ECLI:NL:TADRSGR:2024:195 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-324/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:195
Datum uitspraak: 11-11-2024
Datum publicatie: 20-11-2024
Zaaknummer(s): 24-324/DH/DH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen partner/klachtenfunctionaris voor handelen c.q. nalaten tijdens ziekte van advocaat-medewerker. Dat verweerder zijn zorgplicht als werkgever heeft geschonden is niet gebleken. Van betrokkenheid van verweerder bij klagers overige zaken is niet gebleken. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 november 2024 in de zaak 24-324/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

en

klaagster
gemachtigde: [klager]

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K042 2023 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 september 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager heeft via videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 12 (inhoudelijk) en 1 tot en met 38 (procedureel). Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 6 mei 2024 en 17 mei 2024.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klagers zijn in verschillende procedures bijgestaan en/of geadviseerd door mr. V. Het gaat om de zaken met de volgende toevoegingsnummers: a) 3LG6672, b) 3LL3116, c) 3LG6297 en d) 3LF2032.
2.3 Mr. V is op enig moment ziek geweest.
2.4 Verweerder is partner op het kantoor waar mr. V werkzaam is en treedt ook op als klachtenfunctionaris.
Zaak 1 – 3LG6672
2.5 Klagers zijn verwikkeld (geweest) in een procedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch met [C] C.V.
2.6 Op 13 september 2022 is in die procedure ambtshalve akte van niet-dienen verleend, omdat namens klagers niet binnen de daartoe geldende termijn memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep was genomen en ook geen uitstel was gevraagd. De zaak is toen verwezen naar de rol van 27 september 2022 voor beraad. Ook op die datum is geen instructie of memorie van antwoord ingediend.
2.7 Op 6 oktober 2022 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven dat de memorie van incidenteel appel niet is ingediend op 13 september 2022.
2.8 Klager heeft daarop gereageerd, waarna verweerder op 7 oktober 2022 aan klager heeft geschreven:
“U heeft helemaal gelijk. Wij zullen op de volgende roldatum er alles aan doen om alsnog een antwoord in incidenteel appel te mogen nemen. Als slot op de deur vraag ik ook om een mondelinge behandeling of pleidooi zodat uw stellingen/verweren alsnog naar voren gebracht kunnen worden.”
2.9 Op 19 oktober 2022 is namens klagers een verzoek gedaan om uitstel voor antwoordakte/akte herstel verzuim dienen, wegens ziekte.
2.10 Klagers hebben hun zaak bij een andere advocaat ondergebracht. Deze nieuwe advocaat heeft een verzoek gedaan om terug te komen op de akte niet dienen en verzocht alsnog een termijn te geven voor het indienen van de memorie van antwoord in incidenteel appel. Dit verzoek is bij arrest van 18 juli 2023 afgewezen. Het verzoek om een mondelinge behandeling te bepalen is wel toegewezen.
2.11 Op 16 januari 2024 is door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (eind)arrest gewezen.
Zaak 2 – 3LL3116
2.12 De zaak met dit toevoegingsnummer betreft een geschil met ABN-AMRO.
Zaak 3 – 3LG6297
2.13 De zaak met dit toevoegingsnummer betreft een geschil met de Banca Provado Andorra.
2.14 Mr. V heeft op 5 juli 2021 een toevoeging voor deze zaak aangevraagd. Bij besluit van 9 juli 2021 is de toevoeging verstrekt.
2.15 Op 30 mei 2022 heeft mr. V verzocht om de toevoeging in te trekken.
2.16 Op 20 november 2022 heeft klager in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
‘Hierbij neem ik de vrijheid, met het verzoek aan u, om toestemming te vragen of [mr. V] zich mag stellen bij het Europees Gerecht?”
2.17 Bij besluit van 14 maart 2023 heeft de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) het verzoek van mr. V afgewezen, omdat intrekking van de toevoeging alleen kan plaatsvinden met toestemming van klager. Die toestemming ontbrak.
2.18 Op 11 juli 2023 heeft klager aan verweerder onder meer gemaild:
“Vandaag bericht ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand, dat de toevoeging 3LG6297 op 15-09-2022 rechtsgeldig was en dat een Beroep bij het Europees Gerecht in Luxemburg, mij als rechtzoekende rechtmatig toekomt.
Op grond dat [kantoor verweerder] (…) was en/of bent u verplicht op 15-09-2022 het verzoekschrift voorzien van handtekening in te dienen.
