ECLI:NL:TADRARL:2024:297 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-672/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:297
Datum uitspraak: 09-12-2024
Datum publicatie: 10-12-2024
Zaaknummer(s): 24-672/AL/OV
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over een eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 december 2024

in de zaak 24-672/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

vertegenwoordiger:

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 10 september 2024 met kenmerk 2295418 . Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster met bijlagen van 16 oktober 2024.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Op 5 augustus 2021 is [F] BV (verder F...) opgericht door klaagster enerzijds en [E] BV (verder E...) anderzijds. In december 2021 is de exploitatie aangevangen.

1.2 Op 10 april 2022 heeft [E] goederen aan [F] onttrokken, waardoor de exploitatie feitelijk niet was voort te zetten. [E] heeft aan klaagster voorgesteld om haar aandelen in [F] van [E] over te nemen.

1.3 Klaagster heeft zich op 20 april 2022 tot mr. [K] gewend met wie hij een overeenkomst van opdracht heeft gesloten. Mr. [K] heeft de behandeling van de zaak aan verweerster overgedragen.

1.4 Op 23 mei 2022 is het voorstel als genoemd onder 1.2 ingetrokken door [E] . Dit heeft tot de beëindiging van de exploitatie van [F] geleid. Daarna diende de vereffening van de vennootschap plaats te vinden.

1.5 Op 9 juni 2022 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de advocaat van [E] (mr. [L]), klaagster bij monde van de heer [V] en de verhuurders van het pand waarin [F] is gevestigd.

1.6 Op 11 juli 2022 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen verweerster en
mr. [L[]. In dat gesprek hebben zij de verdeling van de schulden, aan de hand van een door klaagster opgestelde lijst, besproken. Op dezelfde dag heeft verweerster daarover in een telefoongesprek verslag aan de vertegenwoordiger van klaagster gedaan.

1.7 In een e-mailbericht van 11 juli 2022 heeft verweerster aan mr [L] verzocht om te bevestigen dat de schuldenlijst, inclusief de door hem genoemde nieuwe schuldeisers, compleet is, zoals zij hadden besproken tijdens hun telefoongesprek. Verweerster heeft deze bevestiging van mr. [L] niet gekregen.

1.8 In een e-mailbericht van 13 juli 2022 heeft klaagster aan verweerster gevraagd waarom de bevestiging van mr. [L] er nog niet is.

1.9 Bij e-mailbericht van 15 juli 2022 heeft verweerster aan klaagster het volgende geschreven: "Ik heb van de heer [L] […] nog geen bevestiging ontvangen van de lijst met schuldeisers. Ik heb de heer [L] verzocht om er bij zijn cliënt op aan te dringen, dat deze lijst zo spoedig mogelijk aan mij wordt toegezonden. De heer [L] heeft mij toegezegd nogmaals bij […] navraag te doen over de lijst met schuldeisers. Zodra ik van de heer [L] verneem, zal ik je informeren."

1.10 Op 21 juli 2022 heeft mr. [L]verweerster telefonisch meegedeeld dat zijn cliënt nergens meer toe bereid is en dat klaagster geen medewerking van [E] hoeft te verwachten bij het oplossen van de financiële problemen van [F]. Op 22 juli 2022 heeft verweerster klaagster van dit bericht in kennis gesteld.

1.11 Op 10 januari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij op 11 juli 2022 toezeggingen heeft gedaan en deze niet is nagekomen. Verweerster heeft nagelaten de afspraken met de wederpartij op schrift te stellen en aan klaagster en de wederpartij te bevestigen. Zij heeft klaagster er niet op gewezen dat er geen overeenstemming was tussen klaagster en de wederpartij.

3. VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4. BEOORDELING

4.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De voorzitter toetst of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

4.2 De voorzitter stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier het volgende vast. Op 11 juli 2022 heeft verweerster namens klaagster een gesprek gevoerd met mr [L], de advocaat van de wederpartij. In dat gesprek is geprobeerd de schuldenpositie volledig in kaart te brengen en te bezien of (en door wie) voor de openstaande posten een oplossing kon worden gevonden. Na dat gesprek heeft verweerster aan klaagster laten weten welke toezeggingen de wederpartij bij monde van mr. [L] aan klaagster heeft gedaan. Na dat gesprek bleef een bevestiging door de wederpartij van de gemaakte afspraken uit, ondanks verzoeken daartoe van verweerster aan de advocaat van de wederpartij. Gelet op deze gang van zaken is de voorzitter van oordeel dat het niet aan verweerster te wijten is dat er geen overeenkomst tussen klaagster en de wederpartij tot stand is gekomen, dan wel dat dat mogelijke toezeggingen door de wederpartij niet schriftelijk zijn bevestigd door de wederpartij. Ook is de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster aan klaagster hierover onjuist heeft geïnformeerd. Verweerster heeft klaagster immers laten weten dat er nog geen overeenstemming was tussen haar en de wederpartij en ook uit de e-mail van klaagster van 13 juli 2022 blijkt dat zij daarvan ook op de hoogte was.

4.3 De voorzitter is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.

Verzonden op: 9 december 2024

Griffier Voorzitter