ECLI:NL:TADRSGR:2024:114 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-244/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:114
Datum uitspraak: 29-05-2024
Datum publicatie: 06-06-2024
Zaaknummer(s): 24-244/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Verweerder mocht namens zijn cliënt(en) standpunten ter zake de afwijzing van aansprakelijkheid innemen. Het is niet aan de tuchtrechter welk aansprakelijkheidsstandpunt juist is, maar dat is aan de civiele rechter. Dat verweerders standpunt andersluidend is dan dat van klager betekent niet dat geconcludeerd kan worden dat verweerder dus liegt. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder bewust onwaarheden zou hebben verkondigd. Verweerder was niet verplicht om de gegevens van zijn cliënt (een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar) te verstrekken aan klager en heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld bij het afwijzen van de aansprakelijkstelling. Klacht in zoverre kennelijk ongegrond. Klager heeft geen belang meer bij zijn klacht over het niet verstrekken van de gegevens van verweerders eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, omdat de gegevens al zijn verstrekt. Klacht in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 mei 2024 in de zaak 24-244/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 3 april 2024 met kenmerk K231 2023, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 03 tot en met 09 (inhoudelijk) en 1 tot en met 10 (procedureel).

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    In september 2017 heeft klager zijn voormalige advocaat aansprakelijk gesteld, omdat zijn woning onterecht geveild zou zijn. Ook heeft hij een tuchtklacht ingediend.
1.2    Verweerder heeft zich vervolgens gesteld namens de beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar van de voormalige advocaat. Verweerder heeft op 19 juli 2018 aan klager kenbaar gemaakt eerst de tuchtprocedure van klager tegen de voormalige advocaat af te wachten.
1.3    Op 26 augustus 2019 is de tuchtklacht tegen de voormalig advocaat ter zitting van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden behandeld. Op 21 oktober 2019 is de klacht ongegrond bevonden.
1.4    Op 27 juli 2018 en 30 november 2019 heeft klager verweerder een rappel gestuurd om inhoudelijk te reageren op de aansprakelijkstelling. Klager is vervolgens naar [land] geëmigreerd en heeft verweerder verzocht per e-mail contact te blijven houden. Klager heeft geen reactie ontvangen van verweerder. Verweerder stelt de brieven niet te hebben ontvangen.
1.5    Op 31 augustus 2020 heeft het hof van discipline de beslissing van 21 oktober 2019 bekrachtigd.
1.6    Op 5 december 2022 heeft klager zijn voormalige advocaat opnieuw aansprakelijk gesteld.
1.7    Op 22 februari 2023 heeft klager een nieuwe tuchtklacht ingediend over zijn voormalige advocaat. 
1.8    Op 1 augustus 2023 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden bij de deken van de Orde Midden-Nederland tussen klager en zijn voormalig advocaat. Tijdens dat bemiddelingsgesprek is afgesproken dat de voormalig advocaat de gegevens van de verzekeraar alsmede de gegevens van zijn advocaat aan klager zou verstrekken zodat u contact kon leggen.
1.9    Vervolgens heeft verweerder klager op 1 augustus 2023 aangeschreven en heeft hij aan klager verzocht alle correspondentie wat betreft de aansprakelijkheidskwestie met zijn voormalig advocaat via hem te laten lopen.
1.10    Op 11 augustus 2023 heeft verweerder namens de     beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar de aansprakelijkheid van de voormalig advocaat gemotiveerd van de hand gewezen.
1.11    Op 16 augustus 2023 heeft klager verweerder op de gemaakte afspraken over de contactgegevens gewezen, met de stafjurist van de deken in de cc.
1.12    Op 27 augustus 2023 heeft klager inhoudelijk gereageerd op de e-mail van verweerder van 11 augustus 2023. Daarin vraagt klager aan verweerder om de aansprakelijkheid binnen 14 dagen ter erkennen.