Ik heb aan u mededeling gedaan, dat ik proforma het verzoekschrift zou indienen.
U hebt de gang naar de rechter geblokkeerd”
Zaak 4 – 3LF2032
2.19 De zaak met dit toevoegingsnummer betreft een geschil tussen klaagster en het Universitair ziekenhuis Antwerpen (UzA).
2.20 Op 29 september 2016 heeft de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen vonnis gewezen in deze zaak. Klaagster is niet ter zitting verschenen. Klaagster is veroordeeld tot betaling aan het UzA van een bedrag van € 39.249,16 euro.
2.21 Op 18 juni 2021 heeft mr. V aan klager geschreven:
“Op grond van artikel 267 VwEU kan ALLEEN een gerechtelijk college verzoeken tot het doen van een uitspraak over de uitleg van EU-recht. U kunt dat zelf niet. De rechter had dit moeten doen als er geen hogere voorziening openstond. Nu dat niet is gedaan, maar er stond wel een hogere voorziening open, kan enkel geklaagd worden naar mijn idee bij de nationale rechter en dus in België. Als dat niet tot een gewenste oplossing leidt dan zal het aan het EU Hof kunnen worden voorgelegd, maar die procedure zou ik moeten opzoeken. De eerste stap is toch een Belgische advocaat naar mijn idee. Enkel de executie vindt plaats in Nederland en vooralsnog conform de wet.
Enkel als een Belgische advocaat een ingang heeft gevonden kan in Nederland via een executiegeschil gevraagd worden om de executie te staken. Reden zou dan zijn dat geen sprake van een eerlijk proces is geweest. Dat kunnen we n wel stellen, maar is sterker als er een procedure loopt in België. Alles valt of staat naar mijn idee met een Belgische advocaat die in België een procedure start tegen het vonnis en/of de rechtbank die vonnis heeft gewezen en daarbij niet de meest elementaire beginselen van een behoorlijk proces in achtgenomen hebben.”
2.22 Op 27 mei 2022 heeft klager een e-mail aan mr. V en een kantoorgenoot gestuurd over deze zaak.
2.23 Op 3 maart 2024 heeft klager een e-mail aan verweerder en mr. V gestuurd over deze toevoegingszaak met de melding dat hij de toevoeging stuit en dat sprake is van het verzuim om een executiegeschil en/of dagvaarding aan te brengen.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Zaak 3LG6672: Verweerder heeft verzuimd om tijdig de memorie van antwoord in incidenteel appel aan te brengen bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Klager verzoekt in deze zaak om toekenning van een schadevergoeding van € 30.855,60, voor de geleden materiële en immateriële schade.
b) Zaak 3LL3116: Verweerder heeft deze zaak een jaar op de plank laten liggen. Pas na een jaar is er geadviseerd dat het geen haalbare zaak betrof en verweerder en zijn kantoorgenoten waren niet bereid de zaak door te zetten. Daarbij is ongeoorloofd het alibi vertrouwensbreuk gebruikt.
c) Zaak 3LG6297: Verweerder heeft verzuimd voor of uiterlijk op 15 september 2022 het pro formaverzoekschrift c.q. bezwaar op grond van Verordening 806/2014/EU artikel 86 aan te brengen bij het Gerecht van de Europese Unie. Verweerder is, als werkgever van mr. V, verantwoordelijk. De toevoeging is nog steeds van kracht en verweerder(s kantoor) weigert de toevoeging uit te voeren.
3.3 Klaagster verwijt verweerder het volgende.
d) Zaak 3LF2032: Het kantoor van verweerder heeft verzuimd vervolg te geven aan de toevoeging. Er is verzuimd een executiegeschil en/of een dagvaardingsprocedure te starten waarin een verklaring voor recht wordt gevorderd. Verweerder is hier, als werkgever van mr. V, verantwoordelijk voor.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Hij stelt dat klager cliënt van mr. V was. Verweerder heeft als kantooroudste en klachtenfunctionaris contact gehad met klager. Verweerder is niet verantwoordelijk voor de adviezen die mr. V heeft gegeven.
