ECLI:NL:TADRARL:2024:284 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-799/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:284
Datum uitspraak: 25-11-2024
Datum publicatie: 25-11-2024
Zaaknummer(s): 24-799/AL/MN
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: 60b
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Artikel 60b Advocatenwet. De gezondheidsklachten van verweerder en zijn privésituatie laten zich op dit moment niet verenigen met het voeren van een behoorlijke advocatenpraktijk. Verweerder is met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van zijn praktijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 25 november 2024
in de zaak 24-799/AL/MN
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60ab en/of artikel 60b en/of artikel 60c Advocatenwet van

deken

tegen

verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 november 2024 heeft de deken bij de raad een verzoek met bijlagen op grond van artikel 60ab lid 1 en/of artikel 60b lid 1 en/of artikel 60c lid 1 Advocatenwet met kenmerk Z2383942FM tegen verweerder ingediend. De raad heeft het verzoek dezelfde dag digitaal ontvangen.
1.2 Het verzoek is met gesloten deuren behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is, met bericht vooraf, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde verzoek met bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlage van verweerder van 11 november 2024.


2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de stukken en de op de zitting door de deken gegeven toelichting, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerder is op 10 oktober 2012 beëdigd als advocaat in het arrondissement Amsterdam. Op 31 december 2014 heeft verweerder zich uitgeschreven van het tableau, waarna verweerder op 31 januari 2015 opnieuw is beëdigd in het arrondissement Midden-Nederland. Sinds 2 november 2023 voert verweerder zelfstandig praktijk.

Centrale Controle Verordening (CCV) over 2022
2.2 Op 2 februari 2023 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) verweerder gevraagd om zijn individuele opgave te doen in het kader van de digitale CCV over 2022.
2.3 Op 20 maart 2023 heeft verweerder de CCV-opgave 2022 ingediend. Daaruit bleek dat verweerder niet geregistreerd staat op enig rechtsgebied en dat er geen registratie openbaar en publiekelijk bekend is gemaakt.
2.4 Op 24 augustus 2023 heeft de deken verweerder gevraagd om uiterlijk 30 september 2023 een rechtsgebied te registreren.
2.5 Op 23 oktober 2023 heeft verweerder mr. M. gemaild dat hij door een arbeidsconflict met zijn voormalige werkgever kampt met een depressie en spanningsklachten waarvoor hij onder behandeling is. Daarbij heeft verweerder vermeld dat hij nog een lange weg te gaan heeft naar volledig herstel en dat hij in overleg met de verzekeringsarts kan beginnen met ongeveer 16 uur per week werken.
Verder heeft verweerder in zijn e-mail benadrukt dat hij graag voor zichzelf wil beginnen, dat hij al staat ingeschreven in het Handelsregister en dat hij op korte termijn de kantooropgave zal doen en een kantoorhandboek zal opstellen.
Tot slot heeft verweerder in zijn e-mail erkend dat hij zich nog voor een rechtsgebied moet registreren en aangegeven dat zijn inloggegevens nog bij zijn voormalige werkgever liggen.
2.6 Op 6 november 2023 heeft mr. M. verweerder gemaild met de vraag telefonisch contact op te nemen om nadere afspraken te kunnen maken in verband met de CCV-opgave 2022. Daarna heeft verweerder geen telefonisch contact meer met mr. M. opgenomen en heeft hij ook geen rechtsgebied geregistreerd.

