ECLI:NL:TADRARL:2024:66 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-290/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:66
Datum uitspraak: 11-03-2024
Datum publicatie: 20-03-2024
Zaaknummer(s): 23-290/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 maart 2024
in de zaak 23-290/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 juli 2023 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1887901/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 31 juli 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 1 januari 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 januari 2024 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 januari 2024. Daarbij was klager aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook is kennisgenomen van de aanvullende stukken van klager gedateerd 1 januari 2024 en ontvangen door de raad op 4 januari 2024.
 
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i)  de voorzitter heeft miskend dat de opvolgend advocaten, mrs. S en R, geen compleet dossier van verweerder hebben gekregen, wat betekent dat verweerder op basis van een onvolledig dossier klager op onvoldoende wijze heeft bijgestaan en daarbij zeer nalatig is geweest, zoals blijkt uit de in het verzetschrift genoemde opsomming;
(ii)  de voorzitter heeft miskend dat verweerder zich niet bij het gerechtshof dan wel bij de C.V.T. als de raadsman van klager gesteld. Op 14 maart 2022 is vanuit de raadkamer namelijk naar mr. R gemaild, wat vervolgens naar verweerder is gestuurd;
(iii)  de voorzitter heeft miskend dat verweerder voor het eerst op 30 juni 2022 een toevoeging voor klager heeft aangevraagd voor alleen klachtzaken. Niet voor de strafzaken van klager terwijl hij dat wel zou doen. Die zaken zijn later overgenomen door mr. S;
(iv)  de voorzitter heeft miskend dat mr. B klager zou bijstaan bij de pro forma zitting op 28 maart 2022 maar daarvan toch heeft afgezien, waarna klager mr. S contact heeft gehad. Daarom is onaannemelijk dat klager verweerder op 26 maart 2022 zou hebben gebeld, wel heeft hij een e-mail op 26 maart 2022 gestuurd aan RSJ;
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en A.E. Mulder, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.

Griffier                                                                                                                                               Voorzitter
 
Verzonden d.d. 11 maart 2024