ECLI:NL:TADRSGR:2024:187 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-633/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:187 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2024 |
Datum publicatie: | 05-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-633/DH/DH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een vaderschapsprocedure. Verweerder heeft niet hoeven signaleren bij de rechtbank dat het originele DNA-rapport was opgehaald, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het rapport was opgehaald. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld bij het doorsturen van de brief van de rechtbank. Ook heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld bij het aanleveren van een conceptreactie. Verweerster heeft klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de zaak en heeft duidelijk gecommuniceerd naar klaagster. Dat het uiteindelijke concept dan wat later naar klaagster wordt gestuurd dan in eerste instantie was toegezegd, is overkomelijk. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
23 oktober 2024
in de zaak 24-633/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Den Haag (hierna: de deken) van 27 augustus 2024 met kenmerk K026 2024, door de raad
ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 03 tot
en met 08 (inhoudelijk) en 1 tot en met 14 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster was verwikkeld in een vaderschapsprocedure die haar (beweerde)
halfzus aanhangig heeft gemaakt. Klaagster is aanvankelijk bijgestaan door een andere
advocaat, die namens klaagster een verweerschrift heeft ingediend. Op 13 maart 2023
en 24 mei 2023 heeft de rechtbank twee tussenbeschikkingen gewezen. In de tussenbeschikking
van 24 mei 2023 heeft de rechtbank overwogen:
“[…] Op basis van dit rapport acht de rechtbank verzoekster geslaagd in haar stelling
dat [klaagsters vader] haar verwekker is. Geconcludeerd zou dan kunnen worden dat
het verwekkerschap van [de vader] onomstotelijk is vast komen te staan, en dat het
verzoek zou kunnen worden toegewezen. Hiervoor is wel nodig dat door verzoekster het
originele DNA-rapport wordt overgelegd in plaats van een kopie. Dit is in het onderhavige
geval zeker van belang omdat [klaagster] in haar brief van 2 mei 2023, waarin zij
ook verwijst naar haar stellingen in het verweerschrift, beargumenteerd heeft aangegeven
dat ze twijfelt aan de echtheid van het DNA-rapport. De rechtbank zal verzoekster
een termijn geven om alsnog het originele DNA-rapport in te zenden. […]
1.2 Op 19 juni 2023 heeft klaagster zich tot verweerster gewend voor juridische
bijstand in de procedure. Verweerster heeft diezelfde dag een opdrachtbevestiging
gestuurd.
1.3 Op 26 juni 2023 heeft verweerster klaagster geïnformeerd over de stand van
zaken van de procedure bij de rechtbank en een conceptbericht voor de rechtbank aan
klaagster voorgelegd. Dit bericht is, na een reactie van klaagster, door verweerster
op 27 juni 2023 aan de rechtbank gestuurd. In dit bericht heeft verweerster onder
meer geschreven:
“[…]Wat cliënte betreft ligt het verzoek van verzoekster bij gebreke van een origineel
DNA-rapport voor afwijzing gereed en indien Uw Rechtbank dit onverhoopt anders zou
zien, verzoekt cliënte Uw Rechtbank voorwaardelijk ten verwere een deskundigenonderzoek
door Verilabs te geiasten, waarbij cliënte bereid is hiertoe eigen DNA-materiaal af
te staan.: […]”
1.4 Op 14 juli 2023 heeft de kantoorgenote van verweerster, bij afwezigheid van
verweerster vanwege haar vakantie in de periode van 7 tot en met 21 juli 2023, een
brief van de rechtbank van 12 juli 2023 doorgestuurd aan klaagster. Uit deze brief
volgt dat de wederpartij tot 1 november 2023 de tijd krijgt om een DNA-rapport in
te dienen, maar dat de wederpartij ook kan kiezen voor het door verweerster voorgestelde
DNA-onderzoek bij Verilabs. Ook hiervoor krijgt de wederpartij de tijd tot 1 november
2023.
1.5 Op 18 juli 2023 heeft de advocaat van de wederpartij het originele DNA-rapport
ingediend bij de rechtbank. Hierover heeft de rechtbank verweerster bij brief van
26 juli 2023 geïnformeerd.
1.6 Op 28 juli 2023 heeft de advocaat van de wederpartij de rechtbank per brief
verzocht wanneer de originele DNA-test opgehaald kan worden. In het roljournaal van
de rechtbank staat hierover het volgende vermeld:
1.7 Op 10 augustus 2023 heeft verweerster aan klaagster geschreven:
“Jullie hadden na mijn vakantie inderdaad nog een update van mij tegoed, waar ik
door drukte in de praktijk na mijn terugkeer van vakantie helaas nog niet aan was
toegekomen, waarvoor mijn excuses, en inmiddels zijn er zelfs nieuwe ontwikkelingen,
waarvan ik jullie bij deze volledig op de hoogte zal stellen. […] Mijn kantoorgenote
[naam] heeft jullie in mijn afwezigheid al de brief van de Rechtbank Den Haag van
12 juli jl. doorgestuurd […];
Vervolgens zijn er vorige week vrijdag stukken per post van de rechtbank ontvangen,
waaruit blijkt dat het originele Thaise DNA-rapport persoonlijk door [de advocaat
van de wederpartij] bij de balie van de rechtbank is gedeponeerd, waarbij van dit
rapport en het overdrachtsbewijs een kopie aan ons is toegezonden […].
