ECLI:NL:TADRARL:2024:288 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-593/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:288 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-11-2024 |
Datum publicatie: | 26-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-593/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Kwaliteit van dienstverlening. Verweerster is binnen een redelijke termijn na betaling van de factuur voor klager aan de slag gegaan. Verweerster heeft geen invloed op de door de IND gehanteerde beslistermijn. Verweerster is in de communicatie met klager steeds zakelijk en professioneel gebleven. Van excessief declareren is geen sprake. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 25 november 2024
in de zaak 24-593/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 januari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 8 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/08 digitaal van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 oktober 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Op 18 augustus 2017, 26 februari 2019 en 19 maart 2019 heeft verweerster namens klager een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand.
2.2 Op 13 januari 2022 heeft klager verweerster via WhatsApp bericht dat hij zijn familie vanuit Turkije naar Nederland wil halen. Daarop heeft verweerster klager op 14 januari 2022 geappt dat hij dan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) een nieuwe aanvraag zal moeten indienen:
‘Er moeten opnieuw aanvragen worden ingediend voor uw gezinsleden en als ik dat voor u moet doen kost het € 800,- exclusief BTW.’
2.3 Op 21 februari 2022 heeft verweerster aan klager een factuur van € 800,- exclusief btw gestuurd. Op 28 februari 2022 heeft verweerster klager gemaild of hij de factuur heeft ontvangen. Dezelfde dag heeft klager verweerster gemaild dat hij de factuur heeft ontvangen en dat hij de factuur zal betalen. Klager heeft de factuur op 7 maart 2022 voldaan.
2.4 Op 25 maart 2022 heeft verweerster de aanvragen voor gezinshereniging per post bij de IND ingediend.
2.5 Op 29 april 2022 heeft klager verweerster geappt over de status van zijn dossier. Daarop heeft verweerster als volgt gereageerd:
‘Goedemiddag, dat is opgestuurd naar IND maar ik heb nog geen bevestiging dat zij het in behandeling hebben genomen. Als ik maandag op kantoor ben zal ik bellen met de IND.’
2.6 Op 2 mei 2022 heeft verweerster klager geappt:
‘Goedemorgen, IND zegt dat ze het dossier niet hebben ontvangen. Zij weten niet waar de fout is. Ik zal het vandaag nogmaals toesturen naar de IND per aangetekende post zodat wij bewijs hebben dat het naar ze is verstuurd.’
2.7 Op 14 juli 2023 heeft de IND de ontvangst van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor de familieleden van klager bevestigd.
2.8 Op 16 november 2023 heeft klager verweerster geappt over de stand van zaken. Daarop heeft verweerster als volgt gereageerd:
‘Goedendag. Op 27-09-2022 is bij wet de beslistermijn door de regering verlengd van 6 maandan naar 15 maanden. Dus ik kan helaas niets doen om de IND te dwingen snel een beslissing te nemen. U moet afwachten.’
Klager heeft verweerster vervolgens gevraagd ‘Wanneer is deze beslissing genomen’, waarna verweerster klager heeft geappt:
‘Zoals ik al heb geschreven in mijn bericht is de wet ingegaan op 27-09-2022. Deze wet geldt niet alleen voor uw zaak maar ook alle lopende aanvragen.’
2.9 Op 16 november 2023 heeft klager bij het kantoor van verweerster een klacht over verweerster ingediend. Verweerster heeft op 23 november 2023 inhoudelijk op de klacht gereageerd.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft meer dan het afgesproken bedrag gedeclareerd. Klager heeft met verweerster afgesproken dat de kosten € 800,- inclusief btw zouden zijn. Op de factuur is over dit bedrag btw berekend, terwijl dit niet was afgesproken;
b) verweerster heeft de zaak van klager 77 dagen verwaarloosd. Op 16 februari 2022 is verweerster gevolmachtigd om de zaak van klager op te pakken. Uit de brief van 14 juli 2023 van de IND blijkt dat verweerster de stukken pas op 4 mei 2022 heeft ingediend;
c) verweerster heeft zonder toestemming van klager een toevoeging aangevraagd, terwijl klager al een declaratie van verweerster had voldaan;
d) verweerster heeft minachtend met klager gecommuniceerd.
3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.
4. VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat uit de WhatsAppberichten van haar en klager blijkt dat zij met klager een bedrag van € 800,- exclusief btw heeft afgesproken. Daarbij merkt verweerster op dat klager nimmer vragen heeft gesteld over de factuur en dat hij de factuur ook niet heeft betwist.
Verder voert verweerster aan dat de aanvragen voor gezinshereniging op 25 maart 2022 per post naar de IND zijn verstuurd en dat zij op 2 mei 2022 heeft vernomen dat de IND de aanvragen niet had ontvangen. Dezelfde dag zijn de aanvragen nog per aangetekende post naar de IND verzonden. Daarbij merkt verweerster op dat de beslistermijn door de IND is gesteld op zes maanden.
