ECLI:NL:TADRARL:2024:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-387/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:49 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-02-2024 |
Datum publicatie: | 07-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-387/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over advocaat wederpartij. Klaagster klaagt erover dat aan de zijde van verweerder sprake is van belangenverstrengeling. Ook zou verweerder onjuiste informatie hebben verstrekt en zou hij niet hebben gezocht naar een minnelijke oplossing. Van de gestelde verwijten is de raad niet gebleken. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 12 februari
2024
in de zaak 23-387/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
gemachtigde: mr. [H]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 29 december 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/01 van de deken
ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 januari 2024. Daarbij
waren klaagster en verweerder aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door haar echtgenoot
en verweerder door zijn hiervoor genoemde gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster is eigenaar van het appartement aan de Sloetstraat 9 te Arnhem. Zij
verhuurt dit appartement aan de zuster van verweerder.
2.2 Klaagster is tevens lid en bestuurder van de Vereniging van Eigenaren Sloetstraat
7 tot en met 11 (hierna: de VvE).
2.3 Begin 2020 heeft klaagster, in haar hoedanigheid van bestuurder van de VvE, verweerder
benaderd met het verzoek de belangen van de VvE te behartigen in een conflict tussen
de VvE en een derde-particulier. Verweerder heeft hier gehoor aan gegeven. In deze
kwestie heeft verweerder een kort-geding procedure gestart en een bodemprocedure gevoerd
namens de VvE.
2.4 Op een later moment in 2020 heeft klaagster, nu op persoonlijke titel, verweerder
nogmaals benaderd in een andere kwestie. Verweerder heeft klaagster in die kwestie
doorverwezen naar een ander advocatenkantoor, omdat hij niet thuis was in het onderliggende
rechtsgebied.
2.5 Tussen klaagster - als verhuurder - en de zuster van verweerder - als huurder
- is op enig moment een discussie ontstaan over afrekeningen uit het verleden en over
de verhoging van de servicekosten. Verweerder heeft in die kwestie zijn zuster als
advocaat bijgestaan. Enige tijd later echter heeft hij zich in die kwestie teruggetrokken
als advocaat van zijn zuster.
2.6 Op 20 oktober 2022 heeft klaagster bij de klachtenfunctionaris van het kantoor
van verweerder een klacht ingediend over verweerder. Op 14 november 2022 heeft een
gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Bij e-mail van 16 november 2022 heeft de klachtenfunctionaris
zijn oordeel over de klacht aan klaagster kenbaar gemaakt en is het klachtdossier
gesloten.
2.7 Op 29 december 2022 vervolgens heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend
bij de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) op te treden als advocaat van de wederpartij, terwijl verweerder eerder ook voor
klaagster heeft opgetreden waardoor sprake is van belangenverstrengeling;
b) onjuiste informatie te verstrekken en de belangen van klaagster niet goed te behartigen;
c) geen voorkeur te geven aan het zoeken naar een minnelijke oplossing, waardoor klaagster
op hoge kosten is gejaagd en in haar belangen is geschaad.
3.2 Op de mondelinge behandeling heeft klaagster haar klacht nader toegelicht aan
de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen.
4 VERWEER
Verweerder heeft verweer gevoerd, welk verweer op de mondelinge behandeling is toegelicht.
De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 In deze klachtzaak gaat het in de kern om een klacht tegen de advocaat van de
wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat
een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de
wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut,
en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend
mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan
hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn
cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem
verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat
behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt
wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat
hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van
middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig
noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten
of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen.
Klachtonderdeel a) belangenverstrengeling
5.2 Ten aanzien van dit klachtonderdeel stelt klaagster dat aan de zijde van verweerder
sprake is van belangenverstrengeling, omdat verweerder eerder klaagster in twee andere
kwesties heeft bijgestaan. Die beide zaken houden volgens klaagster ook verband met
de zaak waarin verweerder zijn zuster heeft bijgestaan, omdat verweerder ten gevolge
van die beide eerdere zaken volgens klaagster beschikte over vertrouwelijke informatie
die hij heeft doorgespeeld aan zijn zuster.
