel. Ik zal de rechter zelf ook verzoeken om mij uitstel
te verlenen. […]
Verder eis ik dat u punt 9 verwijderd! En wordt u verzocht mij voor nu met rust
te laten over stukken! ik wacht het verzoek af tot uitstel!! En ben in mijn vakantie
per mail te bereiken.”
2.54 Op 17 oktober 2023 heeft verweerder namens klaagster een nadere akte ingediend.
Daarbij schreef verweerder aan de rechtbank:
“Op mijn verzoek om uitstel van vorige week mocht ik gisterenmiddag ondanks het
verzoek daartoe nog geen duidelijke toezegging ontvangen. Veiligheidshalve doe ik
u daarom hierbij toch een akte toekomen. De gegevens betreffende de salontafel en
de Laminaatvloer zijn nog niet volledig . ik verzoek u de zaak daarom toch nog twee
weken aan te houden zodat deze gegevens nog in het geding kunnen worden gebracht.”
2.55 Op 19 oktober 2023 heeft de kantonrechter het verzoek om uitstel afgewezen
en medegedeeld dat het getuigenverhoor op 23 oktober 2023 zal plaatsvinden.
2.56 Op 29 oktober 2023 schreef verweerder aan de deken:
“Hierbij doe ik u in de zaak van [klaagster] mijn brief met de huidige stand van
zaken en een strategie voor de nabije toekomst toekomen.(29.10.23 [klaagster] X).
Verder zijn bijgevoegd de twee meest recente brieven van het kantongerecht (27.10.23
[klaagster] bijlage 1) en mijn brief aan [klaagster] van 4 oktober 2023 (27.10.23
[klaagster] bijlage 2). Ik zal de brief morgenochtend ook doorzetten naar [klaagster].”
2.57 Op 30 oktober 2023 heeft verweerder een voorstel gedaan aan de deken over
het vervolg in de zaak en heeft hij aangekondigd de zaak neer te moeten leggen als
de klacht van klaagster zou worden doorgezet naar de raad. Verweerder heeft een kopie
van de brief aan klaagster verzonden.
2.58 Op 31 oktober 2023 heeft de deken het verzoek gedaan hem uitsluitend te
berichten in het kader van de klachtprocedure en hem niet langer mee te nemen in de
onderlinge correspondentie.
2.59 Op 1 november 2023 heeft verweerder aangeboden de zaak voor klaagster te
blijven behandelen, nadat hij contact heeft gehad met de deken over de kwestie.
2.60 Op 11 december 2023 schreef verweerder aan klaagster:
“[…] Ten slotte is het bij nader inzien verstandig proforma hoger beroep in te stellen
bij het tussenvonnis van 22 september 2023. De romp van het vonnis is vrij dwingend
geformuleerd. Hoewel het dictum veel open laat lijkt mij dit risicovol. Valt de einduitspraak
straks mee dan wordt het hoger beroep weer ingetrokken. Valt de uitspraak tegen dan
wordt her hoger beroep samengevoegd met het beroep tegen de uitspraak.”
2.61 Op 20 december 2023 heeft verweerder aan klaagster geschreven:
“De rechtbank heeft op 22 september 2023 een tussenvonnis gewezen. Normaal kan tegen
een tussenvonnis hoger beroep worden gesteld wanneer er een eindvonnis bekend is.
Probleem is nu dat de kantonrechter wat vreemds gedaan heeft. Zij heeft in paragraaf
4 van het vonnis alvast een beoordeling gegeven van de feiten. Ook heeft zij op sommige
punten al een beoordeling van de feiten gegeven en deze aangeduid als beslissingen.
Dit is raar omdat de getuigenverhoren nog een ander licht op de zaak kunnen werpen.