Opgave nieuw kantoor/beroepsaansprakelijkheidsverzekering
2.7 Op 8 november 2023 is namens het Ordebureau Midden-Nederland het formulier Opgave Nieuw Kantoor naar verweerder gemaild met de vraag om dit formulier binnen veertien dagen in te vullen en in te dienen. Toen verweerder op dat verzoek niet reageerde, is hem op 24 november 2023 een herinnering gestuurd. Op 6 december 2023 is een tweede herinnering gestuurd met de vraag om vóór 13 december 2023 te reageren.
2.8 Op 15 december 2023 heeft verweerder telefonisch aan de medewerker van het Ordebureau toegelicht waarom hij niet heeft gereageerd. Daarop is aan verweerder uitstel verleend voor het invullen van de Opgave Nieuw Kantoor tot 15 januari 2024. Ook is met verweerder afgesproken dat er van zijn kant geen radiostilte meer zal zijn.
2.9 Daarna heeft het Ordebureau niets meer van verweerder vernomen.
2.10 Op 8 april 2024 heeft een raadslid van de Raad van Orde namens de deken een onaangekondigd bezoek gebracht aan het kantooradres van verweerder. Tijdens de wandeling die daarop volgde heeft verweerder verteld dat hij in een moeilijke privésituatie verkeert en dat hij kampt met klachten van depressieve aard en/of last heeft van een burn-out. Verder heeft verweerder verteld dat hij op dat moment geen lopende dossiers in behandeling heeft.
Met verweerder is afgesproken dat hij de kantooropgave en de CCV-opgave 2023 invult en uitvoering zal geven aan de op 24 augustus 2023 gemaakte afspraken over de CCV-opgave 2022 dan wel zich zal laten uitschrijven van het tableau.
De inhoud van het gesprek van het raadslid met verweerder is op 9 april 2024 per e-mail aan verweerder bevestigd met daarbij de vermelding dat als verweerder aan een van deze afspraken geen uitvoering geeft, de deken zich genoodzaakt zal zien een dekenbezwaar bij de raad van discipline in te dienen. Verder is aan verweerder gevraagd om uiterlijk 16 april 2024 schriftelijk aan de deken te laten weten wat zijn plannen zijn, waarna met verweerder nadere afspraken zouden worden gemaakt over de uitvoering van de termijn waarbinnen hij aan een en ander moet hebben voldaan.
Ook is aan verweerder gevraagd om de deken te laten weten of hij beschikt over een waarnemer en een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
2.11 Op 15 april 2024 heeft verweerder de deken gemaild dat hij door het arbeidsconflict met zijn voormalige werkgever inkomensschade heeft geleden waardoor onder meer zijn plannen voor een representatieve kantoorruimte in rook zijn opgegaan. Ook heeft verweerder in deze e-mail vermeld dat er nog meer persoonlijke problemen zijn.
Tot slot heeft verweerder vermeld dat hij inmiddels de diagnose PTSS heeft gekregen. Verweerder heeft een klant aangenomen en wenst ingeschreven te blijven staan op het tableau, zo heeft hij laten weten.
2.12 Op 18 april 2024 is aan verweerder gemaild dat hij aan de voor alle advocaten geldende vereisten moet voldoen als hij ingeschreven wenst te blijven staan op het tableau. Verweerder wordt gevraagd om orde op zaken te gaan stellen door uiterlijk 3 mei 2024 de kantooropgave volledig in te vullen, de CCV-opgave 2023 in te vullen en in te dienen en door zich op minstens één rechtsgebied te registreren. In dezelfde e-mail wordt verweerder gevraagd of hij over een waarnemer en over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikt.
Verweerder heeft niet meer op deze e-mail gereageerd.
2.13 Op 24 mei 2024 heeft de deken verweerder uitgenodigd voor een gesprek op het Ordebureau op 3 juni 2024.
2.14 Op 3 juni 2024 is verweerder niet op het Ordebureau verschenen en hij heeft ook niets van zich laten horen.

Centrale Controle Verordening (CCV) over 2023
2.15 Op 7 juni 2024 heeft de deken verweerder bericht dat zij een last onder dwangsom aan hem heeft opgelegd, omdat verweerder ondanks diverse herinneringen en een vooraankondiging van een last onder dwangsom geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek zijn CCV-opgave 2023 in te dienen.
2.16 Op 9 juni 2024 heeft verweerder de deken bericht dat hij net uit een spoedeisende herniaoperatie is gekomen en dat hij zijn best gaat doen om te voldoen aan de brief van 7 juni 2024.
2.17 Op 22 juni 2024 heeft verweerder de CCV-opgave 2023 ingevuld en ingediend met een beroep op artikel 4.7 van de Verordening op de advocatuur vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.
2.18 Op 28 oktober 2024 heeft verweerder aan het Ordebureau doorgegeven dat hij over een waarnemer en een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikt.


3 GRONDEN VAN HET VERZOEK

Primair: verzoek op grond van artikel 60ab Advocatenwet
3.1 De deken verzoekt de raad primair om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk, dan wel een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder, omdat een ernstig vermoeden bestaat van het handelen of nalaten door verweerder waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang is geschaad of dreigt te worden geschaad.

Subsidiair: verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet
3.2 De deken verzoekt de raad subsidiair om verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk dan wel een of meer voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder te treffen die hij geboden acht, omdat er aanwijzingen zijn dat verweerder blijk geeft zijn praktijk niet uit te oefenen op een wijze zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Meer subsidiair: verzoek op grond van artikel 60c Advocatenwet
3.3 Meer subsidiair verzoekt de deken de voorzitter van de raad een onderzoek in te stellen naar de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt, met benoeming van een onderzoeker/rapporteur, voor rekening van verweerder.

Onderbouwing verzoek
3.4 De deken wijst erop dat verweerder diverse malen tevergeefs is aangeschreven over en aangesproken op de CCV-opgave 2022,de CCV-opgave 2023 en de Opgave Nieuw Kantoor. Volgens de deken is sprake van een patroon dat gericht is op het frustreren dan wel ondermijnen van haar onderzoeks- en toezichthoudende taken. Daarmee voldoet verweerder niet aan gedragsregel 29.
Daarnaast stelt de deken dat verweerder al gedurende langere tijd de afspraken, zoals gemaakt tijdens het gesprek met het lid van de Raad van Orde op 8 april 2024, niet nakomt. Als voorbeeld wijst de deken in dit kader op de afspraak dat verweerder de kantooropgave zal invullen. Volgens de deken heeft verweerder daar ondanks herhaalde verzoeken nog altijd geen uitvoering aan gegeven en heeft verweerder zich niet geregistreerd op enig rechtsgebied.
Tot slot stelt de deken dat verweerder door zijn (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en zijn onbereikbaarheid op dit moment niet in staat is de belangen van zijn cliënt(en) adequaat te behartigen en om zijn praktijk uit te oefenen op een wijze die een redelijk handelende advocaat betaamt.