1.13    Op 3 oktober 2023 heeft verweerder aan klager gemotiveerd bericht dat de afwijzing van aansprakelijkheid wordt gehandhaafd en dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar geen heil (meer) ziet in het voeren van verder overleg of correspondentie over erkenning van aansprakelijkheid of het betalen van een schadevergoeding.
1.14    Op 6 oktober 2023 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerder van 3 oktober 2023. In deze reactie schrijft klager (onder meer) het niet eens te zijn met de afwijzing omdat verweerder niet inhoudelijk heeft gereageerd en een verhaal neerzet zonder enige onderbouwing of bewijs.
Daarop heeft verweerder diezelfde dag gereageerd dat zijn cliënten geen redenen zien om inhoudelijk te reageren en dat het standpunt tot afwijzing van aansprakelijkheid wordt gehandhaafd.
1.15    Op 7 oktober 2023 schreef klager aan verweerder:
“[…] Ik snap dat uw beroepsgeheim belangrijker is dan de waarheid en dat u alles doet om de belangen van de verzekering te verdedigen maar u mag niet bewust gaan liegen over mij. En dat doet u volop in uw mail van 27 september 2023, sterker nog, u doet niets anders. En ik roep u daarop ter verantwoording. Ik heb u op uw mail van 27 september 2023 gisteren geantwoord en u heeft gelijk geantwoord dat de verzekering bij haar standpunt blijft. Dat is een duidelijk antwoord en ik zal dan ook de verzekering dagvaarden, dat staat los van deze zaak waar ik u ter verantwoording roep over alle leugens die u in uw mail verkondigt. Daar is niet de verzekering verantwoordelijk voor, dat bent uzelf. […]”
1.16    Op 9, 10 en 11 oktober 2023 heeft klager opnieuw verzocht om de contactgegevens van de verzekeraar. Op 11 oktober 2023 heeft verweerder daarop gereageerd:
“[…] U dringt aan op het ontvangen van de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [de voormalige advocaat] en u geeft aan dat u die gegevens nodig heeft voor het indienen van een klacht bij het KiFiD.
De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [de voormalige advocaat] kiest er bewust voor om niet direct met u te communiceren. Deze beslissing is ingegeven door uw dwingende en soms intimiderende wijze van communiceren. De beslissing om niet direct met u te communiceren is door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar genomen. [De voormalige advocaat] staat buiten die beslissing. 
Dat geldt ook voor de beslissing om al dan niet aansprakelijkheid te erkennen. Uw aansprakelijkstelling, en de nadere toelichtingen daarop, zijn zorgvuldig bestudeerd, maar zij geven de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar geen aanleiding om aansprakelijkheid te erkennen. Indien u zich daar niet in kunt vinden staat het u vrij om tot dagvaarding over te gaan, zoals u ook per e-mail van 6 oktober jl. heeft aangekondigd.
Al uw berichten voor/aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [de voormalige advocaat] kunt u tot mij richten en ik zal zorgdragen voor doorzending aan de betreffende behandelaar bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. […]”
1.17    Op 13 oktober 2023 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld ‘voor alle tijd en ergernis die [hij] sinds 3 oktober 2023 na de afwijzing, van [verweerder] namens de verzekering, al [heeft] moeten besteden’. Klager heeft opnieuw verzocht om de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder.
1.18    Op 17 oktober 2023 heeft klager opnieuw verzocht om de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. 
1.19    Op 19 oktober 2023 heeft klager de werkgever van verweerder, met verweerder in de cc, aangeschreven over de aansprakelijkheidsstelling van verweerder.
1.20    Op 25 oktober 2023 heeft klager aan verweerder gevraagd of zijn klacht aan beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is doorgezonden. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
1.21    Op 30 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.22    Op 22 november 2023 is de aansprakelijkstelling jegens verweerder, nadat verweerder met zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft overlegd, in een e-mail aan klager van de hand gewezen. Daarbij is het dossiernummer en de contactpersoon bij de verzekeraar genoemd.