5.3 Verweerder betwist dat sprake is van belangenverstrengeling en het kennis hebben
en doorspelen van vertrouwelijke informatie. Verweerder heeft destijds de VvE bijgestaan,
niet klaagster. In de tweede kwestie heeft hij klaagster ook niet bijgestaan, nu hij
haar heeft doorverwezen naar een ander advocatenkantoor dat gespecialiseerd was in
het rechtsgebied dat in die kwestie speelde. Die beide zaken staan volgens verweerder
ook geheel los van de problematiek tussen klaagster als verhuurder en zijn zuster
als huurder. Overigens is verweerder volgens hem ook geen procedure gestart tegen
klaagster, maar klaagster tegen zijn zuster. Klaagster had al een advocaat in de
arm genomen en verweerder heeft zijn zuster toen in die zin bijgestaan dat hij enkele
malen heeft gecorrespondeerd met de advocaat van klaagster. Toen hij bemerkte dat
dat op weerstand bij klaagster stuitte, heeft hij zich - hoewel hij van oordeel was
dat het hem vrijstond om zijn zuster bij te staan - vrijwillig als advocaat teruggetrokken.
Hij heeft zijn zuster doorverwezen naar een ander advocatenkantoor.
5.4 De raad overweegt als volgt. Zonder daar expliciet een beroep op te doen komt
dit klachtonderdeel van klaagster erop neer dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld
met gedragsregel 15. Die gedragsregel houdt in dat het de advocaat, behoudens in specifieke
nader vermelde gevallen, niet is toegestaan om tegelijkertijd voor meer dan één partij
op te treden in zaken waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben of op te
treden tegen een cliënt of een voormalige cliënt.
5.5 Gesteld noch gebleken is dat verweerder tegelijkertijd heeft opgetreden voor meer
dan één partij. Verweerder heeft eerder als advocaat opgetreden voor de VvE. In de
kwestie tussen klaagster en de zuster van verweerder echter is de VvE geen partij.
In die zin trad verweerder in de huurkwestie dus niet op tegen een voormalige cliënt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt ook niet dat klaagster in privé
cliënte van verweerder is geweest. Inzake die privékwestie staat vast, want niet weersproken
door klaagster, dat verweerder klaagster in die kwestie kort na het eerste contact
heeft doorverwezen naar een ander meer op het onderwerp gespecialiseerd advocatenkantoor.
Het voorgaande betekent dat niet voldaan is aan het bepaalde in lid 1 onder a en
b van gedragsregel 15, waardoor de raad niet meer toekomt aan een beoordeling of sprake
is van een geval als bedoeld in lid 3 onder b van de gedragsregel (beschikken over
informatie van voormalige cliënt). Gelet op het vorenstaande beoordeelt de raad dit
klachtonderdeel als ongegrond. De raad merkt in deze nog op dat verweerder ook niet
duidelijk heeft gemaakt over welke informatie verweerder beschikt zou hebben en in
hoeverre die informatie de belangen van klaagster zou hebben geschaad in de kwestie
tussen klaagster en de zuster van verweerder.
Klachtonderdeel b) onjuiste informatie en niet goed behartigen belangen
5.6 Klaagster stelt verder dat verweerder over feitelijke informatie betreffende de
panden aan de Sloetstraat beschikt, maar aan deze informatie voorbij gaat. Zo is bij
het afsluiten van het huurcontract met de zuster van verweerder uitdrukkelijk aangegeven
dat er gewerkt zou gaan worden met tussenmeters en voorschotten. Verweerder is daarvan
op de hoogte, maar hij heeft in de procedure gesteld dat die er niet zijn. Hij poneert
dus onwaarheden en weet dit ook. Daarnaast heeft verweerder in de kort-geding procedure
betreffende de VvE geen stukken ingediend en was hij ook zelf niet aanwezig bij die
zitting, maar een kantoorgenoot. Hierdoor heeft de VvE de kort-geding procedure verloren,
aldus nog steeds klaagster.
