ECLI:NL:TADRARL:2024:285 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-440/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:285
Datum uitspraak: 25-11-2024
Datum publicatie: 26-11-2024
Zaaknummer(s): 24-440/AL/OV
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadbeslissing. De gebeurtenissen waarop de klacht ziet en ten aanzien waarvan klager verweerder een verwijt maakt hebben plaatsgevonden vóór 2016. Door zijn klacht pas in 2024 in te dienen heeft klager de driejaarstermijn ruimschoots overschreden. Weliswaar stelt klager dat er gronden zijn om de verjaringstermijn te doorbreken, maar dergelijke gronden ziet de raad niet. De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 25 november 2024

in de zaak 24-440/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

gemachtigde:

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 8 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 11 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2336640 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 september 2024. Daarbij was klager aanwezig via een Teamsverbinding. Verder waren, in persoon, aanwezig verweerder en diens gemachtigde. Van het ordebureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel waren A.J. [...] en M.H. [...] aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de e-mail van klager van 11 september 2024 waarbij gevoegd is zijn pleitnota. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief namens verweerder van 18 september 2024 met bijlagen.

2. FEITEN

2.1 (De vennootschap van) klager en een aannemingsbedrijf zijn samen sinds 2004 betrokken bij een bouwproject.

2.2 Tussen de vennootschap van klager en dit aannemingsbedrijf is rond 2012 een geschil ontstaan over openstaande facturen en een ingeroepen retentierecht.

2.3 Verweerder stond in dat geschil het aannemingsbedrijf bij.

2.4 Klager heeft ten aanzien van het handelen van verweerder in die kwestie destijds een klacht ingediend. Op 11 maart 2015 is deze klacht door de voorzitter van de raad ‘kennelijk ongegrond’ verklaard.

2.5 Van die beslissing is klager in verzet gekomen. Dat verzet is bij beslissing van de raad van 8 januari 2016 ongegrond verklaard.

2.6 Van deze laatste beslissing is klager in hoger beroep gekomen. Het hof van discipline heeft dit hoger beroep op 11 juli 2016 verworpen.

2.7 Op 8 april 2024 heeft klager opnieuw een klacht tegen verweerder ingediend.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

zijn taken niet eerlijk en zorgvuldig uit te voeren, wat heeft geleid tot schending van belangen en misbruik van rechten. Verweerder heeft onder andere rechtshandelingen verricht zonder geldige titel, wetten overtreden, oneerlijk gehandeld en valsheid in geschrifte gepleegd. De aangetekende brief van verweerder van 28 juni 2012 is niet eerlijk en betrouwbaar en in strijd met de professionele integriteit van een advocaat. Verweerder heeft onrechtmatig gehandeld door het ontbreken van een geldige titel waarop facturen kunnen worden gebaseerd, evenals door het ontbreken van levering van enig bouwwerk.

3.2 Klager dient de klacht nu opnieuw in, omdat volgens hem sprake is van een zodanig ernstige klacht dat doorbreking van het verjaringsprincipe gerechtvaardigd zou zijn. Klager is pas recentelijk op de hoogte van de ware omvang van het handelen van verweerder, waardoor hij nu pas de klacht indient.

4. VERWEER

Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd, mede aan de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen. Het verweer komt er in de kern op neer dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Alvorens de raad toekomt aan een inhoudelijk beoordeling van de klacht, zal de raad – mede gelet op het verweer dat primair is gericht op de ontvankelijkheid – eerst beoordelen of de klacht ontvankelijk is.

5.2 Bij elke bij hem ingediende klacht stelt de deken een onderzoek in. Eerst na afronding van dat onderzoek kan de klacht ter beoordeling ter kennis van de raad worden gebracht. In de onderhavige zaak is het onderzoek van de deken afgerond, zo bleek nadrukkelijk ter zitting, zodat de raad over de klacht kan oordelen.

5.3 Klachten dienen op straffe van niet-ontvankelijkheid te worden ingediend binnen drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

5.4 Verder geldt dat op grond van artikel 47b lid 1 van de Advocatenwet niemand ingevolge de bepalingen van paragraaf 4 (die gaat over tuchtrechtspraak) van de Advocatenwet andermaal tuchtrechtelijk kan worden berecht voor een handelen of nalaten waarvoor ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen.

5.5 De gebeurtenissen waarop de klacht ziet en ten aanzien waarvan klager verweerder een verwijt maakt hebben plaatsgevonden vóór 2016. Door zijn klacht pas in 2024 in te dienen heeft klager de driejaarstermijn ruimschoots overschreden. Weliswaar stelt klager dat er gronden zijn om de verjaringstermijn te doorbreken, maar dergelijke gronden ziet de raad niet. Dat klager, zoals hij stelt, pas onlangs op de hoogte is van de ware omvang van het handelen van verweerder destijds is in ieder geval geen zodanige grond. Redelijkerwijs had klager al in 2016 of daarvoor van het handelen of nalaten van verweerder waarop de klacht betrekking heeft kennis kunnen nemen. Nieuwe feiten en omstandigheden die destijds nog niet bekend waren zijn niet gesteld noch gebleken. Feitelijk dient klager dezelfde klacht in als die hij in 2015 ook al heeft ingediend en wenst hij een herbeoordeling daarvan. Op die klacht is echter al onherroepelijk beslist, zodat - gelet op het bepaalde in artikel 47b lid 1 Advocatenwet - deze niet opnieuw kan worden ingediend. Voor zover klager ook beoogt dat de raad inhoudelijk over de kwestie tussen zijn vennootschap en het aannemingsbedrijf zal oordelen, overweegt de raad dat dit buiten het beoordelingskader van de tuchtrechter valt.

5.6 Alles overziende zal de raad de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mr. E.J.C. de Jong en mr. Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 25 november 2024