ECLI:NL:TADRARL:2024:93 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-601/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:93
Datum uitspraak: 15-04-2024
Datum publicatie: 16-04-2024
Zaaknummer(s): 23-601/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 15 april 2024
in de zaak 23-601/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 oktober 2023 op de klacht van:

klaagster 
gemachtigde: mr. A.P. Koburg

over

verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE


1.1    Op 21 oktober 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 30 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22/130 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 30 oktober 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachtonderdelen a) en c) niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen b) en d) kennelijk ongegrond verklaard. Op 10 november 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.4    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 maart 2024. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerster aanwezig. 
1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I)    ten onrechte heeft de voorzitter de klachtonderdelen a) en c) niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Dit terwijl bij klaagster sprake was van specifieke omstandigheden waardoor zij pas na de drie jaar daarover heeft kunnen klagen. Klaagster is er ook pas recent bekend mee geworden dat een toevoeging alsnog kon worden ingetrokken, wat grote financiĆ«le gevolgen voor haar had;
II)    uit de beslissing van de voorzitter blijkt niet dat de voorzitter daadwerkelijk kennis heeft genomen van haar e-mail van 22 september 2023 met bijlagen. Als gevolg daarvan heeft de voorzitter een onjuiste beslissing genomen en moet de raad de klacht opnieuw beoordelen;
III)    de voorzitter heeft miskend dat naar huidig recht ten aanzien van correspondentie de ontvangsttheorie geldt. Dat betekent dat niet op klaagster, zoals de voorzitter stelt, maar op verweerster de bewijslast rustte aan te tonen dat klaagster specifieke correspondentie, waaronder de opdrachtbevestigingen, heeft ontvangen. Klaagster heeft die correspondentie niet van verweerster ontvangen.
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
 

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en M. Lont, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden : 15 april 2024