Als wij de hoofdregel uit het procesrecht zouden hanteren en zouden wachten tot
het eindvonnis kan dit gevaarlijk zijn voor de punten beoordeeld in paragraaf 4 van
het vonnis. Ik zal daarom veiligheidshalve hoger beroep in stellen. Mocht het eindoordeel
meevallen dan kan het hoger beroep mogelijk nog worden ingetrokken. Verder is de hoger
beroepsdagvaarding summier. Wij mogen straks in een memorie van grieven uitgebreider
reageren. De wederpartij reageert dan met een Memorie Van Antwoord. Ik stuur u hierbij
de tekst van de hoger beroepsdagvaarding toe. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u
die per mail stellen. De kosten worden betaald door de Bijzondere Bijstand”
2.62 Klaagster heeft daarop diezelfde dag gereageerd:
“Zoals ik eerder had aangegeven was het voor mij allang duidelijk dat de rechter
een fout had gemaakt, alleen bent u er niet op ingegaan. Gelukkig dat iemand anders
dit wel bij u heeft opgemerkt. Verder vroeg ik me af als de getuige worden opgeroepen,
u er bij zit? Of is dat alleen met de rechter en tegenpartij? Als ik nog vragen hebt
hoort u dat van mij!”
2.63 Op 21 december 2023 heeft verweerder hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis
van 22 september 2023. Verweerder heeft klaagster nadien geadviseerd een andere advocaat
te zoeken voor het hoger beroep.
2.64 Op 5 januari 2024 heeft verweerder de kantonrechter verzocht om toestemming
voor het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 22 september 2023. Het verzoek is
door de griffie op 7 januari 2024 voorgelegd aan de kantonrechter.
2.65 Op 15 januari 2024 schreef klaagster aan de deken:
“Wat de reden is dat er hoger beroep is ingesteld, kan [verweerder] u het beste
aangeven. […] Daarentegen heb ik nimmer [verweerder] de opdracht dan wel akkoord gegeven
om hoger beroep in te stellen. Recent ontving ik een afwijzing van de Raad voor rechtsbijstand
voor de aanvraag voor een toevoeging. Ik was hier erg verbaasd over dat dit achter
mij rug om is gebeurd! […]
Verder gaf [verweerder] aan, Bij het toezenden van het mailbericht aan u. Dat hij
In de weken voor 22 december 2023 met mij per mail overleg hee gehad over het instellen
van hoger beroep tegen het vonnis van 22 september 2023?! Deze informatie klopt niet
en moet [verweerder] stoppen met onwaarheden te vertellen! Ik heb [verweerder] niet
gesproken en het feit al dat hij mij zou voorgesteld hebben dat ik zijn rechtsbijstand
niet weet te waarderen, maar op zoek moet gaan naar een ander advocaat is niet juist!
Hij heeft nimmers contact opgenomen zoals hij in de mail aangaf om het verdere verloop
van ze procedure. Ik wordt er gewoon moe van hoe [verweerder] mij steeds probeert
neer te halen met zijn onwaarheden!! […]
2.66 Op 18 januari 2024 heeft verweerder aan de rechtbank geschreven:
“De kantonrechter moet zelf toestemming geven of weigeren. Het Gerechtshof wil graag
op de rolzitting van 30 januari weten of de kantonrechter de toestemming verleend
of gelet op de nadien nog ingebrachte akte en de getuigenverhoren welke gepland staan
voor 9 februari 2024 een hoger beroep voorbarig acht. In het laatste geval kan na
het eindvonnis tegen zowel tussenvonnis als eindvonnis geappeleerd kan worden. Voor
de hand ligt dit niet omdat de kantonrechter bepaald heeft dat de getuigenverhoren
zich richten op de schade aan de goederen en minder op het al dan niet nakomen van
de overeenkomst. Graag zou ik daarom in de loop van de volgende week van de kantonrechter
vernemen.”
Daarop is namens de kantonrechter gereageerd dat er geen aanleiding wordt gezien
om toestemming te geven voor een tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis.
2.67 Verweerder heeft vervolgens aan het gerechtshof verzocht dat partijen de
eigen kosten dragen en klaagster niet in de proceskosten te veroordelen, omdat de
kantonrechter pas na de roldatum heeft gereageerd.
2.68 Op 18 maart 2024 heeft de deken zijn visie op de klacht aan partijen bekend
gemaakt. Aan klaagster is medegedeeld dat zij binnen vier weken het griffierecht dient
te betalen.
2.69 Op 16 april 2024 heeft klaagster aan de deken gevraagd of er al een uitspraak
op de klacht is gedaan door de deken. De deken heeft zijn visie diezelfde dag opnieuw
verstuurd aan klaagster.
2.70 Op 21 april 2024 heeft klaagster aan de deken kenbaar gemaakt dat zij wenst
dat de klacht wordt voorgelegd aan de raad.
