ECLI:NL:TADRARL:2024:283 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-437/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:283
Datum uitspraak: 25-11-2024
Datum publicatie: 25-11-2024
Zaaknummer(s): 24-437/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadbeslissing. Vast staat dat in de onderhavige zaak (echtscheiding op gezamenlijk verzoek) aan klager en diens echtgenote geen schriftelijke opdrachtbevestiging is verstrekt, terwijl klager daartoe wel gehouden was. Bij die stand van zaken gaat de raad ervan uit dat verweerder niet dan wel onvoldoende aan klager heeft duidelijk gemaakt dat hij bij eventuele geschillen tussen klager en zijn ex-echtgenote, die zich ook hebben gemanifesteerd, niet meer voor hen kon optreden. Verder stelt de raad vast dat verweerder inderdaad moeilijk bereikbaar was en niet reageerde op de berichten van de zijde van klager. Ook dit klachtonderdeel is gegrond. Maatregel: berisping.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 25 november 2024
in de zaak 24-437/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 26 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder].

1.2 Op 11 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2198612/FB/SD van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 september 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Verweerder heeft als gezamenlijk advocaat voor klager en zijn (nu ex-)echtgenote opgetreden ter zake van hun echtscheiding.

2.2 In dat kader is op 19 januari 2021 op het kantoor van verweerder door klager en diens echtgenote een echtscheidingsconvenant getekend. In een separate (vaststellings)overeenkomst zijn nadere afspraken gemaakt over een woning in Marokko en over de echtelijke woning in Nederland.

2.3 Na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand werkte de ex-echtgenote van klager niet mee aan de afspraken omtrent de woning in Marokko. Klager heeft verweerder daarop meerdere malen om hulp gevraagd.

2.4 Omdat verweerder niet meer reageerde heeft klager medio juni 2022 een andere advocaat in de arm genomen. Die is namens klager een kort-geding procedure gestart tegen de ex echtgenote tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Daarna is de ex-echtgenote tegen klager een dagvaardingsprocedure begonnen tot nakoming van de afspraken uit het convenant.

2.5 Op 22 november 2022 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder.

2.6 Bij vonnis van 22 november 2023 is de ex-echtgenote van klager veroordeeld tot nakoming van de afspraken omtrent de woning in Marokko.

2.7 Op 26 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2.8 Op 17 juli 2023 is verweerder uitgeschreven van het tableau.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet:
a) door klager in de echtscheidingszaak onvoldoende en/of onjuist te informeren en te adviseren; en
b) door onbereikbaar te zijn.

3.2 Volgens klager heeft verweerder hem niet uitgelegd wat de gevolgen zijn van het hebben van een gezamenlijke advocaat voor de echtscheiding. Met name heeft verweerder niet uitgelegd wat er gebeurt op het moment dat er een conflict of verschil van inzicht ontstaat tussen de echtelieden over de gemaakte afspraken. Verweerder heeft klager niet verteld dat verweerder dan voor geen van beide partijen kan optreden. Als klager dat vooraf had geweten, dan had hij niet voor een gezamenlijke advocaat gekozen. Klager heeft geen opdrachtbevestiging van verweerder gehad, ook geen algemene voorwaarden en geen bevestiging van hetgeen besproken en geadviseerd is ter zake de juridische gevolgen van de echtscheiding. Verweerder zou na afloop met beide partijen naar het consulaat gaan om de stukken/papieren van de woning in Marokko af te ronden, maar dat heeft hij niet gedaan.

4 VERWEER

Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Maatstaf
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.

Klachtonderdeel a); onvoldoende informeren
5.2 Klager stelt dat verweerder hem niet heeft geïnformeerd over de gevolgen van het hebben van een gezamenlijke advocaat. Verweerder voert aan dat hij dat wel degelijk heeft besproken. Het uitgelezen middel om onduidelijkheden en misverstanden over wat er is afgesproken te voorkomen is dat de advocaat aan zijn cliënten een schriftelijke opdrachtbevestiging doet toekomen. De advocaat dient zijn cliënt genoegzaam en tijdig te informeren, te waarschuwen en duidelijkheid te scheppen omrent de kansen en risico’s en de kosten van zijn optreden en dit schriftelijk aan zijn cliënten te bevestigen (zie gedragsregel 16).

5.3 Vast staat dat in de onderhavige zaak aan klager en diens echtgenote geen schriftelijke opdrachtbevestiging is verstrekt, terwijl klager daartoe wel gehouden was. Bij die stand van zaken gaat de raad ervan uit dat verweerder niet dan wel onvoldoende aan klager heeft duidelijk gemaakt dat hij bij eventuele geschillen tussen klager en zijn ex-echtgenote niet meer voor hen kon optreden. Dit klachtonderdeel zal de raad daarom gegrond verklaren.

Klachtonderdeel b); onbereikbaar zijn
5.4 Klager stelt dat hij verweerder bijna anderhalf jaar lang heeft gemaild, geappt en gebeld om de kwestie tussen en zijn ex-echtgenote op te lossen. Verweerder heeft hier niet op gereageerd en klager ook niet uitgelegd hoe hij hiermee verder kon.

5.5 In zijn verweer biedt verweerder zijn excuses aan dat hij niet altijd bereikbaar was. Hij heeft klager vaak gesproken, maar waarschijnlijk niet genoeg.

5.6 Gelet op dit verweer stelt de raad vast dat verweerder inderdaad moeilijk bereikbaar was en niet reageerde op de berichten van de zijde van klager. Ook dit klachtonderdeel zal de raad daarom gegrond verklaren.

6 MAATREGEL

6.1 Nu de raad beide klachtonderdelen gegrond zal verklaren, komt de vraag aan de orde of aan verweerder een maatregel dient te worden opgelegd en zo ja welke.

6.2 Indien verweerder geen tuchtrechtelijk verleden zou hebben, zou de raad in de onderhavige zaak de maatregel van waarschuwing hebben opgelegd. Gelet echter op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en de aard van de opgelegde maatregelen, zal de raad in de onderhavige zaak de maatregel van berisping opleggen. Dat verweerder inmiddels geen advocaat meer is speelt daarbij geen rol.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart beide klachtonderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mr. E.J.C. de Jong en mr. Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 25 november 2024