1.23    Op 12 december 2023 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de voormalig advocaat van klager beslist op de klacht van klager.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder liegt continu en doet dit ook op een wijze die klager als onnodig grievend en zelfs als laster en smaad ervaart;
b)    Verweerder weigert de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te verstrekken van de voormalige advocaat, hetgeen een indicatie is dat de voormalig advocaat helemaal geen verzekeraar heeft en verweerder dus ook niet optreedt namens de verzekeraar maar namens de voormalig advocaat zelf;
c)    Verweerder laat na – ondanks verzoeken van klager hiertoe – klager een bevestiging te sturen waaruit blijkt dat de aansprakelijkheidsstelling is doorgezonden naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en verweerder weigert ook de gegevens van zijn eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te verstrekken.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan hanteert, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Voorop wordt gesteld dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2     Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld (HvD 9 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:271).
Klachtonderdeel a) liegen
4.3    Het is de voorzitter op basis van de stukken in het dossier niet gebleken dat verweerder de aan hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden. Hij heeft namens zijn cliënt(en) standpunten ter zake de afwijzing van aansprakelijkheid mogen innemen. Daarbij overweegt de voorzitter dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen welk standpunt juist is over het verloop van de situatie rondom de veiling van klagers woning en daarmee de aansprakelijkheid. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Dat verweerders standpunt andersluidend is dan dat van klager betekent niet dat geconcludeerd kan worden dat verweerder dus liegt. Op basis van het voorliggende dossier – en voor zover de tuchtrechter daarover kan oordelen – is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder bewust onwaarheden zou hebben verkondigd. Dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten en zich bij het vertolken van het standpunt van zijn client(en) schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster, is de voorzitter op grond van de inhoud van de stukken in het klachtdossier evenmin gebleken. Ook het bericht van verweerder aan klager dat de communicatie rechtstreeks via hem zal verlopen, omdat klager berichten met verontrustende inhoud heeft verstuurd aan de verzekeraar of op ‘dwingende en soms intimiderende wijze’ zou communiceren, is niet als onnodig grievend te kwalificeren. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b) verstrekken van gegevens van en communicatie over de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de voormalig advocaat van klager
4.4    Verweerder was niet verplicht om de gegevens van de     beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de voormalige advocaat te verstrekken aan klager. Verweerder heeft, na het bemiddelingsgesprek bij de Orde tussen klager en de voormalig advocaat, zijn contactgegevens aan klager bekend gemaakt en hem bericht namens de verzekeraar van de voormalig advocaat op te treden en als aanspreekpunt in de kwestie te fungeren. Klager had daarmee dus een contactpersoon met wie hij in contact kon treden over de aansprakelijkheidskwestie van de voormalige advocaat en naar het oordeel van de voorzitter is daarmee zijn belang voldoende gediend. 
Dat klager in het gesprek met de Orde Midden-Nederland met de voormalig advocaat had afgesproken dat deze de contactgegevens van de verzekeraar zou verstrekken, betekent niet dat verweerder daaraan gehouden was. Klager vindt het kennelijk belangrijk om deze gegevens te krijgen omdat hij in twijfel trekt dat er een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat verweerder dit zou verzinnen en hierover onder één hoedje speelt met de voormalig advocaat. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook niet gebleken. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel c) verstrekken van gegevens van en communicatie over verweerders eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar
4.5    Daarnaast is gebleken dat verweerder klager op 22 november 2023 heeft geïnformeerd dat, na overleg met verweerders beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, de aansprakelijkstelling van de hand werd gewezen. Dat verweerder ruim een maand heeft gewacht met deze reactie, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Voorstelbaar is dat er enige tijd overheen gaat alvorens de verzekeraar de kwestie bestudeerd heeft. Tot slot heeft verweerder onweersproken gesteld, onder bijvoeging van de correspondentie, dat hij in zijn bericht aan klager op 22 november 2023 de gegevens van (de contactpersoon van) zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan klager heeft doorgegeven. Bij beoordeling van dit aspect van de klacht heeft klager dan ook geen belang meer. Klachtonderdeel c) is wat betreft het weigeren om de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te verstrekken kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel c, wat betreft het weigeren om de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te verstrekken, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;
-    de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.