2.71 Op 22 april 2024 schreef de deken aan klaagster en verweerder dat het griffierecht
niet tijdig is betaald en dat de klacht niet ter kennis wordt gebracht van de raad.
Diezelfde dag reageerde klaagster:
“Wat bedoelt u hiermee? Ik had uw e-mail niet ontvangen en het bericht kwam in mijn
spam terecht. Vandaar dat ik zelf contact heb opgenomen met de orde..en zij deze naar
mij mailde. Ben het er niet mee eens dat u de klacht niet doorzet.”
2.72 Op 23 april 2023 heeft het gerechtshof klaagster veroordeeld in de proceskosten
van in totaal € 1.220,-. Daarbij heeft het gerechtshof overwogen:
“[Klaagster] heeft verzocht om haar niet in de kosten te veroordelen. Daartoe heeft
zij het volgende aangevoerd. Aanvankelijk was volgens haar onduidelijk of het vonnis
van de kantonrechter een eindvonnis met een interlocutoir vonnis was of een tussenvonnis
waarvan alleen bij eindvonnis appel kan worden ingesteld. Uit de rolbeslissing van
het hof en de e-mail van de kantonrechter blijkt dat het vonnis een tussenvonnis is
waarvan hoger beroep tegelijk met dat van het eindvonnis kan worden ingesteld zodat
de rechtsbescherming van [klaagster] is gewaarborgd. De kantonrechter heeft duidelijkheid
geboden nadat de appeldagvaarding reeds was aangebracht terwijl het verzoek om toestemming
reeds voor de roldatum was gedaan. […] Bij gebreke van een andersluidende stelling
moet [klaagster] daarom geacht worden voldoende tijd te hebben gehad om voor 9 januari
2024 de kantonrechter om verlof te verzoeken en een beslissing daarop te verkrijgen.”
2.73 Op 26 april 2024 schreef de deken aan klaagster en verweerder:
“Artikel 46e lid 3 Advocatenwet bepaalt dat de klacht niet wordt doorgezonden naar
de Raad van Discipline indien het griffierecht niet tijdig is voldaan. Echter, gezien
de uitspraak van het Hof van Discipline van 8 september 2023 (ECLI:NL:TAHVD:2023:151)
zal ik de klacht toch doorsturen na ontvangst van het griffierecht. Ik verzoek u het
griffierecht dan wel binnen één week na heden te voldoen. Mocht ik op 3 mei 2024 het
griffierecht niet van u hebben ontvangen, zal ik uw klacht niet doorzetten naar de
Raad van Discipline en overgaan tot sluiting van mijn dossier.”
Diezelfde dag heeft klaagster het griffierecht betaald.
2.74 Op 1 mei 2024 heeft de deken het klachtdossier doorgezonden aan de raad.
2.75 Op 24 mei 2024 heeft de kantonrechter de vorderingen van klaagster afgewezen
en haar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.491,-. Verweerder heeft
de proceskosten namens klaagster voldaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerder het volgende:
a) Verweerder is onbereikbaar;
b) Verweerder is onvoorbereid op zittingen en lijkt niet op de hoogte van klaagsters
situatie;
c) Verweerder neemt pas contact met klaagster op vlak voor de zitting en doet
dit op een dwingende manier;
d) Verweerder communiceert niet of gebrekkig, bijvoorbeeld over zittingsdata;
e) Verweerders processtukken kloppen inhoudelijk niet en hij dient deze zonder
overleg met klaagster in;
f) Verweerder kan geen kritiek dulden en neemt een defensieve houding aan;
g) Verweerder neemt de klachten van klaagster op grond van de interne klachtenregeling
niet in behandeling en wordt boos op klaagster omdat zij een klacht probeerde in te
dienen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Volgens verweerder heeft klaagster het griffierecht te laat betaald en is
zij daarom niet-ontvankelijk. De raad dient daarom allereerst te beoordelen of klaagster
ontvankelijk is in haar klacht.
