ECLI:NL:TADRARL:2024:28 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-798/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:28
Datum uitspraak: 15-01-2024
Datum publicatie: 27-02-2024
Zaaknummer(s): 23-798/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over advocaat van de wederpartij van klaagster. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij en was het haar wettelijk toegestaan om ten behoeve van de procedure van haar cliënt een uittreksel van klaagster op te vragen. Daarnaast mocht verweerster afgaan op de van haar cliënte verkregen informatie zonder daar nader onderzoek naar te doen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2024
in de zaak 23-798/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 16 november 2023 met kenmerk K 23/72.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster had een relatie met A. Op enig moment is deze relatie geëindigd.
1.2 Medio/eind 2022 is door klaagster een civiele procedure tegen A gestart. In geschil was onder meer of zij een rechtsgeldig (Islamitisch) huwelijk hadden gesloten en of A nog bedragen aan klaagster was verschuldigd.
1.3 Op 23 september 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Nijmegen (hierna ook: de kantonrechter), de vorderingen van klaagster bij verstek toegewezen. A is tegen dit vonnis in verzet gekomen. Hij is bijgestaan door verweerster.
1.4 Op 29 maart 2023 heeft een (deels digitale) mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de kantonrechter met A als eisende partij in verzet en klaagster als gedaagde partij in verzet.
1.5 Op 27 april 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.6 Bij vonnis van 28 april 2023 heeft de kantonrechter het verstekvonnis van 23 september 2022 vernietigd en onder meer bepaald dat geen sprake is van een rechtsgeldig religieus huwelijk tussen klaagster en A. Daarnaast is A veroordeeld tot betaling aan klaagster van een bedrag van € 2.000,- en zijn de overige vorderingen van klaagster afgewezen.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) handelingen te verrichten waartoe zij niet bevoegd is;

Toelichting: Verweerster heeft ten onrechte en zonder daartoe bevoegd te zijn gemeentes en de Turkse autoriteiten aangeschreven en gegevens over klaagster en haar voormalig partner opgevraagd en ingebracht in de verzetprocedure. Daarmee heeft verweerster de privacy wet- en regelgeving geschonden;

b) opzettelijke valse stukken/informatie in te dienen dan wel achter te houden waardoor de rechter op het verkeerde been is gezet en klaagster in haar eer en goede naam is geschaad;

Toelichting: Verweerster heeft gelogen over het adres van haar cliënt en ook bewust stukken die daarop betrekking hebben achtergehouden, dan wel valse stukken ingediend. Ten onrechte heeft verweerster gesteld dat zij klaagster een brief heeft gestuurd waarin zij zich als advocaat stelde, maar die brief heeft zij niet gestuurd.

c) daardoor een onrechtmatige daad richting klaagster te plegen.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Klachtonderdeel a)

3.2 Verweerster betwist onbevoegde handelingen te hebben verricht. Op basis van wetgeving en jurisprudentie kan een advocaat, indien dat noodzakelijk is voor een procedure, een uittreksel van in dit geval klaagster opvragen. In de lopende procedure tussen klaagster en A heeft zij Nederlandse gemeentes aangeschreven om een akte op te vragen van klaagster. Klaagster heeft de gegevens van de Turkse autoriteiten zelf in de procedure gebracht. Die gegevens had verweerster ook niet bij de Turkse autoriteiten opgevraagd, omdat dat op grond van de Turkse wetgeving niet is toegestaan.

Klachtonderdeel b)

3.3 Verweerster betwist dat zij valse stukken in de procedure heeft gebracht of valse informatie heeft verspreid, dan wel informatie heeft achtergehouden. In de verzetprocedure heeft zij zich namens haar cliënt op het standpunt gesteld dat klaagster nog gehuwd was op het moment dat zij een Islamitisch huwelijk met haar cliënt aanging. Deze informatie had zij van haar cliënt ontvangen. Door klaagster zijn later stukken in het geding gebracht waaruit bleek dat dat huwelijk was omgezet in een geregistreerd partnerschap en dat dit pas jaren later was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Turkije. Er kan over getwist worden of een dergelijke aanpassing met terugwerkende kracht mogelijk is, omdat de Turkse wetgeving geen geregistreerd partnerschap kent. In de procedure heeft verweerster de stellingen van haar cliënt naar voren gebracht met de kennis die er op dat moment was. Als verweerster wel inzage in de stukken bij de Turkse autoriteiten had gekregen, dan had zij die informatie die door klaagster zelf is ingebracht eerder kunnen bestuderen. Haar cliënt wilde niet dat klaagster op de hoogte zou komen van zijn adres omdat klaagster hem naar zijn zeggen lastig viel. Tijdens de procedure woonde haar cliënt zowel in Italië als in Griekenland. Omdat klaagster beslag had laten leggen bij de werkgever van haar cliënt, mocht hij niet meer in Italië werken en is hij weer naar Griekenland gegaan, althans dit heeft haar cliënt zo verteld. De huurovereenkomst waar klaagster over spreekt is authentiek en verweerster heeft geen reden (gehad) om daaraan te twijfelen. Haar stelbrief heeft zij per post aan klaagster verzonden. Dit hoeft niet aangetekend of met bewijs van ontvangst te gebeuren, omdat de stelbrief ook naar de kantonrechter gaat (deze is wel ontvangen) en de gegevens van de advocaat op de rol worden vermeld.

Klachtonderdeel c)

3.4 Van een onrechtmatige daad richting klaagster is dan ook geen sprake geweest, aldus verweerster.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.3 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdeel a)

4.4 Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij en was het haar wettelijk ook toegestaan om ten behoeve van de procedure van haar cliënt een uittreksel van klaagster op te vragen. Dat verweerster ook persoonlijke informatie over klaagster bij de Turkse autoriteiten heeft opgevraagd is, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet komen vast te staan. Verweerster heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klaagster gehandeld. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5 De voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerster onjuistheden heeft gesteld waarvan zij wist, dan wel had moeten weten dat die informatie onjuist was. Zij mocht afgaan op de van haar cliënt verkregen informatie en uitgaan van de juistheid daarvan. Voor zover klaagster ook klaagt over de door verweerster namens haar cliënt ingenomen standpunten die onderdeel zijn van het civiele geschil, dan is het aan de civiele rechter voorbehouden om daarover een oordeel te geven; niet aan de tuchtrechter. Als partijdige belangenbehartiger diende verweerster bovendien die standpunten zo namens haar cliënt aanvoeren. Dat klaagster naar haar zeggen de stelbrief van verweerster niet heeft ontvangen, kan het gevolg van onjuiste postbezorging zijn geweest. Los daarvan, niet is gebleken dat klaagster daardoor op enigerlei wijze in haar belangen is geschaad. Verweerster heeft zich immers ook bij de kantonrechter als advocaat van haar cliënt gesteld, zodat klaagster ook via die weg wist dat haar wederpartij door verweerster als werd bijgestaan.
4.6 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerster niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij had, en heeft zij dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klaagster gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klaagster door het handelen van verweerster onnodig of onevenredig in haar belangen is geschaad. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.7 Nu verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt, zoals hiervoor is overwogen, is van enig onrechtmatig handelen van verweerster richting klaagster niet gebleken. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 15 januari 2024