4.2 Zaak 3LG6672: Het is juist dat mr. V op 13 september 2022 heeft verzuimd een memorie van antwoord in incidenteel appel te nemen. Daarna is de zaak door het Hof verwezen naar de rol van 27 september 2022 voor beraad partijen. Mr. V heeft ook op deze datum niets gedaan. Dit is te laat door het secretariaat opgemerkt. Op de daaropvolgende rol van 25 oktober 2022 heeft het secretariaat na overleg met verweerder om een mondelinge behandeling dan wel om pleidooi verzocht zodat de omissie op die manier hersteld kon worden. De fout is gemaakt door mr. V, niet door verweerder. Verweerder heeft als klachtenfunctionaris aan klager meegedeeld dat hij, in een poging het verzuim te herstellen, desnoods pleidooi zou vragen om zijn stellingen toe te lichten. Het Hof heeft in zijn arrest van 18 juli 2023 gesteld dat klager recht heeft op een mondelinge behandeling. De opvolgend advocaat van klager kan tijdens die zitting het verzuim inhoudelijk herstellen.
4.3 Zaak 3LL3116: Deze toevoeging is afgegeven aan mr. V. Hij heeft onder die toevoeging negatief geadviseerd over een procedure tegen ABN-AMRO. Op 24 november 2022 heeft klager verweerder gevraagd om een door hemzelf opgestelde dagvaarding uit te brengen. Verweerder heeft klager daarop laten weten dat hij het niet raadzaam vond dit negatieve advies in de wind te slaan en heeft klager aangeraden een andere advocaat in te schakelen. Er heeft zich geen andere advocaat gemeld en de toevoeging is niet gedeclareerd.
4.4 Zaak 3LG6297: Klager heeft verweerder op 20 november 2022 per e-mail hierover een vraag gesteld. Verweerder heeft nimmer toegezegd een procedure voor hem bij het Europees Gerecht aan te brengen. De RvR heeft het verzoek om intrekking van de toevoeging afgewezen, omdat klager geen toestemming heeft gegeven. Een eerdere toevoeging voor hetzelfde rechtsbelang, waarop de procedure in eerste aanleg is gevoerd, is bij een steekproef ingetrokken aangezien deze procedure niet in de Nederlandse rechtssfeer lag. De vergoeding van de RvR is dientengevolge ingetrokken. De toevoeging met nummer 3LG6297 blijft dus wel in stand en de procedure is ook gevoerd, maar de toevoeging kan door mr. V niet worden gedeclareerd. Als deze wel gedeclareerd zou worden, zou ook deze vergoeding door de RvR worden ingetrokken.
4.5 Zaak 3LF2032: Ook deze toevoeging is afgegeven aan mr. V. Verweerder verwijst naar de e-mail van mr. V aan klager van 18 juni 2021. De voorgestelde overstap naar een Belgische advocaat is niet gezet. De toevoeging is niet bij de RvR gedeclareerd.
4.6 Ter zitting heeft verweerder een toelichting gegeven op de ziekte en het functioneren van mr. V. Hij heeft toegelicht dat mr. V geen aaneengesloten periode arbeidsongeschikt is geweest, maar steeds het contact met kantoor heeft gehouden. Hij is steeds bij zijn praktijk betrokken geweest en bleef zelf verantwoordelijk voor onder meer rolhandelingen. Als mr. V hulp nodig had, diende hij dat zelf te organiseren. Mr. V had een kantoorgenoot (mr. B) gevraagd om een en ander in de gaten te houden. Vanaf 5 september 2022 heeft mr. V zijn werkzaamheden hervat: in de periode waarin de memorie van antwoord moest worden genomen, was mr. V gewoon aan het werk.
4.7 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
Klacht ontvankelijk
5.1 De klacht is met name gericht tegen verweerder als partner (‘kantooroudste’) van het advocatenkantoor en betreft het handelen of nalaten van verweerder c.q. het advocatenkantoor tijdens de afwezigheid en/of ziekte van (advocaat-werknemer) mr. V. De raad stelt bij de beoordeling van deze klacht voorop dat het tuchtrecht voor advocaten ziet op de toetsing van het handelen van de individuele advocaat. Desalniettemin kan een klacht die betrekking heeft op gedrag dat alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een rechtspersoon kan worden aangerekend, worden ontvangen als te zijn gericht tegen de individuele leden van de maatschap dan wel de bestuurders van de rechtspersoon. De klacht moet dan wel tegen die individuele leden van de maatschap of de betreffende, geïndividualiseerde, bestuursleden in hun hoedanigheid van bestuurder van de rechtspersoon zijn gericht (Hof van Discipline 27 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:242). Daarvan is in dit geval sprake, omdat klager verweerder uitdrukkelijk op deze wijze heeft aangesproken. Dat klager niet alle partners/bestuurders van het kantoor heeft aangesproken, maakt dat niet anders. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.
