ECLI:NL:TADRARL:2024:77 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-707/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:77
Datum uitspraak: 25-03-2024
Datum publicatie: 27-03-2024
Zaaknummer(s): 23-707/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerster heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door het procesdossier in de artikel 12-procedure tegen de instructie van het gerechtshof in aan haar cliënte te verstrekken. De aard en ernst daarvan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Naast de omstandigheden van deze klachtzaak wordt rekening gehouden met het signaal dat van deze klachtzaak uitgaat naar de beroepsgroep. Ook wordt er rekening mee gehouden dat verweerster zich schuldbewust opstelt en dat zij openstaat voor een mediationgesprek bij de Orde van Advocaten. Verder weegt mee dat niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel aan verweerster is opgelegd. Al met al wordt aanleiding gezien om in dit geval te volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 25 maart 2024
in de zaak 23-707/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over:
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 april 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 17 oktober 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/69 digitaal van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan in een artikel 12-procedure als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering (hierna: artikel 12-procedure). De ex-partner is deze procedure gestart nadat een strafzaak waar klager verdachte in was door het Openbaar Ministerie is geseponeerd. De artikel 12-procedure is gevoerd bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof).
2.3 Op 1 april 2022 heeft het gerechtshof een afschrift van het procesdossier aan verweerster gestuurd. Daarbij is vermeld:

‘Wij verzoeken u deze afschriften niet te verstrekken aan uw cliënt.’

2.4 Verweerster heeft het procesdossier aan haar cliënte verstrekt.
2.5 De artikel 12-procedure is geëindigd met een ongegrondverklaring door het gerechtshof.
2.6 Klager en zijn ex-partner zijn ook met elkaar verwikkeld in een civielrechtelijke procedure over een familiekwestie. Mevrouw K. is daar als psycholoog bij betrokken. Verweerster staat de ex-partner daar niet in bij.
2.7 Op 17 april 2023 heeft klager verweerster gemaild:

‘Via mijn ex partner die u bijgestaan heeft in de artikel 12 procedure, als klacht tegen seponering van de strafzaak, heb ik inmiddels gezien dat heel mijn strafdossier bij [de ex-partner] in bezit is en dit inmiddels ook met een derde gedeeld is.

Met de informatie die mij te kennen is gegeven is daarmee de voorwaarden geschonden om het dossier van het OM in te zien, gedurende de procedure ex artikel 12. Indien dit klopt hebben wij met een ernstige zaak te maken, overige uitleg lijkt mij niet nodig.

Om een hoop tijd en energie te voorkomen, wil ik graag van u weten of de inhoud van deze mail klopt.’

2.8 Op 18 april 2023 heeft verweerster als volgt op klager e-mail gereageerd:

‘Ik heb even geverifieerd hoe e.e.a. destijds is verlopen en kan bevestigen dat ik het digitale dossier in de artikel 12-procedure destijds aan cliënte hebt verstrekt, onder de voorwaarde dat zij vertrouwelijk met de stukken om zou gaan en deze niet met derden zou delen. Ik vind het erg vervelend om te horen dat het dossier desondanks bij een derde terecht is gekomen en biedt u daarvoor mijn welgemeende excuses aan.

Ik heb naar aanleiding van uw e-mailbericht vanochtend direct contact gezocht met cliënte om te vragen of zij deze stukken aan een derde heeft verstrekt. Zij heeft aangegeven dat zij het dossier heeft verstrekt aan mevrouw […] in het kader van een andere gerechtelijke procedure (waarbij ik overigens niet betrokken ben). Ik heb cliënte gewezen op de voorwaarde die ik destijds heb geschept en heb haar verzocht om het dossier direct te verwijderen en mij daarvan een bevestiging te doen toekomen. Dit heeft zij inmiddels gedaan, zie bijlage (*).

Cliënte geeft aan dat zij het dossier uitsluitend in het kader van die gerechtelijke procedure aan mevrouw […] heeft verstrekt en niet aan anderen. Mevrouw […] heeft overigens mondeling aan cliënte aangegeven dat zij het dossier niet kon openen en dus geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de stukken. Ik kan bevestigen dat de digitale bestanden alleen geopend kunnen worden in een apart programma. Cliënte gaat mevrouw […] vragen om – ook aan u – te bevestigen dat zij (1) geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de stukken en (2) dat zij de e-mail met de bestanden heeft verwijderd.’