Kort en goed stel ik voor dat het nu aan ons is deze documenten te bestuderen en
een inhoudelijke reactie voor te bereiden, die wij dus uiterlijk op 1 september a.s.
bij de rechtbank dienen in te dienen. Wij zullen deze stukken grondig bestuderen,
en ik neem aan dat jullie dit ook zullen doen, waarbij wij graag ook jullie bevindingen
horen. Wij hebben hier dus gelukkig nog wel even de tijd voor.
Tot slot heb ik bij deze e-mail een uitdraai van het familiejournaal gevoegd, waaruit
blijkt van nog meer berichten van [de advocaat van de wederpartij] aan de rechtbank
waarvan wij geen kopieën van hem hebben ontvangen, terwijl hij hier wel toe verplicht
is. Ik zal hem hier morgen nogmaals op aanspreken en kopieën van deze berichten bij
hem opvragen. […]”
Verweerster heeft als bijlage bij haar e-mail de brief van de rechtbank van 26 juli
2023 gevoegd.
1.8 De advocaat van de wederpartij stuurt verweerster na haar verzoek daartoe
d.d. 11 augustus 2023 alsnog zijn bericht aan de rechtbank van 28 juli 2023. Uit dit
bericht blijkt dat hij de rechtbank verzoekt zijn cliënte te laten weten wanneer zij
de originele DNA-test weer kan ophalen en op welke termijn berichtgeving is te verwachten
in de zaak.
1.9 Op 12 augustus 2023 heeft klaagster inhoudelijk gereageerd op de stukken,
waarbij zij onder meer aangeeft:
“[…] Vanwege alle bovenstaande feiten en ontwikkelingen die geen enkel vertrouwen
scheppen in de ingebrachte en opgehaalde "originele "stukken wil ik de Rechtbank met
spoed verzoeken om uitstel waarbij tevens dringend verzocht wordt om een contra-expertise
van dit zogenaamde gelegaliseerde originele DNA-onderzoek door expert op dit gebied.
[…]”
1.10 Op 15 augustus 2023 heeft klaagster aan verweerster verzocht om een reactie.
Diezelfde dag heeft verweerster voorgesteld om telefonisch nader over de zaak te spreken.
1.11 Op 16 augustus 2023 heeft klaagster gereageerd. In haar e-mail deelt zij
aan verweerster mee dat ze graag wil dat er snel een reactie wordt ingediend bij de
rechtbank en dat zij denkt dat verweerster mogelijk nog wacht op stukken van de wederpartij.
Ook zegt zij:
“dat [de advocaat van de wederpartij] de “originele” stukken gebracht en opgehaald
zou hebben bij de Centrale balie is dan ook een list, klopt niet en ook duidelijk
te zien aan de kopieën. Alsmede weer een van de redenen voor een verzoek om een contra
expertise. Graag zie ik dan jouw brief naar de Rechtbank zo spoedig mogelijk tegemoet.”
1.12 Op 22 augustus 2023 heeft klaagster aan verweerster gevraagd wanneer zij
de conceptbrief kon verwachten. Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd:
“Ik verwacht jullie in de loop van deze week te kunnen berichten, uiterlijk vrijdag.
Hierbij zal ik jullie opmerkingen meenemen, al had ik het wel prettig gevonden elkaar
even telefonisch te spreken. Ik ben overigens niet in afwachting van stukken van [de
advocaat van de wederpartij] voordat ik verder kan; het belangrijkste stuk waarop
we moeten reageren is bij de rechtbank in depot gelegd en ligt daar voor zover mij
bekend is nog; In ieder geval hebben we hier van de rechtbank een kopie van ontvangen.
Ik ga aan de slag met jullie opmerkingen en stuur jullie later deze week een concept-brief
toe.”
1.13 Op vrijdag 25 augustus 2023 heeft verweerster laten weten dat de conceptbrief
niet die dag volgt, maar de aanstaande maandag. Op maandag 28 augustus 2023 heeft
klaagster aangegeven niets te hebben vernomen en heeft zij aangedrongen op het tijdig
ontvangen van het concept, zodat zij voldoende tijd heeft om daarop commentaar te
geven. Op 29 augustus 2023 heeft verweerster laten weten het concept de volgende ochtend
aan klaagster te sturen.
