ECLI:NL:TADRARL:2024:35 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-830/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:35
Datum uitspraak: 22-01-2024
Datum publicatie: 29-02-2024
Zaaknummer(s): 23-830/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2024
in de zaak 23-830/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 4 december 2023 met kenmerk 1613730.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is tandarts in [plaats]. De cliënt van verweerster is ook tandarts in [plaats]. Tussen hen bestaat al jarenlang een (slepend) conflict.
1.2 In de afgelopen jaren (vanaf 2018) zijn door (overstappende) patiënten van klager en de cliënt van verweerster medische klachten over klager en/of de cliënt van verweerster ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle (hierna: RTG Zwolle), maar ook hebben klager en de cliënt van verweerster over en weer medische klachten over elkaar ingediend.
1.3 Op 19 november 2018 heeft klager een klacht over verweerster, die toen kantoor hield in Zwolle, ingediend bij de deken Overijssel.
1.4 Op 17 juni 2019 heeft de deken Overijssel aan klager een dekenvisie gegeven. Klager heeft niet (tijdig) het griffierecht voldaan, zodat de deken Overijssel de klacht niet ter kennis heeft gebracht van de Raad van Discipline.
1.5 In een e-mail van 23 december 2020 heeft verweerster een advies aan haar cliënt gezonden. In punt 2, laatste volzin, van die e-mail is vermeld:

(... ) [J] is gek genoeg om ook daar een klacht over in te dienen.

1.6 De cliënt van verweerster heeft op 23 december 2020 een e-mail gezonden aan verweerster en aan de advocaat van klager, waarbij de hierboven genoemde e-mail van verweerster van 23 december 2020 als een 'ketting' is meegezonden. 
1.7 Op 18 november 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door
a) in een e-mail aan haar cliënten van 23 december 2020 geen professionele distantie jegens hem te hebben;
b) zich onnodig grievend jegens hem te uiten.
2.2 De (oorspronkelijke) klacht van klager bij de deken bestond uit nog twee klachtonderdelen. In de aanbiedingsbrief heeft de deken (gemotiveerd) uiteengezet dat het (opnieuw) indienen van deze klachtonderdelen in strijd is met (de bedoeling van) artikel 46e lid 3 Advocatenwet. Gelet daarop heeft de deken het onderzoek naar deze klachtonderdelen afgerond en is zij overgegaan tot sluiting van het dossier voor zover het deze klachtonderdelen betreft. Omdat deze klachtonderdelen niet aan de Raad van Discipline ter kennis zijn gesteld, zijn die klachtonderdelen niet meer aan de orde en behoeft de voorzitter alleen over de twee hierboven beschreven klachtonderdelen a) en b) een beslissing geven.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Klachtonderdelen  a) en b)

4.1 De voorzitter ziet aanleiding om de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen. Beide klachtonderdelen hebben betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 Uit het klachtdossier blijkt dat de cliënt van verweerster abusievelijk (onder andere) een mail van verweerster aan die cliënt, ook aan de advocaat van klager heeft gestuurd. De voorzitter is van oordeel dat het verweerster niet kan worden verweten dat deze intern bedoelde en vertrouwelijke e-mail bij klager terecht is gekomen. Onder die omstandigheid - en gelet op de inhoud van die e-mail - kan niet worden gezegd dat er sprake is van een onnodig grievende uitlating. Ook valt niet in te zien waarom verweerster door deze abusievelijk aan klager gestuurde uitlating, onvoldoende professionele distantie zou hebben. Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.  

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.

Griffier                                                                                                                                             Voorzitter
 
Verzonden d.d. 22 januari 2024