ECLI:NL:TADRSGR:2024:193 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-444/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:193 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-11-2024 |
Datum publicatie: | 20-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-444/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft opgetreden als advocaat van de man. Het is op zichzelf niet ontoelaatbaar om zowel klaagster als de man aan te horen op haar kantoor. Het is immers toegestaan om met de wederpartij in gesprek te gaan, wanneer deze op dat moment niet wordt bijgestaan door een advocaat. Wel was het verstandiger/beter geweest om klaagster geheel niet te woord te staan tijdens een bespreking. Niet gebleken dat verweerster vertrouwelijke informatie over klaagster heeft aangehoord. Klaagster is niet daadwerkelijk in haar belangen geschaad. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 november 2024
in de zaak 24-444/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 november 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 12 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K236 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 oktober 2024. Daarbij
waren klaagster en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventaris genoemde bijlagen 03 tot en met 12 (inhoudelijk) en 1 tot en met
15 (procedureel). Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van verweerster
van 23 september 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerster staat de partner van klaagster (hierna: de man) bij in een echtscheidingsprocedure.
2.3 Op 4 mei 2023 heeft verweerster op haar kantoor een bespreking met de man
gehad. Bij die afspraak is klaagster ook verschenen. Klaagster werd op dat moment
niet bijgestaan door een advocaat. Verweerster heeft klaagster op enig moment verzocht
om de kantoorruimte te verlaten, zodat verweerster verder alleen met de man kon praten.
Klaagster heeft niet deelgenomen aan de verdere bespreking.
2.4 De man heeft op 4 mei 2023 een opdrachtbevestiging ondertekend en aan verweerster
de opdracht tot dienstverlening verstrekt.
2.5 Op 10 mei 2023 heeft verweerster aan de man geschreven:
“U heeft op 4 mei (2023) een intakegesprek met mij gehad en aan mij opdracht gegeven
om namens u een procedure te starten. In de bijlage ontvangt u de opdrachtbevestiging.
Vandaag heeft u aan mij laten weten dat partijen zich inmiddels hebben verzoend. Ik
zal daarom uw zaak verder niet in behandeling nemen. Ik wacht drie maanden met het
afsluiten van uw dossier.”
2.6 Eind augustus 2023 is de echtscheidingsprocedure alsnog in gang gezet. Tot
op heden is de echtscheiding niet uitgesproken.
2.7 Op 21 november 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster geschreven:
“(…) Partijen hadden tijdens de afspraak inderdaad overeenstemming over de betaling
van € 10.000 aan uw cliënte. Dit was in het kader van andere afspraken waarbij partijen
de (over)waarde van de auto en banksaldi niet zouden verdelen. Er zijn over en weer
voorstellen gedaan, maar de afspraken zijn niet vastgelegd. Na het gesprek hebben
partijen zich verzoend.
De verzoening was van korte duur en de relatie tussen partijen is verslechterd in
die zin dat cliënt uw cliënte niet meer tegemoet wil komen. Cliënte geeft aan dat
hij uw cliënten iets meer is verschuldigd en vooral bereid was tot voldoening van
€ 10.000 omdat hij in goed overleg wilde scheiden”
2.8 Verweerster heeft zich op 6 mei 2024 onttrokken aan de echtscheidingsprocedure,
vanwege de klacht die tegen haar is ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klaagster
verwijt verweerster over vertrouwelijke informatie van klaagster te beschikken, terwijl
zij heeft opgetreden namens klaagsters (ex-)partner.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid
van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij
een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op
de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut,
maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden
zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient,
opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de
advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of
die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig
nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling
5.2 De raad stelt vast dat partijen verschillend verklaren over wat er op 4 mei
2023 is besproken. Verder verklaren partijen verschillend over de aanwezigheid van
klaagster bij dat gesprek: volgens klaagster was haar komst aangekondigd en bij verweerster
bekend, maar volgens verweerster kwam die als een verrassing.
5.3 De raad stelt verder vast dat verweerster als advocaat alleen heeft opgetreden
voor de man, en niet voor klaagster. Van een advocaat-cliëntrelatie tussen verweerster
en klaagster was geen sprake. Onder die omstandigheden was het naar het oordeel van
de raad op zichzelf niet ontoelaatbaar om klaagster en de man aan te horen op haar
kantoor. Het is immers toegestaan om met de wederpartij in gesprek te gaan, wanneer
deze op dat moment niet wordt bijgestaan door een advocaat.
5.4 Dat neemt overigens niet weg dat het verstandiger/beter was geweest om klaagster
geheel niet te woord te staan tijdens een bespreking.
5.5 De raad begrijpt dat de klacht van klaagster er met name op neerkomt dat
verweerster vertrouwelijke informatie over haar zou hebben aangehoord. Welke vertrouwelijke
informatie dat zou zijn en hoe klaagster daardoor zou zijn geschaad, heeft zij desgevraagd
niet kunnen concretiseren. Klaagster heeft enkel aangegeven dat zij geschaad had kunnen
worden als zij tijdens de bespreking een overeenkomst had getekend waarin zij akkoord
zou zijn gegaan met een bedrag van € 10.000,-. Die situatie heeft zich echter niet
voorgedaan. Er is niets getekend of vastgelegd. Klaagster is dan ook niet daadwerkelijk
in haar belangen geschaad.
5.6 De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. D.M. de Knijff, A.B. Baumgarten, J.G. Colombijn-Broersma en A.T. Bol, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 november 2024