1.14 Op 30 augustus 2023 om 02:02 uur heeft verweerster een conceptbrief voorgelegd
aan klaagster. Daarin is onder meer een kop “Verzoek tot gelasten Nederlands deskundigenonderzoek/contra-expertise”
opgenomen. Klaagster heeft diezelfde dag haar opmerkingen gegeven op het concept.
De brief is op 1 september 2023 aan de rechtbank verstuurd, nadat klaagster de brief
akkoord heeft bevonden.
1.15 Op 18 oktober 2023 heeft de rechtbank een beschikking gegeven met daarin
een voor klaagster negatieve uitkomst. Daarin heeft de rechtbank onder meer overwogen:
“[…] [Klaagster] merkt voorts op dat aan verzoekster een uitzonderlijk lange termijn
is gegeven om het originele exemplaar van het DNA-rapport over te leggen. […] Dat
de rechtbank tot het besluit is gekomen dat om aan verzoekster een ruimere termijn
voor het overleggen van het DNA-rapport te gunnen dan die welke aanvankelijk in de
beschikking van 24 mei 2023 was opgenomen, is slechts daarin gelegen dat -alvorens
door de rechtbank een beslissing zou worden genomen- het voor beide partijen, om proceseconomische
redenen en om vervolgprocedures te voorkomen, van belang was dat het dossier compleet
was. […]
In de beschikking van 24 mei 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat het door verzoekster
overgelegde afschrift van het DNA Fingerprints report […] op zich voldoet aan de normen
die daartoe in Nederland worden gesteld. […] Op basis van dit rapport act de rechtbank
in deze beschikking verzoekster in principe geslaagd in haar stelling dat [de vader]
haar verwekker is. […] Naar aanleiding van het daarna bij de rechtbank afgegeven origineel
van het DNA-rapport heeft verweerster aangevoerd twijfels te hebben over de authenticiteit
en de betrouwbaarheid van het overgelegde DNA-rapport. […] De rechtbank houdt het
er derhalve voor dat het hier gaat om een origineel rapport. […] De rechtbank blijft
gelet op het voorgaande van oordeel dat het door verzoekster overgelegde DNA-rapport
voldoet aan de volgens vaste jurisprudentie in Nederland te stellen eisen dat er sprake
is van een rechtsgeldige DNA-test. […]”
1.16 Op 20 oktober 2023 heeft de kantoorgenote de beschikking doorgezonden nadat
deze per post was ontvangen, met een begeleidende tekst:
“Zoals zojuist telefonisch aangekondigd, treft u hierbij de beschikking van de rechtbank
Den Haag zoals heden per post ontvangen. De uitkomst is teleurstellend. De rechtbank
heeft het vaderschap van [de vader] over [de wederpartij] vastgesteld, alsmede de
achternaamkeuze van [de wederpartij]. De rechtbank is van oordeel dat het overgelegde
originele DNA-rapport voldoet aan de volgens vaste jurisprudentie in Nederland te
stellen eisen en vindt dat er sprake Is van een rechtsgeldige DNA-test waarmee het
verwekkerschap Is komen vast te staan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding tot
gelasten van het deskundigenonderzoek bij Verilabs. […] U liet mij weten per e-mail
contact met [verweerster] op te nemen na haar terugkeer 24 oktober a.s.”
1.17 Diezelfde dag heeft klaagster gereageerd:
“Hartelijk bedankt voor uw bericht. lk heb begrepen van mijn wederhelft dat de uitkomst
niet in mijn voordeel is. Ik kan niet anders zeggen als, helaas. lk heb ook begrepen
dat ik de tijd heb (3 mmd) om in beroep te gaan. Het is een complexe zaak en er spelen
meer zaken, zaken die tijd ook helaas tijd vergen, deswege verzoek ik u vriendelijk
doch dringend de samenwerking per direct te doen beëindigingen een mij een eindafrekening
te doen toekomen.”
1.18 Op 27 oktober 2023 heeft klaagster een (interne) klacht ingediend bij verweerster.
De klacht is op 10 november 2023 besproken tussen klaagster en verweerster.
1.19 Op 15 november 2023 heeft verweerster bij de rechtbank nagevraagd of het
DNA-rapport nog bij de rechtbank in depot was en zo nee, wanneer het rapport is opgehaald.
De rechtbank heeft bevestigd dat het rapport op 14 november 2023 is opgehaald door
de advocaat van de wederpartij.
1.20 Op 4 december 2023 heeft verweerster een bericht van de griffier van de
rechtbank doorgestuurd aan klaagster, waaruit volgt dat het DNA-rapport op 8 november
2023 is opgehaald.
