ECLI:NL:TADRSGR:2024:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-619/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:190 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2024 |
Datum publicatie: | 20-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-619/DH/RO |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klachten over de factuur en al dan niet getroffen schikking zijn kennelijk niet-ontvankelijk. Hierover heeft de kantonrechter al geoordeeld. Klager kan deze onderwerpen daarom niet voorleggen aan de tuchtrechter. Klacht over het inschakelen van de deurwaarder en betekening op klagers oude adres kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 november 2024 in de zaak 24-619/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: [naam]
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 21 augustus 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2024/83 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 29. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van de gemachtigde van klager van 23 september 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft verweerder benaderd voor bijstand bij het (spoed) hoger beroep
in een ontruimingszaak.
1.2 Op 12 januari 2023 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven dat
het voorschot € 5.000,- (ex BTW en derdenkosten) bedraagt, tegen een uurtarief van
€ 289,-.
1.3 Na reactie van klager heeft verweerder op 16 januari 2023 het volgende aan
klager voorgesteld:
“Wel kan ik u aanbieden per direct EUR 4.000 incl. btw te betalen. Dit bedrag bestaat
uit EUR 2.890,00 ex btw aan voorschot, EUR 120,00 ex aan deurwaarderskosten en EUR
343 aan griffierecht tegen een uurtarief ad EUR 289 (ondergetekende) en EUR 205,00
voor collega [mr. Y].”
1.4 Klager is diezelfde dag akkoord met het voorstel gegaan.
1.5 Klager en zijn wederpartij hebben de zaak ter zitting geschikt.
1.6 Het dossier bevat een factuur gedateerd 1 februari 2023 voor een bedrag van
€ 3.671,75. Dit bedrag is als volgt berekend: honorarium ad € 5.924,50 (20,5 uur x
€ 289,-) minus het voorschot van € 2.890,-, plus € 637,25 BTW.
1.7 Op 15 februari 2023 heeft mr. Y op verzoek van klager een specificatie van
de factuur verstrekt. Hij heeft daarbij geschreven dat verweerder in totaal 18,35
uur aan de zaak heeft besteed en hijzelf 11 uur, waarvan slechts 2,15 uur in rekening
is gebracht. Bij de e-mail zijn twee urenoverzichten gevoegd: één met de uren van
verweerder en één met de uren van mr. Y.
1.8 Op 17 februari 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerder geschreven
dat de urenspecificatie niet strookt met de werkelijkheid en dat klager zich niet
kan verenigen met verweerders nadere vordering.
1.9 Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd en aan klager gevraagd de factuur
te vereffenen.
1.10 Op 6 maart 2023 en 13 maart 2023 heeft een medewerker van het kantoor van
verweerder een betalingsherinnering aan klager verstuurd.
1.11 In reactie daarop heeft klager op 13 maart 2023 herhaald dat de factuur
niet strookt met de werkelijke uren en dat er naar zijn mening ruim voldoende voor
de werkzaamheden is voldaan.
1.12 Op 21 maart 2023 heeft verweerder gemotiveerd op het bericht van klager
gereageerd en nogmaals aan klager gevraagd de factuur te voldoen.
1.13 Op 22 maart 2023 heeft klager weer gereageerd, waarna verweerder klager
diezelfde dag naar de klachtenregeling van het kantoor heeft verwezen en gemeld dat
hij het dossier uit handen geeft.
1.14 Op 11 april 2023 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij het
kantoor.
1.15 Op 14 april 2023 heeft de manager bedrijfsvoering de klacht als ongegrond
beoordeeld. Hij heeft klager daarbij de gelegenheid gegeven de factuur diezelfde dag
voor 17.00 uur te betalen, met de mededeling dat de factuur daarna uit handen wordt
gegeven en dat alle bijkomende kosten dan voor klagers rekening zijn.
1.16 Op 1 mei 2023 heeft een medewerker van verweerders kantoor een factuur voor
de gemaakte deurwaarderskosten aan klager verstuurd.
1.17 Op 2 mei 2023 heeft klager gereageerd en geschreven dat hij ten onrechte
wordt geconfronteerd en geïntimideerd met onheuse en voorbarige vorderingen.
1.18 Op 8 mei 2023 heeft een medewerker van het kantoor aan klager geschreven
dat voor de openstaande factuur een betalingstermijn van 14 dagen wordt gesteld en
dat de zaak daarna uit handen zal worden gegeven aan een gerechtsdeurwaarder, met
de aanzegging dat de bijkomende buitengerechtelijke incassokosten voor klagers rekening
zijn.
1.19 Na reactie van klager heeft de managing partner op 9 mei 2023 aan klager
geschreven dat de klacht klager niet ontslaat van zijn betalingsverplichting en dat
als klagers bezwaar tegen de declaratie (gedeeltelijk) gegrond blijkt, het te veel
betaalde zal worden gerestitueerd.
1.20 Na nadere reacties van klager en verweerder heeft de managing partner van
verweerders kantoor klagers klacht op 19 mei 2023 als ongegrond beoordeeld.
1.21 In oktober 2023 heeft klager contact met een ingeschakelde deurwaarder.
Op 26 oktober 2023 heeft de deurwaarder aan klager onder meer geschreven:
“In bovengenoemde zaak delen wij u mee dat het ten laste van u gewezen vonnis rechtsgeldig
aan u betekend is geworden. Blijkens informatie BRP stond u op 11 september 2023 nog
inschreven op het adres […]. Op 18 september 2023 werd u blijkens informatie BRP ingeschreven
op het adres […]. Op 25 september 2023 werd het vonnis aan u op eerstgenoemd adres
betekend, derhalve binnen de gestelde termijn van 14 dagen van een informatie BRP”
1.22 Begin november 2023 is er contact tussen klager en verweerder geweest met
betrekking tot de door verweerder ingeschakelde deurwaarder. Op 6 november 2023 heeft
klager een voorstel voor de financiële afwikkeling gedaan, te weten een eenmalige
betaling van € 1.500,-.