Over de toevoeging voert verweerster aan dat zij die niet voor klager heeft aangevraagd en dat zij klager op betalende basis heeft bijgestaan.
Tot slot voert verweerster aan dat zij met klager op geen enkele wijze minachtend, beledigend, vernederend dan wel denigrerend heeft gecommuniceerd. Klager heeft diverse keren zijn ongenoegen geuit bij haar en de ambassade over de gang van de zaken bij de ambassade en de Nederlandse Staat. Volgens verweerster vindt klager haar berichten waarin zij hem erop wijst dat er gecommuniceerd wordt en dat het herhaaldelijk sturen van e-mails naar haar en de ambassade nergens toe leidt, onacceptabel.
4.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster aan klager. Daarbij is het uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Binnen de beroepsgroep is voor de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Daarom toetst de raad of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a) is ongegrond
5.2 De raad stelt vast dat klager klaagt over de hoogte van de declaratie van verweerster. Daarbij stelt de raad voorop dat de tuchtrechter niet bevoegd is om geschillen over declaratie te beoordelen, maar wel waakt voor excessief declararen. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval.
5.3 In dit geval is de raad van oordeel dat geen sprake is van excessief declareren. Verweerster heeft voorafgaand aan haar werkzaamheden via WhatsApp, de gebruikelijke wijze van communiceren tussen verweerster en klager, duidelijk aan klager laten weten dat zij nieuwe aanvragen voor de gezinsleden van klager kan indienen voor € 800,- exclusief btw. Klager heeft daar toen geen bezwaar tegen gemaakt en hij heeft de factuur, inclusief btw, volledig betaald, waarna verweerster haar werkzaamheden voor klager is gestart. Gelet op de door verweerster verrichte werkzaamheden is het door verweerster gefactureerde bedrag niet excessief. Het standpunt van klager dat hij niet eerder tegen de factuur bezwaar heeft gemaakt omdat hij de kwestie van de komst van zijn kinderen niet wilde belemmeren, volgt de raad niet. Als klager het niet eens was met de factuur had hij dat meteen in 2022 bij verweerster moeten aankaarten. Omdat geen sprake is van excessief declareren en dus niet van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster is klachtonderdeel a) ongegrond.
Klachtonderdeel b) is ongegrond
5.4 De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster de zaak van klager niet heeft verwaarloosd en dat haar dus geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster is binnen een redelijke termijn, 18 dagen na de factuurbetaling, voor klager aan de slag gegaan met de indiening van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv-aanvraag) voor de gezinsleden van klager. Nadat begin mei 2022 bleek dat de IND de aanvraag niet had ontvangen, heeft verweerster voortvarend gehandeld en de aanvraag begin mei 2022 opnieuw, per aangetekende post, ingediend. Het feit dat de IND pas medio juli 2023 op de aanvraag heeft besloten, kan verweerster niet worden verweten. Zij heeft immers geen invloed op de door de IND gehanteerde beslistermijn. Klachtinderdeel b) is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel c) is ongegrond
5.5 De raad kan op grond van de overgelegde stukken niet vaststellen dat verweerster, naast het bij klager in rekening gebrachte bedrag, voor klager een toevoeging heeft aangevraagd voor de mvv-aanvraag voor de gezinsleden van klager. Verweerster heeft dit uitdrukkelijk betwist en klager heeft geen stukken overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. Voor zover klager de toevoegingen bedoelt die verweerster op 18 augustus 2017, 26 februari 2019 en 19 maart 2019 voor hem heeft aangevraagd, heeft verweerster onweersproken aangevoerd dat deze toevoegingen zijn aangevraagd voor andere zaken van klager waarin zij hem heeft bijgestaan en niet voor de zaak over de aanvraag voor gezinshereniging. Bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing van het standpunt dat verweerster zonder toestemming van klager een toevoeging heeft aangevraagd voor het indienen van de mvv-aanvraag, is klachtonderdeel c) ongegrond.
Klachtonderdeel d) is ongegrond
5.6 De raad is op grond van de overgelegde e-mails en WhatsAppberichten die verweerster en klager over en weer aan elkaar hebben gestuurd van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. In haar communicatie met klager over onder meer de beslistermijn van de IND en de inhoud van de opdracht is verweerster steeds zakelijk en professioneel gebleven. Het gegeven dat klager de wijze van communiceren door verweerster als minachtend heeft ervaren, betekent niet dat verweerster in haar communicatie onbetamelijk ten opzichte van klager heeft gehandeld; in de overgelegde communicatie heeft de raad niets van onbetamelijkheid richting klager kunnen vaststellen. Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. N.C. Milani en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 november 2024