4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft op 11 november 2024, kort voorafgaand aan de zitting, twee e-mailberichten aan de raad gestuurd (met het Ordebureau in cc) waarin hij heeft gereageerd op het verzoek van de deken. In dat verband heeft verweerder aangevoerd dat het hem enorm spijt dat hij niet al zijn plichten heeft vervuld en dat hij de deken daarmee heeft geschoffeerd en de medewerkers van het Ordebureau en van de raad van discipline veel werk heeft bezorgd.
Verder heeft verweerder aangegeven dat hij zo goed en zo kwaad als dat ging heeft geprobeerd om te doen wat de deken van hem gevraagd heeft en dat hij daarna in de veronderstelling verkeerde dat hij aan alle verplichten opgaven en financiële bijdragen had voldaan. Verweerder merkt op dat hij uit de brieven van de deken niet had begrepen dat hij ook over 2022 nog steeds verzaakte. Verweerder beroept zich op overmacht vanwege zijn gezondheidsklachten en zijn persoonlijke situatie die hem verhinderen om zijn plichten tijdig en volledig te vervullen. In dat verband verwijst verweerder naar de door hem overgelegde brief van zijn huisarts.
Verweerder verzoekt de deken en de raad om hem nog eenmaal in de gelegenheid te stellen de nog niet verrichte handelingen binnen een redelijke termijn alsnog te verrichten en ook al het andere te doen wat noodzakelijke is om het beschadigde vertrouwen te herstellen.
Tot slot benadrukt verweerder dat hij door zijn situatie tot op heden slechts één klant heeft bijgestaan en dat hij zich daarna volledig is gaan onthouden van alle activiteiten en communicatie naar derden als advocaat om niet het risico te nemen het aanzien van de advocatuur te schaden.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


5 BEOORDELING
Schorsing op grond van artikel 60b Advocatenwet
5.1 Op de vraag van de raad of het uitmaakt welke grond de raad aan de beslissing ten grondslag legt, heeft de deken ter zitting verklaard dat zij heeft gekozen voor de volgorde van de gronden zoals die in het verzoek is vermeld, maar dat zij zich op dit punt conformeert aan de beslissing van de raad. De raad is op grond van het verzoek met bijlagen en het verweer van verweerder inclusief de brief van de huisarts van verweerder van oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet. Daarbij neemt de raad ook in aanmerking dat verweerder in zijn verweer heeft benadrukt dat hij zich, na de bijstandverlening aan één cliënt, verder heeft onthouden van alle activiteiten en communicatie naar derden als advocaat en dat de deken geen stukken heeft overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.
5.2 Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen.
5.3 De raad is op grond van de onder 2 vermelde feiten, de door de deken ter zitting gegeven toelichting op het verzoek en de e-mails van verweerder met daarbij de brief van zijn huisarts van oordeel dat verweerder vanwege zijn gezondheidsklachten en zijn privésituatie op dit moment niet in staat is de praktijk van advocaat behoorlijk uit te oefenen. Uit het verzoek blijkt immers dat verweerder al bijna twee jaar niet dan wel niet tijdig en volledig voldoet aan de verplichtingen die het voeren van een behoorlijke advocatenpraktijk met zich brengt. Verweerder heeft ook erkend dat zijn gezondheidsklachten en zijn persoonlijke situatie hem al langere tijd verhinderen om aan zijn plichten te voldoen.
De raad gaat niet in op het verzoek van verweerder om hem nog een kans te geven zijn praktijkvoering op orde te brengen, omdat de gezondheidsklachten van verweerder en zijn privésituatie zich op dit moment niet laten verenigen met het voeren van een behoorlijke advocatenpraktijk. De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe op grond van artikel 60b Advocatenwet. Dit betekent dat de raad verweerder met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd schorst in de uitoefening van zijn praktijk.
5.4 Op het moment dat zijn gezondheid en privésituatie het weer toelaten om behoorlijk praktijk uit te oefenen, kan verweerder de raad verzoeken de schorsing op te heffen, zoals bedoeld in artikel 60b lid 7 Advocatenwet.
5.5 Gelet op het vorenstaande wijst de raad het meer of anders door de deken verzochte af.


BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken op grond van artikel 60b Advocatenwet toe;
- schorst verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk;
- wijst het meer of anders door de deken verzochte af.


Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong, W.W. Korteweg, J.G. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 25 november 2024