ECLI:NL:TADRARL:2024:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-441/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:62
Datum uitspraak: 26-02-2024
Datum publicatie: 18-03-2024
Zaaknummer(s): 23-441/AL/OV
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 februari 2024
in de zaak 23-441/AL/OV
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 september 2023 op de klacht van:

klager
gemachtigde: mr. [S], advocaat te [plaats]
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 december 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2187446 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 18 september 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht ten aanzien van klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk en ten aanzien van klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 13 oktober 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 januari 2024. Daarbij waren klager met zijn gemachtigde en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de klacht wel degelijk (in het geheel) ontvankelijk is. Als onderbouwing van deze stelling is door en namens klager aangevoerd dat voor zover het destijds al bij klager bekend zou (kunnen) zijn geweest dat de diagnose partiële nervus ulnarislaesie was gesteld, het op de weg van verweerder had gelegen om dat gegeven in de procedure te betrekken.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad sluit zich bij die beoordeling aan. In aanvulling daarop overweegt de raad dat uit het klachtdossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager na de operatie aan zijn hand in 1989, verschillende procedures tegen zijn toenmalige arts heeft gevoerd. In die procedures is klager niet alleen bijgestaan door verweerder maar ook, vóór en na de bijstand door verweerder, door andere advocaten. In die procedures - waaronder de procedure bij het Medisch Tuchtcollege die is gevoerd voordat verweerder bij deze zaak betrokken is geraakt - zijn verschillende rapportages door medisch specialisten opgesteld over de door klagers arts in 1989 gestelde diagnose. Mede gelet op deze omstandigheden valt naar het oordeel van de raad niet in zien waarom verweerder dit gegeven (opnieuw) aan de orde had moeten stellen.
4.3 De raad concludeert op grond van het voorgaande dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond heeft verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 26 februari 2024