ECLI:NL:TADRARL:2024:83 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-504/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:83
Datum uitspraak: 02-04-2024
Datum publicatie: 03-04-2024
Zaaknummer(s): 23-504/AL/GLD
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 2 april 2024
in de zaak 23-504/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 oktober 2023 op de klacht van:

klager 

over

verweerder
mede gericht tegen R Advocaten


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 31 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 20 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/19 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 2 oktober 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Op 7 oktober 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.4    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 januari 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 
1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
I)    De voorzitter is uitgegaan van een onjuiste inhoud van de opdracht aan verweerder. De opdracht aan verweerder hield niet alleen het objectief uitleggen van de splitsingsakten in, maar ook (in de tweede fase) het optreden als onafhankelijk adviseur bij eventuele geschillen over de uitleg van de akten. De beslissing van de voorzitter is gelet op deze onjuiste uitleg van de opdracht verkeerd.
II)    De klacht tegen het advocatenkantoor is wel degelijk ontvankelijk omdat de klachtencommissie niet inhoudelijk op de klacht heeft gereageerd door geen of onvoldoende het dossier te raadplegen met betrekking tot de inhoud van de opdracht.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager heeft in verzet aangevoerd dat de opdracht van de HoofdVvE aan verweerder mede omvatte het optreden als onafhankelijk adviseur bij geschillen over de uitleg van de akten. Verweerder heeft dat betwist. Hij heeft verklaard dat hij alleen de opdracht had gekregen om de splitsingsakten objectief uit leggen. De raad stelt vast dat verweerder de opdracht had gekregen om de akten objectief uit te leggen. Er kan echter op grond van het klachtdossier en de standpunten van klager en verweerder niet worden vastgesteld dat deze opdracht aan verweerder meer behelsde dan dat. Dat betekent dat ook niet is gebleken dat verweerder niet overeenkomstig zijn opdracht heeft gehandeld. Ook met betrekking tot (de klacht over) het handelen van het advocatenkantoor sluit de raad zich aan bij de overweging van de voorzitter.
4.3    Gelet op het voorgaande heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
  


Griffier    Voorzitter

Verzonden op : 2 april 2024