5.2 Zoals door het hof is overwogen, heeft artikel 46e lid 3 Advocatenwet meer
het karakter van een administratieve maatregel zonder dat daaraan de sanctie van het
verval van klachtrecht is verbonden, in die zin dat de deken bij het uitblijven van
betaling van het griffierecht bevoegd is – in uitzondering op het bepaalde in artikel
46d lid 3 Advocatenwet – om doorzending van de klacht naar de raad van discipline
achterwege te laten (HvD 8 september 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:151). Hoewel klaagster
het griffierecht aanvankelijk niet tijdig heeft voldaan, is haar een aanvullende termijn
geboden door de deken om alsnog over te gaan tot betaling. Nadat zij in tweede instantie
wel tijdig heeft betaald, heeft de deken geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid
om de doorzending achterwege te laten. De klacht is vervolgens doorgezonden naar de
raad. Klaagster kan dan worden ontvangen in haar klacht (zie ook HvD 19 februari 2024,
ECLI:NL:TAHVD:2024:85, overweging 5.11).
Inhoudelijk toetsingskader
5.3 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster.
Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich heeft gedragen als bedoeld
in artikel 46 Advocatenwet hanteert de voorzitter als uitgangspunt dat de tuchtrechter
mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover
wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met
de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan
komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De tuchtrechter toetst of verweerder
heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat
er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van
breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Klachtonderdelen a) tot en met c)
5.4 De eerste verwijten die jegens verweerder worden gemaakt, zien op zijn onbereikbaarheid
voor klaagster en zijn (tijdige) voorbereiding voor zittingen. De raad stelt op basis
van het dossier vast dat klaagster in augustus 2023 contact heeft proberen te zoeken
met verweerder, maar dat dit niet gelukt is omdat verweerder toen op vakantie was.
Dat is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Andere pogingen van klaagster
om verweerder te bereiken, zijn uit de stukken niet af te leiden. Klachtonderdeel
a) is daarom ongegrond.
5.5 Ook kan de raad niet vaststellen of verweerder onvoldoende voorbereid is
geweest ter zitting. Verweerder heeft dit ook betwist. Omdat dit klachtonderdeel verder
niet is onderbouwd, bijvoorbeeld met een proces-verbaal van de zitting, kan de raad
niet nagaan of verweerder onvoldoende voorbereid is geweest. Wel is gebleken dat verweerder
voorafgaand aan een van de zittingen een pleitnota heeft opgesteld en die heeft voorgelegd
aan klaagster. Dat toont aan dat verweerder zich wél heeft voorbereid op die zitting.
Dat dit pas de dag voorafgaand aan de zitting is gebeurd, is niet ongebruikelijk in
de praktijk. Dat verweerder voorafgaand aan een zitting contact heeft opgenomen met
klaagster, behoort tot wat van een advocaat wordt verwacht. Dat dit op een dwingende
manier zou zijn gebeurd, is door verweerder betwist. Omdat ook dit verwijt niet nader
is onderbouwd, kan dit ook niet leiden tot een gegrondverklaring van de klacht. Klachtonderdelen
b) en c) zijn daarom eveneens ongegrond.
Klachtonderdelen d) en e)
5.6 Verder wordt verweerder verweten niet (voldoende) te communiceren en stukken
in te dienen, zonder dat zij vooraf aan klaagster zijn voorgelegd. De stukken zouden
daardoor inhoudelijk niet kloppen. Verweerder heeft dit betwist. Volgens hem heeft
hij uitgebreid met klaagster overlegd en is de zaak verschillende malen besproken.
5.7 Van een advocaat wordt verwacht dat hij zijn cliënt betrekt in de (gekozen
strategie in de) procedure. Zo dienen processtukken in concept te worden voorgelegd
aan de cliënt en worden zij pas na akkoord van de cliënt ingediend. Uit het dossier,
zoals dat onder de feiten uiteen is gezet, leidt de raad af dat verweerder klaagster
slechts enkele malen heeft betrokken bij de procedure. Zo is er nauwelijks gebleken
van contacten met klaagster waarin haar zaak is besproken, zoals zou kunnen blijken
uit stukken waarin is vastgelegd welke bewijsmiddelen er waren of welke strategie
gehanteerd zou worden. Ook heeft verweerder zijn (proces)stukken slechts enkele keren
in concept voorgelegd en is hij overgegaan tot indiening daarvan zonder wetenschap,
laat staan akkoord van klaagster. Uit het dossier maakt de raad ook op dat verweerder
miskent dat hij allereerst verantwoording dient af te leggen richting zijn cliënt
en niet richting anderen, zoals de deken. Na indiening van de klacht heeft verweerder
zijn communicatie grotendeels via de deken laten lopen met klaagster slechts in de
cc. Daarbij spreekt hij haar niet aan, maar praat hij over haar tegen de deken. Het
is echter niet aan de deken om aangesproken te worden over het vervolg van de procedure,
maar aan verweerders eigen cliënt. Dat lijkt verweerder onvoldoende te onderkennen.