1.21 Op 24 januari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerster het volgende.
a) Verweerster is nalatig geweest met betrekking tot het originele Thaise DNA-rapport.
Verweerster had moeten aankaarten dat het processtuk was opgehaald, maar heeft dit
niet in de brief van 1 september 2023 benoemd. Klaagsters zaak heeft daardoor onnodige
schade opgelopen en heeft daardoor noodzakelijk hoger beroep moeten instellen;
b) Verweerster heeft ten onrechte niet om een contra-expertise ten aanzien van
de echtheid van het Thaise DNA-rapport verzocht;
c) Verweerster heeft pas op 10 augustus 2023 de ontbrekende stukken aan klaagster
doorgestuurd met onder andere de brief van de rechtbank van 26 juli 2023 met de mededeling
dat de zaak tot 1 november 2023 was aangehouden;
d) Verweerster heeft misleidende informatie gestuurd aan klaagster over het processtuk
dat nog bij de rechtbank zou liggen en de pro-forma datum van 1 november 2023;
e) Verweerster heeft de vragen en verzoeken van klaagster over de contra-expertise,
de brief van 1 september 2023 en het opgehaalde DNA-rapport niet beantwoord.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager.
Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden
met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische
kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele
standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
4.2 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen betrekt de raad de in artikel
46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a
Advocatenwet zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen als invulling van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm
wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af
van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a)
4.3 Verweerster wordt verweten niet te hebben gesignaleerd bij de rechtbank dat
het originele DNA-rapport op 28 juli 2023 is opgehaald door de wederpartij en hierover
in de procedure niets naar voren te hebben gebracht. De voorzitter volgt klaagster
niet in dat verwijt. Uit het door verweerster overgelegde bericht van de advocaat
van de wederpartij blijkt dat deze op 28 juli 2023 bij de rechtbank heeft gevraagd
wanneer zijn cliënte de originele DNA-test kon ophalen. Dit staat ook op die manier
in het roljournaal vermeld. Verweerster heeft hierover ook geen onduidelijkheid laten
bestaan nu zij in haar e-mail van 22 augustus 2023 vermeld dat voor zover haar bekend
het rapport nog in depot bij de rechtbank ligt. Er is dan ook geen enkele aanleiding
om te veronderstellen dat het rapport op 28 juli 2023 zou zijn opgehaald. Dit is pas
opgehaald op 8 november 2023, zoals door de griffier van de rechtbank is bevestigd
op 1 december 2023. De voorzitter ziet, anders dan klaagster, geen aanknopingspunten
om het bericht van de rechtbank te twijfelen. Nu anders dan klaagster stelt er geen
enkele aanleiding is te veronderstellen dat het rapport is opgehaald op 28 juli 2023,
kan verweerster ook niet worden verweten dat zij daar geen melding van heeft gemaakt
bij de rechtbank. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b) tot en met e)
4.4 Op 10 augustus 2023 stuurt verweerster de brief van de rechtbank van 26 juli
2023 aan klaagster door. Uit haar e-mail aan klaagster blijkt dat deze brief nog geen
week bij haar kantoor binnen is. Dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
omdat zij de brief eerder had moeten doorsturen, volgt de voorzitter niet. In haar
mail van 10 augustus 2023 geeft verweerster een uitleg over de brief en doet zij een
voorstel voor de verdere aanpak voor het indienen van een reactie naar de rechtbank
op uiterlijk 1 september 2023. Naar het oordeel van de voorzitter getuigt dit van
een zorgvuldige handelswijze. Ook is overigens niet gebleken dat klaagster in haar
belangen is geschaad doordat zij de brief van de rechtbank niet direct doorgestuurd
heeft gekregen.
4.5 Vervolgens duurt het tot 30 augustus 2023 om 02:02 uur tot verweerster een
concept-reactie aan klaagster mailt. De voorzitter is het met klaagster eens dat het
voor klaagster, die steeds verzoekt om spoedig handelen, prettiger was geweest als
zij dat concept eerder had gekregen. Dat maakt echter niet dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij is voor de voorzitter van belang dat verweerster
klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de zaak en duidelijk
heeft gecommuniceerd naar klaagster. Dat het uiteindelijke concept dan wat later naar
klaagster wordt gestuurd dan in eerste instantie was toegezegd, is overkomelijk. Het
verstuurde concept is zorgvuldig tot stand gekomen en komt (goeddeels) overeen met
hetgeen klaagster in haar eerdere e-mails aan verweerster heeft weergegeven. Klaagster
heeft dit concept nog kunnen bekijken en zij heeft erop gereageerd. Klachtonderdelen
b) tot en met e) zijn daarom kennelijk ongegrond.
Conclusie
4.6 Op grond van het voorgaande, zal de voorzitter de klacht in zijn geheel kennelijk
ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet,
kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.