ECLI:NL:TADRARL:2024:32 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-491/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-01-2024 |
Datum publicatie: | 28-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-491/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Gelet op de conclusie van antwoord, waarin verweerder de eis in reconventie naar het oordeel van de raad voldoende heeft onderbouwd en toegelicht, is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan door de eis in reconventie ter zitting niet mondeling nog nader toe te lichten. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 29 januari
2024
in de zaak 23-491/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 17 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2163921/MK/SD van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 november 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager verhuurt woonruimte aan een particuliere huurder die hem op 18 maart 2022
heeft gedagvaard ter zitting bij de sector kanton van de rechtbank Amsterdam ter zake
van terugbetaling van te veel betaalde servicekosten over de jaren 2017 en 2018 op
basis van een eerdere uitspraak van de Huurcommissie, waarin het door de huurder verschuldigde
bedrag was vastgesteld.
2.3 Verweerder heeft klager rechtsbijstand verleend in deze door de huurder gestarte
rechtszaak. Op 2 mei 2022 heeft verweerder de opdracht bevestigd.
2.4 Verweerder heeft in zijn conclusie van antwoord namens klager een eis in reconventie
ingediend (afgifte sleutels door huurder op eerste verzoek van klager en meewerken
van huurder aan de inspectie van het gehuurde).
2.5 Verweerder heeft klager op 10 oktober 2022 bijgestaan als gemachtigde op de zitting
bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam in het huurgeschil.
2.6 De Huurcommissie had het door de huurder verschuldigde bedrag aan servicekosten
over de jaren 2019 en 2020 ook vastgesteld. Klager heeft naar aanleiding van deze
beslissing van de Huurcommissie een procedure bij de kantonrechter van de rechtbank
Amsterdam gestart met een door hem zelf opgestelde dagvaarding.
2.7 De wederpartij heeft bij akte eiswijziging de eis vermeerderd met terugbetaling
van teveel betaalde servicekosten over de jaren 2019 en 2020. Tijdens de zitting van
10 oktober 2022 is door de advocaat van de wederpartij aan de kantonrechter verzocht
om de procedure inzake de servicekosten over de jaren 2019 en 2020 gelijktijdig op
de zitting te behandelen. De kantonrechter heeft ter zitting beslist deze gelijktijdige
behandeling van beide procedures toe te staan.
2.8 Ter zitting hebben partijen, na een ingelaste schorsing, een vaststellingsovereenkomst
gesloten, welke is vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting.
2.9 Klager heeft bij brieven van 27 oktober en 12 november 2022 bij verweerder zelf
een klacht ingediend over de door hem geleverde kwaliteit van dienstverlening op de
zitting van 10 oktober 2022 en voorgesteld om de declaratie van verweerder terug te
brengen naar nihil.
2.10 Verweerder heeft in zijn brief van 22 november 2022 aan klager bericht dat van
een beroepsfout naar zijn mening geen sprake is, maar dat hij uit coulance-overwegingen
bereid is om zijn declaratie met de helft te matigen.
2.11 Klager heeft op 30 november 2022 de klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) Ter zitting de namens klager ingediende vordering in reconventie niet toe te lichten;
b) Klager niet te betrekken in het gevoerde overleg tijdens de bevolen schorsing;
Toelichting
Verweerder heeft klager geen uitleg gegeven en het voorgenomen akkoord niet met hem
besproken. Klager wist dan ook niet wat er was afgesproken tussen beide advocaten.
Klager heeft zijn handtekening onder de vaststellingsovereenkomst gezet vanwege de
druk die hij op dat moment voelde.
c) Geen bezwaar te maken tegen een uitbreiding van de vordering ter zitting door de
advocaat van de wederpartij.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op dit verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van de eigen
advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen
advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat
heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij
de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet
onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn
werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die
professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een
redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag
worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Verweerder heeft in zijn verweer bevestigd dat hij tijdens de zitting de vordering
in reconventie niet heeft toegelicht. Een aanvullende toelichting was namelijk naar
zijn mening niet nodig. Hij had immers in zijn conclusie van antwoord in conventie
tevens conclusie van eis in reconventie de vordering in reconventie al onderbouwd
en toegelicht. Veel meer viel over deze vordering niet te zeggen.
5.3 De raad is met verweerder van oordeel dat het niet altijd nodig is om ter zitting
een eerder ingediende vordering nogmaals mondeling toe te lichten en er bestaat ook
geen verplichting om dit te doen. Als een advocaat afziet van een mondelinge toelichting
ter zitting, betekent dit niet dat hij is tekortgeschoten in de belangenbehartiging
van zijn cliënt. Gelet op de inhoud van de conclusie van antwoord, waarin verweerder
de eis in reconventie naar het oordeel van de raad voldoende heeft onderbouwd en toegelicht,
is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder klager niet naar behoren heeft
bijgestaan door de eis in reconventie ter zitting niet mondeling nog nader toe te
lichten. Klachtonderdeel a) zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.4 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij hem niet heeft betrokken
bij het overleg met de wederpartij tijdens de schorsing van de zitting. Verweerder
heeft dit nadrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Hij heeft aangevoerd dat, zoals
te doen gebruikelijk, het overleg tussen beide advocaten buiten bijzijn van de cliënten
heeft plaatsgevonden, maar dat hij daarna hetgeen hij had besproken met de advocaat
van de wederpartij heeft meegedeeld aan klager en hem ook heeft uitgelegd wat de consequenties
van het al dan niet overeenkomen van een schikking zouden zijn.
5.5 Tegen deze achtergrond heeft de raad niet feitelijk kunnen vaststellen dat verweerder
niet met klager heeft overlegd tijdens de schorsing van de zitting, zoals klager heeft
gesteld en van welke stelling hij de bewijslast draagt. Om deze reden zal klachtonderdeel
b) ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.6 Verweerder heeft erop gewezen dat klager hem niet had meegedeeld dat hij zelfstandig
een procedure bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam was gestart inzake de
servicekosten over de jaren 2019 en 2020 en dat hij pas kort voor de zitting (op 27
september 2022) via de wederpartij op de hoogte is geraakt van deze procedure. Verweerder
heeft met nadruk betwist dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen een uitbreiding
van de vordering ter zitting op 10 oktober 2022 door de advocaat van de wederpartij.
Hij heeft aangevoerd dat hij ter zitting primair bezwaar heeft gemaakt tegen voeging
van de procedure waarin hij klager bijstond met de door klager zelf aanhangig gemaakte
procedure inzake de servicekosten over de jaren 2019 en 2020. Daarbij heeft hij ook
namens klager bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis van de huurder. Subsidiair,
in geval het verzoek van de wederpartij om voeging van de beide procedures zou worden
toegewezen, heeft hij verzocht om een termijn te verlenen om de vordering van de door
klager ingestelde procedure nader inhoudelijk te motiveren en met schriftelijke bescheiden
te onderbouwen. De kantonrechter heeft echter die gelegenheid niet geboden en ingestemd
met het verzoek van de wederpartij tot gelijktijdige behandeling.
5.7 Gelet op dit verweer van verweerder, mist klachtonderdeel c) feitelijke grondslag.
Het is niet komen vast te staan dat verweerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen de
uitbreiding van de vordering ter zitting. Het feit dat de kantonrechter anders heeft
beslist, kan verweerder niet worden aangerekend. Klachtonderdeel c) zal ongegrond
worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. Y.M. Nijhuis en M. Tijseling,
leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het
openbaar op 29 januari 2024.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 29 januari 2024