2.9 Op 18 april 2023 heeft klager op de reactie van verweerster als volgt gereageerd:

‘ik waardeer uw snelle reactie, maar ben er nog niet gerust op. Mijn hele dossier heeft u tegen de juridische voorwaarden in gedeeld. U heeft ongetwijfeld als eenzijdige belangenbehartiger van […] veel gelezen en gehoord, wat haar versie en kijk op de zaak is. Het moge duidelijk zijn dat in dit complexe dossier wat in een familiedrama is beland, nog jarenlang nasleep krijgt. De expert die nu door de civiele rechter opgeschakeld is, heeft juist vragen meegekregen om te onderzoeken of er sprake is van ouderonthechting / ouderverstoting, wat het tegenovergestelde impliceert van de beschuldigingen die jegens mij opgeworpen zijn. Dat nu juist de kaart 'waar rook is is vuur' opgeworpen wordt door uw client, bevestigt dat de door u opgestuurde stukken aan haar boven de markt blijven hangen. Daarnaast heb ik geen enkele garantie dat mevrouw […] daadwerkelijk de stukken verwijderd heeft. Ik wil graag met u bespreken of hier een modus operandi in te vinden is die mij meer zekerheid geeft dan een mailtje van haar.

U stelling dat het dossier alleen met een speciaal programma te openen is, is niet juist. Ik heb een CC van de mail van […] ontvangen en heb zelf het document kunnen openen en daarmee kunnen inzien.’

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij zeer gevoelige informatie over hem heeft verstrekt aan haar cliënte, terwijl dit expliciet niet was toegestaan.
De gevoelige informatie betreft een politiedossier met daarin zeer privacy gevoelige informatie dat verweerster aan haar cliënte, de ex-partner van klager, heeft gegeven, terwijl het gerechtshof daarvoor expliciet geen toestemming heeft gegeven. Klager vindt de excuses van verweerster prettig, maar dat neemt volgens hem niet weg dat er door haar handelen (mogelijk) veel extra leed is veroorzaakt. Daarbij wijst klager erop dat de gevoelige informatie over hem door haar cliënte is gedeeld met een derde. Volgens klager heeft hij geen enkele garantie dat de cliënte van verweerster de informatie op een later moment niet alsnog zal gaan gebruiken.
3.2 De raad zal hierna, bij de beoordeling, op de klacht ingaan.

4 VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en erkent in dat verband dat het fout is gegaan met het procesdossier. Verweerster voert aan dat zij niet weet hoe het heeft kunnen gebeuren. In haar dossier heeft verweerster gezien dat zij de informatie aan haar cliënte heeft verstrekt waarbij zij haar heeft gevraagd de stukken vertrouwelijk te behandelen. Verweerster merkt op dat zij deze stukken niet aan haar cliënte had mogen verstrekken en dat zij zich ervan bewust is dat dit voor klager vervelend moet zijn (geweest.) Verweerster biedt haar excuses aan en merkt op dat dit in de toekomst nooit meer zal gebeuren.
Verder benadrukt verweerster dat het niet moedwillig is gebeurd en dat zij er geen enkel belang bij had om het procesdossier aan haar cliënte te verstrekken. Tot slot wijst verweerster op de e-mails van haar cliënte en mevrouw K., betrokken als psycholoog in de familiezaak tussen klager en haar cliënte, waaruit volgens verweerster blijkt dat zij hen heeft verzocht het procesdossier te verwijderen en dat mevrouw K. het dossier niet heeft kunnen openen.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

De klacht is gegrond

5.2 De raad is van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door tegen de instructie van het gerechtshof in het procesdossier in de artikel 12-procedure aan haar cliënte te verstrekken, waardoor privacygevoelige informatie over klager bij in ieder geval de ex-partner van klager terecht is gekomen. Deze handelwijze betaamt een behoorlijk handelende advocaat niet. De vraag of hier sprake is geweest van een moedwillige actie, zoals klager stelt, of van een moment van onachtzaamheid, zoals verweerster heeft benadrukt, is in het kader van deze beoordeling niet van belang. Verweerster heeft haar klachtwaardige handelwijze en de grote impact daarvan voor klager immers erkend. Op grond van het klachtdossier en de erkenning van verweerster is er dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de klacht van klager gegrond is.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door het procesdossier in de artikel 12-procedure tegen de instructie van het gerechtshof in aan haar cliënte te verstrekken. De aard en ernst daarvan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Naast de omstandigheden van deze klachtzaak houdt de raad rekening met het signaal dat van deze klachtzaak uitgaat naar de beroepsgroep. Ook houdt de raad er rekening mee dat verweerster zich schuldbewust opstelt en dat zij openstaat voor een mediationgesprek bij de Orde van Advocaten. Verder weegt de raad mee dat niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel aan verweerster is opgelegd. Al met al ziet de raad aanleiding om in dit geval te volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, M. Lont, P.Th. Mantel en N.C. Milani, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.

Griffier                                                                                                                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 25 maart 2024