ECLI:NL:TADRSGR:2024:184 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-176/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:184 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-10-2024 |
Datum publicatie: | 28-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-176/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de advocaat van de wederpartij in een geschil bij de kantonrechter. Een deel van de klacht is niet-ontvankelijk, vanwege een gebrek aan rechtstreeks belang. De klacht is verder ongegrond. Er is geen sprake van schending van gedragsregel 26, omdat niet vooraf vertrouwelijkheid is bedongen door de advocaat van klager. Van schending van gedragsregel 27 is evenmin sprake, omdat geen sprake is van een voorstel, maar van een onvoorwaardelijke toezegging. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 oktober 2024 in de zaak 24-176/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. W.J.L. de Clerck
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 12 juni 2023, ontvangen op 14 juni 2023, heeft klager bij de
deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken)
een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K129 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Daarbij
waren klager en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot
en met 15 (procedureel). Ook heeft de raad kennisgenomen van:
⦁ de e-mails met bijlage van klager van 1 april 2024 en 31 juli 2024;
⦁ de e-mail met bijlagen van verweerder van 3 april 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft in juli 2022 via [X] een accommodatie geboekt en betaald. Omdat
de accommodatie niet voldeed aan de verwachtingen van klager, heeft hij bij aankomst
de boeking geannuleerd en ter plekke een andere accommodatie geboekt. Klager wenste
(onder meer) terugbetaling van de voor de accommodatie betaalde prijs.
2.3 Klager is een procedure bij de kantonrechter gestart. Enerzijds is een aantal
verklaringen voor recht gevorderd, anderzijds is betaling van onder meer gemaakte
kosten, schadevergoeding en proceskosten geëist.
2.4 Op 28 mei 2023 heeft klager per e-mail aan verweerder laten weten dat hij
wordt bijgestaan door mr. G. Verweerder heeft hierop een schikkingsvoorstel gedaan
aan mr. G. Mr. G. heeft dit voorstel afgewezen, waarna verweerder mr. G. heeft bericht
dat [X] bereid was voor een hoger bedrag te schikken en hij aan mr. G. verzocht een
voorstel te doen.
2.5 Op 6 juni 2023 heeft mr. G zich bij de rechtbank gesteld als advocaat van
klager.
2.6 Op 9 juni 2023 om 10:03 uur heeft mr. G in een e-mail aan verweerder onder
meer geschreven:
“… ik zal u vanochtend een voorstel van cliënt mailen. Dit voorstel kan overigens
niet in rechte worden aangehaald en daarop kan in rechte geen beroep worden gedaan.
Er geldt derhalve vertrouwelijkheid.”
2.7 Verweerder heeft daarop gereageerd en is akkoord gegaan met vertrouwelijkheid.
Mr. G heeft vervolgens een brief van klager aan verweerder doorgestuurd.
2.8 Op 9 juni 2023 om 13.52 uur heeft verweerder vervolgens in een e-mail aan
mr. G onder meer geschreven:
“Namens [X] bevestig ik u hierbij dat [X] de bedragen zal voldoen die [klager] vordert
in de procedure, zoals genoemd in het petitum van de dagvaarding (…).
Aangehecht treft u een berekening van mijn hand van het bedrag dat [X], op basis
van de vorderingen van [klager], aan hem verschuldigd is. Deze berekening leidt tot
een bedrag van EUR 3.801,18. (…)
Ik verzoek u mij de gegevens van uw derdengeldenrekening per ommegaande toe te zenden,
na ontvangst waarvan ik, eveneens per ommegaande, voor betaling zal zorgdragen.
Het gevolg van het voorgaande is dat er geen noodzaak of belang meer is bij de procedure
en dat de zitting niet behoeft door te gaan. Ik verzoek u daarom om de kantonrechter,
met kopie aan mij, per ommegaande, maar in ieder geval direct na ontvangst van de
betaling op uw derdengeldenrekening, te informeren dat de zaak wordt ingetrokken en
dat de zitting niet behoeft door te gaan.
De toezegging vervat in dit bericht behelst geen enkele erkenning van de stellingen
of vorderingen van [klager]. De beslissingen om zijn vorderingen te voldoen vloeit
uitsluitend voort uit proceseconomische overwegingen.