Toetsingskader
5.2 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid, zoals in dit geval als partner/bestuurder en klachtenfunctionaris van een advocatenkantoor, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich in die andere hoedanigheid gedraagt op een wijze waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat zal in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kunnen worden.
Klachtonderdeel a)
5.3 De raad overweegt dat klager in deze zaak werd bijgestaan door mr. V. Duidelijk is dat in september 2022 geen memorie van antwoord in incidenteel appel is ingediend bij het gerechtshof, terwijl daar op 13 september 2022 de gelegenheid voor was. Klager stelt dat mr. V ziek was en dat verweerder had moeten zorgen voor adequate vervanging/waarneming. Klager heeft daarover in oktober 2022 ook contact gehad met verweerder (als klachtenfunctionaris), waarna op 19 oktober 2022 namens klagers is verzocht om (nader) uitstel.
5.4 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat mr. V vanaf 5 september 2022 aan het werk was en in ieder geval deze zaak van klager weer behandelde. In de periode daarvoor trad mr. B op als vervanger van mr. V.
5.5 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder afdoende gesteld dat mr. V in september 2022, de periode waarin de memorie van antwoord in incidenteel appel diende te worden genomen, aan het werk was. Mr. B nam kennelijk een periode waar voor mr. V, maar mr. V was na een periode van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vanaf 5 september 2022 weer aan het werk. In die periode zijn fouten gemaakt, gezien het feit dat de memorie van antwoord niet is genomen. Naar het oordeel van de raad valt verweerder hierin geen verwijt te maken, omdat dit de verantwoordelijkheid van de behandelend advocaat is. Dat verweerder zijn zorgplicht als werkgever heeft geschonden, is de raad niet gebleken. De klacht is daarom ongegrond.
5.6 Klager verzoekt om schadevergoeding in verband met deze zaak. Nu de raad de klacht ongegrond verklaart, is er geen ruimte voor toekenning van een schadevergoeding, afgezien van het feit dat de mogelijkheden voor toekenning van een schadevergoedingsvordering in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt is.
Klachtonderdeel b)
5.7 Het verwijt is dat verweerder deze zaak lang op de plank heeft laten liggen en dat pas na een jaar is geadviseerd dat het geen haalbare zaak betrof. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat deze zaak door mr. V werd behandeld en dat die negatief heeft geadviseerd over de procedure. De raad kan niet vaststellen dat verweerder inhoudelijk betrokken is geweest bij dit dossier. Verweerder heeft enkel geweigerd een door klager zelf opgestelde dagvaarding uit te brengen. Dat is niet klachtwaardig. Dat er in dit dossier fouten zijn gemaakt doordat niet is gezorgd voor adequate waarneming, is de raad niet gebleken.
5.8 Uit de dekenvisie van 26 januari 2024 blijkt dat verweerder op 2 december 2022 aan klager heeft bericht dat sprake is van een zodanige vertrouwensbreuk tussen klager en het kantoor dat verweerder het niet raadzaam vindt om nieuwe procedures te starten. Dit kennelijk naar aanleiding van onder meer een eerdere klacht van klager tegen verweerder. Van het ongeoorloofd gebruiken van het ‘alibi’ vertrouwensbreuk, zoals klager stelt, is niet gebleken.
5.9 Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.10 Ook voor deze zaken geldt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat hij klager niet heeft bijgestaan. Uit de stukken blijkt dat de beide toevoegingen op naam van mr. V staan. Van betrokkenheid bij deze twee zaken van verweerder is de raad niet gebleken. Klager heeft verweerder wel een vraag gesteld over zaak 3LG6297, maar verweerder stelt dat hij nimmer heeft toegezegd een procedure voor klager te starten. Dat verweerder geen procedure is gestart c.q. geen dagvaarding heeft aangebracht in deze zaken, is dan ook niet klachtwaardig.
5.11 Dat er in deze dossiers fouten zijn gemaakt doordat niet is gezorgd voor adequate waarneming, is de raad niet gebleken. Mr. V was (in zaak 3LG6297) kennelijk niet bereid klager bij te staan in een (nieuwe) procedure en was daarom ook niet bereid een processtuk in te dienen. In zaak 3LF2032 heeft mr. V heeft geadviseerd een Belgische advocaat in te schakelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder in deze dossiers is de raad dan ook niet gebleken. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A. Schaberg, D.M. de Knijff, M.F.H. Broekman en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 11 november 2024