1.23 Verweerder heeft op 13 november 2023 laten weten dat hij het voorstel gaat
bespreken en daarbij geschreven:
“Echter, merk ik op dat uw voorstel van EUR 1.500,00 lager is dan wat u telefonisch
voorstelde (EUR 2.000). Kunt u mij daarvan de reden melden?”
1.24 Op 16 november 2023 heeft verweerder aan klager geschreven dat het voorstel
niet akkoord is, dat hij inmiddels veel kosten heeft moeten maken en dat klager moet
betalen zoals door de deurwaarder is aangegeven.
1.25 Op 18 november 2023 heeft klager aan verweerder geschreven dat naar aanleiding
van het telefonisch onderhoud het finale eindbedrag van € 2.000,- wordt overgemaakt
en dat hij ervan uitgaat dat het dossier wordt gesloten.
1.26 Op 20 november 2023 heeft verweerder geschreven dat er geen schikking is
getroffen en dat klagers voorstel niet is geaccepteerd.
1.27 Diezelfde dag heeft klager gereageerd en verweerder onder meer verzocht
hem niet meer in de kosten te doen geraken en de opdracht aan de deurwaarder te stoppen.
1.28 Verweerder heeft kort daarna gereageerd en klager nogmaals naar de deurwaarder
verwezen.
1.29 Op 21 november 2023 heeft klager in een e-mail geschreven dat er een voorstel
is gedaan, waarmee verweerder zich wel degelijk kon verenigen, waarna vervolgens het
bedrag van € 2.000,- is overgemaakt. Klager heeft gesteld dat de zaak hiermee is afgesloten
en verweerder nogmaals gevraagd de zaak te sluiten.
1.30 Op 12 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder
ingediend.
1.31 Het kantoor van verweerder heeft klager gedagvaard en betaling van het restant
van de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten en de deurwaarderskosten gevorderd.
1.32 Op 10 mei 2024 heeft de kantonrechter vonnis gewezen en klager veroordeeld
tot betaling van de gevorderde hoofdsom ad € 1.849,04 en de incassokosten ad € 509,90,
met rente. De gevorderde deurwaarderskosten zijn afgewezen. De kantonrechter heeft
in het vonnis geoordeeld dat klager en verweerder geen schikking hebben getroffen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager
verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft onterechte uren bij klager in rekening gebracht: uren voor
reistijd, alsmede uren van zijn secretaresse. Klager stelt dat verweerder heeft erkend
dat hij te veel heeft gedeclareerd.
b) Klager stelt dat de zaak was afgesloten nadat er telefonisch overeenstemming
was bereikt over een door klager te betalen finaal bedrag van € 2.000,-. Klager heeft
het afgesproken bedrag betaald, maar verweerder heeft toch een deurwaarder ingeschakeld
om bedragen te vorderen.
c) Verweerder heeft voorbarig de deurwaarder ingeschakeld om klager op kosten
te jagen. Nadat klager de deurwaarder opheldering had verschaft, werd het dossier
gesloten. Klager werd met exploten van een andere deurwaarder geïntimideerd. Deze
laatste deurwaarder heeft klager op zijn oude adres gedagvaard voor de rechter, terwijl
klager was verhuisd vanwege de ontruiming van zijn oude adres. Verweerder was hiervan
op de hoogte en heeft met de deurwaarder samengespannen om zichzelf en anderen te
verrijken en te bevoordelen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter
bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat
verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven
normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen
of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet
bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid
en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen
te nemen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Deze klachtonderdelen zien op de hoogte van verweerders factuur, de bijgevoegde
urenspecificaties en over de vraag of sprake was van een tussen klager en verweerder
getroffen schikking. Hierover heeft de kantonrechter al geoordeeld in het vonnis van
10 mei 2024. Klager kan deze onderwerpen daarom niet ook voorleggen aan de tuchtrechter.
Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Klachtonderdelen c)
4.3 Dit verwijt ziet er allereerst op dat verweerder voorbarig de deurwaarder
heeft ingeschakeld. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Tussen klager en verweerder
en zijn kantoor is uitvoerig gecorrespondeerd over de te betalen factuur en is klager
ruimschoots in de gelegenheid gesteld die te betalen. Klager is er meermaals op gewezen
dat als hij niet zou betalen, de factuur uit handen zou worden gegeven aan de deurwaarder.
Dat is uiteindelijk ook gebeurd en dat is niet klachtwaardig. Dit verwijt is dan ook
kennelijk ongegrond.
4.4 Klager verwijt verweerder verder dat hij door de deurwaarder op zijn oude
adres is gedagvaard, terwijl hij was verhuisd vanwege de ontruiming van zijn oude
adres. Klager heeft daarover contact gehad met de deurwaarder. De deurwaarder heeft
in de e-mail van 26 oktober 2023 aan klager uitgelegd hoe de betekening in zijn werk
is gegaan. De voorzitter heeft geen reden om daaraan te twijfelen en ziet daarin ook
geen klachtwaardig handelen van verweerder. Dat verweerder op de hoogte was van klagers
nieuwe adres, is door verweerder betwist en is de voorzitter niet gebleken. Ook dit
verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdelen a) en b) kennelijk niet-ontvankelijk;
- klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond;
beide met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 november 2024