Zoals volgt uit dit bericht is het geen voorstel, maar een toezegging. Zo nodig
– ik ga ervan uit dat het niet nodig zal zijn – kan en zal daarop daarom wél een beroep
worden gedaan.”
2.9 Mr. G heeft diezelfde dag om 16.52 uur gereageerd (zoals hierna opgenomen
onder 2.10).
2.10 Op 12 juni 2023 is de zaak mondeling behandeld door de kantonrechter. Klager,
zijn advocaat en verweerder waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft het woord gevoerd
aan de hand van een pleitnota. In deze pleitnota is onder meer opgenomen:
“4. Toen [mr. G] zich kortgeleden in deze zaak meldde heeft [X] verschillende pogingen
gedaan om tot een minnelijke regeling te komen. Ik kan over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen
zonder toestemming van [mr. G] geen mededelingen doen. Het leidde niet tot een oplossing.
5. [X] besloot daarom toe te zeggen dat zij de geldelijke vorderingen van eisers
geheel zou voldoen en verzocht om mededeling van het rekeningnummer van de derdengeldenrekening
van [mr. G] en intrekking van deze procedure.
6. Ik schreef daartoe afgelopen vrijdag aan [mr. G]: (…)
7. Ik probeerde [mr. G] te spreken te krijgen. Toen dat niet lukte stuurde ik hem
om 15:40 uur per Zivver het volgende bericht: (…)
8. [Mr. G] reageerde op het eerste bericht, met een vermoedelijk grotendeels door
[klager] opgesteld, bericht. Hij schreef:
e-mail [mr. G] aan [verweerder] d.d. 9 juni 2023:
---
Geachte confrère,
Dank voor uw e-mail. Inmiddels heb ik uw e-mail besproken met cliënt.
Uw cliënte heeft cliënt ertoe aangezet uw cliënte in rechte te betrekken. Cliënt
is inmiddels fors op kosten gejaagd, waarvan cliënt niets terugziet in het door u
gedane voorstel (toezegging). Het moge duidelijk dat een bedrag van 464 euro de kosten
raadsman geenszins dekt.
Voorts ziet cliënt op geen enkele wijze een van zijn vorderingen geformuleerd onder
A van het petitum terugkomen in het namens uw cliënte gedane voorstel (toezegging).
Ook al wenst uw cliënte de financiële vorderingen onder B van het petitum integraal
te voldoen, dan kan niet worden gesteld dat cliënt geen noodzaak of belang meer heeft
bij voortzetting van de procedure.
Namens cliënt zal de Kantonrechter derhalve niet worden bericht dat tot intrekking
van de procedure wordt overgegaan, nadat betaling heeft plaatsgevonden.
De inhoud van deze e-mail is vertrouwelijk en het is derhalve niet toegestaan om
ten overstaan van de rechtbank Amsterdam (kantonrechter) de inhoud van deze e-mail
(als reactie op uw eerdere mail) te benoemen. (…)
---
9. De inhoud van dit bericht heeft [X] verrast. Zij dacht met haar toezegging partijen
en de rechterlijke macht de gelegenheid te bieden met andere zaken bezig te gaan.
Dat heeft niet zo mogen zijn. Ondanks dat staat de toezegging tot betaling zoals geformuleerd
in mijn hiervoor geciteerde e-mail.
10. Uiteraard deel ik de inhoud van het bericht van [mr. G] met u, omdat dat voor
een goede rechtsbedeling noodzakelijk is. Overigens gaan de hiervoor geciteerde berichten
uitdrukkelijk niet over schikkingsonderhandelingen, maar over de ongeclausuleerde
toezegging van [X]”
2.11 Op 20 juni 2023 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld ‘inzake verzaken
geheimhoudingsplicht’.