5.8 Illustrerend voor verweerders handelswijze is de akte van 17 augustus 2023,
die verweerder al had ingediend op het moment dat klaagster haar opmerkingen op het
(toen wel verstuurde) concept kenbaar had gemaakt. Dat hij al tot indiening was overgegaan,
was door verweerder echter niet gemeld. Vervolgens heeft verweerder de brief met opmerkingen
van klaagster een-op-een ingediend bij de rechtbank, terwijl die brief daarvoor niet
bedoeld was. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld zoals dat van een advocaat wordt
verwacht.
5.9 Ook heeft verweerder hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis zonder
uitdrukkelijke toestemming van klaagster. Uit haar reactie van 20 december 2023 maakt
de raad een dergelijke toestemming niet op. Zonder die uitdrukkelijke, ondubbelzinnige
toestemming had verweerder om verduidelijking moeten vragen over klaagsters wensen.
De raad betrekt daar ook bij dat verweerder klaagster niet heeft geïnformeerd over
de risico’s die aan het tussentijdse hoger beroep kleefden, zoals de proceskostenveroordeling
die uiteindelijk in haar nadeel is uitgevallen. Hoewel het verweerder siert dat hij
die proceskostenveroordeling heeft betaald, maakt dit zijn handelen niet minder tuchtrechtelijk
verwijtbaar. Ook had verweerder op een eerder moment toestemming van de kantonrechter
kunnen vragen voor het instellen van hoger beroep tegen het tussenvonnis, dan wel
hoger beroep kunnen instellen tegen een veel latere roldatum (of tezamen met het eindvonnis),
zodat het ontvangen van toestemming van de kantonrechter om tussentijds hoger beroep
in te stellen minder urgent was.
5.10 Voor zover verweerder zich op het standpunt zou stellen dat hij klaagster
wel voldoende heeft betrokken bij de procedure en dat zij akkoord was met de stukken
die hij heeft ingediend, geldt dat verweerder dit niet heeft onderbouwd met schriftelijke
stukken. Dat lag wel op zijn weg, gelet op gedragsregel 16 lid 2.
5.11 Klachtonderdelen d) en e) zijn gegrond.
Klachtonderdelen f) en g)
5.12 Tot slot wordt verweerder verweten onbetamelijk te hebben gereageerd op
klaagsters klacht en dat hij de kantoorklachtenregeling niet uitvoert. Verweerder
heeft dit weersproken en erop gewezen dat klaagster haar klacht bij de klachtenfunctionaris
heeft kunnen indienen, maar daarvan heeft afgezien. Gelet op deze gemotiveerde betwisting
van verweerder en omdat het klachtonderdeel verder niet is onderbouwd, kan de raad
niet vaststellen of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld op dit
onderdeel. Klachtonderdelen f) en g) zijn daarom ongegrond.
Conclusie
5.13 De raad zal klachtonderdelen d) en e) gegrond verklaren. Klachtonderdelen
a) tot en met c), f) en g) zijn ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zijn cliënte onvoldoende betrokken bij haar eigen procedure.
Verweerder heeft op eigen initiatief gehandeld, zonder de gang van zaken voorafgaand
met klaagster rustig en duidelijk te bespreken en per onderdeel op haar akkoord te
wachten. Zo heeft verweerder processtukken ingediend en rechtsmiddelen ingesteld zonder
gedegen overleg met zijn cliënte, waardoor klaagster zich in haar belangen geschaad
heeft gevoeld. Nadat over (onder meer) zijn gebrekkige communicatie een klacht was
ingediend bij de deken heeft verweerder zijn houding naar klaagster niet zichtbaar
verbeterd. Verweerder lijkt het belang van het meenemen van de cliënt in de eigen
procedure onvoldoende in te zien. Ondanks dat aan verweerder in zijn lange staat van
dienst niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, acht de raad verweerders
handelen dusdanig ernstig dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een waarschuwing.
De raad zal daarom een berisping opleggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht
van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk
is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar
rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen d) en e) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen a) tot en met c), f) en g) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in overweging 7.3.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. M.G. van Boogerd en M.F.H. Broekman, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 november 2024