5.7 Verweerder betwist dat hij feiten heeft geponeerd die in strijd zijn met de waarheid.
Hij wist niet dat er tussenmeters zijn. Ten aanzien van de kort-geding procedure betreffende
de VvE voert verweerder aan dat de echtgenoot van klaagster had aangegeven namens
het bestuur bij de kort-geding zitting aanwezig te zullen zijn, zonder verweerder.
Er is dus geen kantoorgenoot van verweerder verschenen.
5.8 De raad overweegt als volgt. Kennelijk verwijt klaagster verweerder een en ander
ten aanzien van de zaak waar verweerder namens de VvE optrad. Het optreden van verweerder
in die zaak is echter geen onderdeel van de huidige klachtprocedure. Door klaagster
vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag van verweerder in die zaak wordt in de
onderhavige klachtprocedure dan ook niet besproken. Bovendien was in die procedure
de VvE partij en niet klaagster. De VvE had destijds dus een klacht moeten indienen
als zij van mening was dat verweerder in die procedure tuchtrechtelijk iets te verwijten
viel. Ten aanzien van dit gedeelte van het klachtonderdeel is klaagster dan ook niet-ontvankelijk.
5.9 Niet is komen vast te staan dat verweerder bewust onwaarheden poneert. Klaagster
stelt weliswaar dat daarvan sprake is, maar dit heeft zij tegenover de betwisting
daarvan door verweerder, niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Ook dit klachtonderdeel
beoordeelt de raad daarom ongegrond.
Klachtonderdeel c) niet zoeken naar minnelijke oplossing en schaden belangen
5.10 In het laatste klachtonderdeel verwijt klaagster dat verweerder er alles aan
gedaan heeft om de zaak te laten escaleren, in plaats van te zoeken naar een snelle
en rechtvaardige oplossing. Het optreden van verweerder is volgens klaagster nooit
in het belang geweest van beide partijen. Het advies van verweerder aan zijn zuster
om de verplichtingen jegens klaagster niet na te komen, zorgde ervoor dat klaagster
in de financiële problemen kwam. Verweerder schaadt de belangen van klaagster en heeft
bovendien de opdracht gegeven om een camera gericht op het pand van klaagster te
plaatsen, wat een enorme impact op de privacy van klaagster heeft gehad. Foto’s gemaakt
met die camera zijn gebruikt in de procedure, aldus klaagster.
5.11 Verweerder voert daartegen aan dat hij heeft getracht om binnen de mogelijkheden
die hij had een oplossing in der minne te bereiken. Verder voert hij aan dat hij geen
opdracht heeft gegeven om een camera te plaatsen en dat indien de opvolgend advocaat
kennelijk gebruik maakte van camerabeelden, dit verweerder niet kan worden verweten.
5.11 De raad overweegt als volgt. Het is de raad, gelet ook op de betwisting daarvan
door verweerder, niet gebleken dat verweerder er alles aan gedaan heeft de zaak te
laten escaleren. Het is de raad ook niet duidelijk, nog afgezien van de vraag wie
daar dan debet aan zou zijn, in welk opzicht en in hoeverre de zaak geëscaleerd zou
zijn. Ook is de raad niet gebleken dat verweerder opdracht heeft gegeven een camera
te plaatsen. Verweerder heeft nadat zijn zuster een sommatiebrief van de advocaat
van klaagster had ontvangen enkel een antwoordbrief geschreven en eenmaal telefonisch
contact gehad met de advocaat van klaagster. Daarmee is de bemoeienis van verweerder
bij de zaak geëindigd, want daarna heeft verweerder zich uit de zaak teruggetrokken
en is een ander advocatenkantoor de zuster van verweerder gaan bijstaan. De wijze
waarop dat advocatenkantoor aan de procedure verder invulling heeft gegeven kan niet
aan verweerder worden toegerekend. Ook dit klachtonderdeel beoordeelt de raad als
ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klaagster in het klachtonderdeel dat ziet op het handelen van verweerder
in de procedure waar hij optrad namens de Vereniging van Eigenaren niet-ontvankelijk;
- verklaart alle klachtonderdelen voor het overige, en daarmee de klacht, ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, H.Q.N.
Renon, S.H.G. Swennen en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als
griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 12 februari 2024