2.12 Op 11 juli 2023 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, de vorderingen van
klager afgewezen en klager veroordeeld in de kosten van het geding. In het vonnis
is onder meer opgenomen:
“Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [X] al eerder aan [klager] c.s.
had toegezegd dat zij alle gevorderde kosten inclusief de forfaitair berekende proceskosten
van [klager] (ongeacht de uitkomst van deze procedure) zal voldoen. Tijdens de mondelinge
behandeling heeft [X] deze toezegging herhaald. Verder is onweersproken gebleven dat
(de gemachtigde van) [klager] c.s. – hoewel daarom meermaals is gevraagd – geen bankrekeningnummer
aan (de gemachtigde van) [X] heeft verschaft waarop betaling kon plaatsvinden. Om
die reden heeft betaling door [X] nog niet plaatsgevonden. Onder die omstandigheden
hebben [klager] c.s. het aan zichzelf te danken dat de gevorderde (schade)vergoeding
nog niet aan hen is betaald en hebben zij – gelet op de herhaalde toezegging van de
gemachtigde van [X] dat alsnog betaald zal worden na bekendmaking van een bankrekeningnummer
door [klager] c.s. – onvoldoende gesteld welk concreet belang zij thans nog hebben
bij (ambtshalve) beoordeling en toewijzing van de vorderingen die strekken tot betaling
van dat bedrag.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft vertrouwelijke mededelingen met de rechter gedeeld.
Klager wijst op punt 8 van verweerders pleitnota voor de zitting van 12 juni 2023,
waarin verweerder een vertrouwelijke e-mail van mr. G heeft geciteerd. Klager stelt
dat expliciet was vastgelegd dat deze communicatie privé was en niet aan de rechter
mocht worden voorgelegd. Die vertrouwelijkheid geldt niet alleen voor de inhoud van
de eerste e-mail, maar ook voor de gehele keten van vervolgcommunicatie. Verweerder
heeft zich niet aan deze vertrouwelijkheid gehouden.
b) Verweerder heeft klagers advocaat ervan beschuldigd dat hij zich niet zou
hebben opgesteld als onafhankelijk advocaat en zich volledig conformeert aan wat klager
hem zegt, opdraagt en dicteert. Dit is onwaar; mr. G. heeft in deze kwestie gehandeld
als geheel integer en onafhankelijk advocaat.
Klager wijst op punt 8 van verweerders pleitnota voor de zitting van 12 juni 2023,
waarin verweerder stelt dat mr. G reageert op een bericht met een vermoedelijk grotendeels
door klager opgesteld bericht.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Overweging vooraf
5.1 Klager heeft de klacht in zijn berichten van 1 april 2024 en 1 augustus 2024
uitgebreid met, volgens klager, klachtwaardige gedragingen van verweerder die hebben
plaatsgevonden na afronding van het onderzoek door de deken. Dit staat op gespannen
voet met artikel 46c van de Advocatenwet, waarin wordt bepaald dat klachten worden
ingediend bij de deken en dat de deken daarnaar onderzoek instelt. Omdat de aanvulling
deels pas kort voor de zitting is aangevoerd en onvoldoende onderzoek naar de aanvulling
heeft kunnen plaatsvinden, zal de aanvulling door de raad buiten beschouwing worden
gelaten. Waar in deze berichten een nadere toelichting op de al ingediende klachten
wordt gegeven, wordt deze vanzelfsprekend wel meegenomen door de raad.
Toetsingskader
5.2 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. De raad stelt voorop
dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet
onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins)
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.3 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden
gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter
toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten
vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt
per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.4 In gedragsregel 26 lid 1 is opgenomen dat een advocaat die aan een andere
advocaat mededelingen wenst te doen die hij vertrouwelijk behandeld wil zien, hij
dit verlangen duidelijk kenbaar moet maken vóór de verzending van de eerste van deze
mededelingen. In lid 3 van de gedragsregel is opgenomen dat op vertrouwelijke mededelingen
als bedoeld in het eerste lid in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het
belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg
met de advocaat van de wederpartij.
5.5 In gedragsregel 27 is opgenomen dat omtrent de inhoud van tussen advocaten
gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen,
niets mag worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.
In de toelichting bij deze gedragsregel is opgenomen dat de regel niet slaat op het
geval dat een partij onvoorwaardelijk aanbiedt te betalen wat zij erkent schuldig
zijn en dit aanbod handhaaft tijdens de procedure. Het is geboden dat hiervan melding
mag worden gemaakt, omdat daardoor bijvoorbeeld ongerechtvaardigde veroordelingen
in proceskosten kunnen worden voorkomen.
