ECLI:NL:TADRARL:2024:280 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-395/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:280
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 21-11-2024
Zaaknummer(s): 24-395/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door schriftelijke schikkingsonderhandelingen tussen haar en de advocaat van de wederpartij aan de rechter over te leggen en de inhoud daarvan te vermelden in haar verzoekschrift. Verzwarende omstandigheid is dat verweerster ook nadat zij door de advocaat van de wederpartij daarop gewezen was, volhardde in haar handelen. In het voordeel van verweerster wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat zij voor haar handelen haar excuses heeft aangeboden en met het feit dat zij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Gelet op alle omstandigheden van deze zaak is de oplegging van een waarschuwing passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 18 november 2024

in de zaak 24-395/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde:

over

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 13 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 29 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/125 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 augustus 2024. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klager heeft een arbeidsrechtelijk conflict met zijn werkgever. Verweerster heeft de werkgever van klager in deze procedure bijgestaan. Klager is bijgestaan door mr. [K], advocaat te [plaatsnaam].

2.2 Op 9 juli 2022 heeft verweerster zich bij klager gemeld als advocaat van de werkgever.

2.3 In de maanden juli 2022 tot en met april 2023 is er door de advocaten gecorrespondeerd over het arbeidsgeschil en een passende regeling van de zaak.

2.4 In een brief van 20 april 2023 heeft mr. [K] aan verweerster laten weten dat klager niet akkoord gaat met het aanbod van werkgever. In deze brief is onder andere een berekening van de schade opgenomen die klager zou lijden door een voortijdig einde van de arbeidsovereenkomst.

2.5 In een e-mail van 28 april 2023 heeft verweerster aan mr. [K] geschreven dat haar cliënt geen andere keus heeft dan een rechtsgang te entameren en het oordeel in de zaak aan de rechter over te laten

2.6 Op 20 juni 2023 heeft verweerster een verzoekschrift ingediend. De correspondentie tussen verweerster en mr. [K], waaronder de brief van 20 april 2023, heeft zij als producties 30 tot 52 bij dit verzoekschrift gevoegd.

2.7 Het verzoekschrift van verweerster luidt, voor zover relevant, als volgt

Bij brief van 20 april 2023 heeft (de gemachtigde van) [klager] uiteindelijk alsnog naar [X] gereageerd en daarbij een absurd bedrag gepresenteerd waarmee hij wel akkoord zou kunnen gaan ([klager] wees het eerdere aanbod van [X]). Kort samengevat meent [klager] dat hem een bedrag van € 617.634,- bruto toekomt ter vergoeding van inkomens-, pensioen, vermogens- en immateriële schade, als gevolg van onzorgvuldig en verwijtbaar handelen van [X] en de voortijdige beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Enige andere optie, aldus [klager], is volgens hem instandhouding van het dienstverband tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd (27 september 2027) met vrijstelling van werk en behoud van salaris, waarbij hij dan bereid zou zijn aanspraken op zijn eigen functie of passende functie te laten vallen. Hiermee zou [klager] zijn werkgever “met rust” laten en tevens afstand doen van mogelijke (externe) klachten. Productie 52: brief d.d. 20 april 2023 van mr. [K]. (…) 60 Nu overleg over een beëindigingsregeling op niets is uitgelopen, resteert voor [X] thans geen andere mogelijkheid dan indiening van onderhavige verzoekschrift

2.8 Op 4 juli 2023 schrijft mr. [K] aan verweerster per e-mail: “Zojuist heb ik het verzoekschrift doorgenomen. Bent u bekend met artikel 27 van de gedragsregels advocatuur?” Mr. [K] benoemt ook in haar verweerschrift, ingediend op 31 augustus 2023, dat verweerster met de vermelding van schikkingsonderhandelingen en het overleggen van vertrouwelijke correspondentie tussen advocaten zich schuldig maakt aan overtreding van gedragsregel 27.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij advocatencorrespondentie, met daarin schikkingsonderhandelingen, aan de rechter heeft overgelegd. Verweerster heeft niet alleen de correspondentie overgelegd, maar ook in haar verzoekschrift naar de schikkingsonderhandelingen verwezen. Verweerster heeft daarmee gehandeld in strijd met Gedragsregel 27, aldus klager.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht toetst de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, vanwege ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.3 Klager verwijt verweerster dat zij in een arbeidsrechtelijke procedure in haar verzoekschrift de inhoud van (vertrouwelijke) schikkingsonderhandelingen tussen verweerster en klagers advocaat heeft genoemd. Deze schriftelijke correspondentie tussen verweerster en de advocaat van klager heeft verweerster ook als producties bij dat verzoekschrift gevoegd. De raad stelt voorop dat advocaten over de inhoud van de tussen hen gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen mogen meedelen zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Dit verbod is neergelegd in gedragsregel 27. De achtergrond hiervan is dat advocaten onderling vrijuit moeten kunnen spreken om een oplossing voor het geschil tussen hun cliënten te kunnen beproeven.

5.4 De raad is van oordeel dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het gedetailleerd benoemen en het overleggen van de schikkingsonderhandelingen aan de rechter. In de door verweerster aan de rechter overgelegde confraternele correspondentie is te lezen dat verweerster in een e-mail van 17 november 2022 een voorstel heeft gedaan om de zaak buiten de rechter af te doen. In een brief van 19 december 2022 is dit voorstel door de advocaat van klager afgewezen. In een e-mail van 13 februari 2023 heeft verweerster een nieuw voorstel gedaan om tot een regeling te komen. In een brief van 20 april 2023 heeft de advocaat van klager ook dit voorstel afgewezen en heeft zij een tegenvoorstel aan verweerster gedaan. De raad is – anders dan namens verweerster op de zitting van de raad is betoogd – van oordeel dat deze correspondentie niet anders kan worden gezien dan als schikkingsonderhandelingen als bedoeld in gedragsregel 27. Door deze schriftelijke schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de wederpartij in het geding te brengen en aan de rechter over te leggen, heeft verweerster in strijd met deze gedragsregel gehandeld. In het licht van de onderhavige omstandigheden acht de raad dit handelen klachtwaardig. Dat betekent dat de klacht gegrond wordt verklaard.

6. MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door schriftelijke schikkingsonderhandelingen tussen haar en de advocaat van de wederpartij aan de rechter over te leggen en de inhoud daarvan te vermelden in haar verzoekschrift. Verzwarende omstandigheid is dat verweerster ook nadat zij door de advocaat van de wederpartij daarop gewezen was, volhardde in haar handelen. In het voordeel van verweerster wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat zij voor haar handelen haar excuses heeft aangeboden en met het feit dat zij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Gelet op alle omstandigheden van deze zaak is de oplegging van een waarschuwing passend en geboden.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

  1. € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
  2. € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a) en b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. M. Lont en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 18 november 2024