Klachtonderdeel a)
5.6 Het verwijt is dat verweerder vertrouwelijke mededelingen met de rechter
heeft gedeeld. Klager wijst daarbij op de e-mail van zijn advocaat van 9 juni 2023
die door verweerder in zijn spreeknotities is opgenomen. Hij stelt dat expliciet was
vastgelegd dat de betreffende communicatie privé was en dus niet aan de rechter mocht
worden voorgelegd.
5.7 De raad stelt vast dat klagers advocaat in de ochtend van 9 juni 2023 heeft
aangekondigd een voorstel van klager aan verweerder te zullen sturen. Klagers advocaat
heeft hierbij vermeld dat dit voorstel niet in rechte kan worden aangehaald en er
vertrouwelijkheid geldt. Verweerder is daarmee akkoord gegaan, waarna klagers advocaat
het voorstel aan verweerder heeft gestuurd. Verweerder heeft vervolgens om 13.52 uur
die dag een e-mail aan klagers advocaat gezonden met de bevestiging dat [X] de bedragen
zal voldoen die door klager in de procedure gevorderd werden. Klagers advocaat heeft
daarop gereageerd en in de laatste alinea van die e-mail vermeld dat de inhoud van
de e-mail vertrouwelijk is.
5.8 De raad constateert dat klagers advocaat in de ochtend van 9 juni 2023 een
vertrouwelijke mededeling conform gedragsregel 26 heeft gedaan. Hij heeft immers vertrouwelijkheid
bedongen ten aanzien van het voorstel van klager en pas na akkoord van verweerder
het voorstel van klager gestuurd. Verweerder heeft over dit voorstel van klager verder
ook geen inhoudelijke mededelingen gedaan.
5.9 De volgende e-mail van klagers advocaat van 9 juni 2023 betreft een reactie
op de toezegging van [X]. Dit is naar het oordeel van de raad niet aan te merken als
een vertrouwelijke mededeling waarop conform gedragsregel 26 in rechte geen beroep
kon worden gedaan. Anders dan klager stelt, werkt de, ten aanzien van de eerste e-mail
afgesproken vertrouwelijkheid voor het door klager zelf gedane voorstel, niet zonder
meer door voor deze correspondentie. Indien ten aanzien van klagers reactie op de
toezegging van [X] ook vertrouwelijkheid gewenst was, had de vertrouwelijkheid opnieuw
vooraf moeten worden bedongen, in plaats van een opmerking hierover aan het einde
van de betreffende e-mail. Van schending van gedragsregel 26 is daarom geen sprake.
5.10 Van schending van gedragsregel 27 is evenmin sprake. Naar het oordeel van
de raad heeft verweerder in zijn e-mail van 9 juni 2023 om 13:52 uur geen voorstel
gedaan, maar een onvoorwaardelijke toezegging dat [X] het betreffende (door klager
gevorderde) bedrag zal betalen. Immers, aan deze toezegging had [X] door klager gehouden
kunnen worden. Er is door verweerder niet bij vermeld dat “onder protest” of “onverschuldigd”
zou worden betaald. Verweerder heeft daarbij weliswaar verzocht de zaak in te trekken,
maar dit is niet als voorwaarde gesteld. Dat in de toezegging van verweerder enkel
is ingegaan op het financiële gedeelte van klagers vorderingen (petitum B) en niet
op de overige vorderingen (petitum A), maakt dit niet anders. Klager had desgewenst
(alleen) over petitum A kunnen doorprocederen. De klacht is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.11 Dit verwijt ziet erop dat verweerder ten onrechte de integriteit van klagers
advocaat in twijfel trekt.
5.12 De vraag die eerst moet worden beantwoord, is of klager een voldoende eigen
en rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel. Uitgangspunt is dat het in de
Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan
eenieder toekomt, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover
wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
5.13 De raad is van oordeel dat klager geen rechtstreeks belang heeft bij dit
klachtonderdeel. Het is aan klagers advocaat en niet aan klager zelf om hierover te
klagen. De door klager gestelde (mogelijke) financiële schade maakt niet dat klager
een tuchtrechtelijk rechtstreeks belang heeft. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M. van Eck en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.