ECLI:NL:TADRARL:2024:276 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-264/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:276 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-11-2024 |
Datum publicatie: | 21-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-264/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Voor de raad is op basis van het verweer en de overgelegde stukken niet komen vast te staan dat verweerder de opdracht van klager niet zorgvuldig heeft uitgevoerd, klager onvoldoende heeft geïnformeerd of klager juridisch onvoldoende deskundig heeft bijgestaan. Klacht in alle onderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 18 november 2024
in de zaak 24-264/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. De klacht is aangevuld bij e-mail van 19 oktober 2023.
1.2 Op 15 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/118 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Klager heeft op 16 september 2024 een wrakingsverzoek tegen de raad ingediend. Dit verzoek is door de wrakingskamer van de raad van discipline Den Bosch niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 7 oktober 2024.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 26 en 27 augustus 2024.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is door zijn zuster op 25 januari 2022 gedagvaard in een erfrechtelijke kwestie omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder. Verweerder heeft klager vanaf 17 februari 2022 bijgestaan in deze procedure. Klager had aangegeven dat een minnelijke regeling met zijn zuster zijn voorkeur had en dat pas in de procedure verweer gevoerd zou gaan worden als een minnelijke regeling niet mogelijk zou blijken te zijn.
2.2 Verweerder heeft op 7 april 2022 bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, om uitstel verzocht voor het indienen van de conclusie van antwoord. De rechtbank heeft, met instemming van de advocaat van de wederpartij, uitstel verleend tot 25 mei 2022. Daarbij was met de advocaat van de wederpartij afgesproken dat het uitstel zou worden gebruikt om een minnelijk regeling te beproeven.
2.3 Verweerder heeft in april en mei 2022 tevergeefs diverse e-mailberichten aan klager gestuurd met het verzoek om te reageren, zodat de wensen van klager ten aanzien van een minnelijke regeling dan wel de inhoud van de conclusie van antwoord konden worden besproken.
2.4 Verweerder heeft op 16 mei 2022 aan klager een e-mail gezonden waarin hij heeft meegedeeld dat hij contact heeft gezocht met de Orde van advocaten Gelderland, omdat hij niet wist hoe te handelen nu klager op al zijn e-mails niet reageert. De uitkomst van dit overleg was dat verweerder de rechtbank zou verzoeken om nader uitstel op grond van klemmende redenen, namelijk het feit dat verweerder geen contact kon krijgen met klager. Verweerder heeft klager nogmaals nadrukkelijk verzocht contact met hem op te nemen over de inhoud van de te nemen conclusie van antwoord, waarbij hij heeft aangegeven dat hij zich als zijn advocaat zou onttrekken als hij niet meer van klager verneemt.
2.5 Klager heeft hierop in zijn e-mail van 19 mei 2022 geantwoord dat de rechtbank om nader uitstel moest worden verzocht.
2.6 Verweerder heeft op 19 mei 2022 opnieuw een verzoek om uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord bij de rechtbank ingediend. Dit verzoek is door de rechtbank afgewezen.
2.7 Klager en verweerder hebben tussen 21 en 25 mei 2022 intensief met elkaar gecorrespondeerd over de inhoud van de conclusie van antwoord. Klager heeft in zijn e-mail van 25 mei 2022 verweerder verzocht de versie van de conclusie van antwoord die er toen lag, bij de rechtbank in te dienen, hetgeen verweerder dezelfde dag heeft gedaan.
2.8 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 november 2022, waarbij klager werd bijgestaan door verweerder.
2.9 Op 1 februari 2023 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
2.10 Naar aanleiding van een e-mailbericht van klager van 19 februari 2023 heeft verweerder op 21 februari 2023 aan klager laten weten niet meer als zijn advocaat op te treden en klager verzocht de openstaande declaraties uiterlijk dezelfde week te voldoen.
2.11 Bij brief van 11 februari 2023 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder. De klachtenfunctionaris heeft in zijn brief van 7 juli 2023 gemotiveerd aangegeven dat hij de klacht ongegrond acht. Verder heeft hij erop gewezen dat verweerder overweegt een geschil aanhangig te maken bij de Geschillencommissie Advocatuur ter incassering van de openstaande facturen.
2.12 Op 19 juli 2023 heeft verweerder aan klager een akte van compromis voorgelegd, zodat de Geschillencommissie bevoegd kan zijn om te oordelen over het declaratiegeschil tussen klager en verweerder. Klager heeft hier niet op gereageerd.
2.13 Op 23 augustus 2023 heeft verweerder een civielrechtelijke procedure gestart tegen klager, omdat de betaling van zijn declaraties is uitgebleven.
2.14 Op 28 augustus 2023 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.
3 KLACHT
3.1 Klager heeft tijdens de zitting van de raad verklaard dat hij niet akkoord is met de omschrijving van de klacht in de aanbiedingsbrief van de deken. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd waarom de samenvatting in de aanbiedingsbrief geen juiste weergave zou zijn van zijn klacht. De door klager naar de deken gezonden stukken - inclusief de brief van klager van 9 augustus 2023 aan verweerder - in ogenschouw nemend, is de raad van oordeel dat de door de deken in de aanbiedingsbrief gegeven klachtomschrijving de lading van de klacht van klager in voldoende mate dekt. Deze samenvatting van de klacht zal dan ook als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van de klacht.
3.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) de opdracht van klager niet zorgvuldig uit te voeren.
Toelichting
Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de gezondheid en persoonlijke
omstandigheden van klager. Zo heeft hij een kansloos uitstelverzoek bij de rechtbank
ingediend, zonder goede gronden advies ingewonnen bij de deken en zonder goede reden
gedreigd zich te onttrekken aan de zaak, hetgeen hij later ook heeft gedaan.
b) klager onvoldoende te informeren.
Toelichting
Verweerder heeft klager onvoldoende geïnformeerd over de wijze waarop gecommuniceerd
zou worden. Klager was altijd telefonisch goed bereikbaar. Verder heeft verweerder
nagelaten klager erover te informeren dat tegen de afwijzing van een uitstelverzoek
beroep kon worden ingesteld.
c) juridisch ondermaats te presteren.
Toelichting
Verweerder heeft een ondermaatse conclusie van antwoord ingediend bij de rechtbank.
Een aantal verweren ontbrak, de conclusie was onvoldoende gemotiveerd en er stond
een aantal fouten in. Tijdens de zitting is verweerder eveneens op meerdere punten
tekortgeschoten.
d) onterecht kosten bij klager in rekening te brengen, bijvoorbeeld voor e-mails
en brieven.
e) in strijd met zijn eigen algemene voorwaarden te handelen.
Toelichting
Verweerder heeft in strijd met zijn algemene voorwaarden gehandeld door een civielrechtelijke
procedure bij de rechtbank tegen klager aan te spannen. In de algemene voorwaarden
staat namelijk dat alle geschillen over de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen,
worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Verzoek klager om de zaak terug te verwijzen naar deken
5.1 Klager heeft tijdens mondelinge behandeling van de klacht de raad verzocht de zaak terug te verwijzen naar de deken voor nader onderzoek. Klager is van mening dat de procedure bij de deken niet naar behoren is verlopen. De klacht was namelijk alleen bedoeld om aan de bel te trekken, zodat de deken als gezaghebbende instantie kon ingrijpen. Tegen de wens van klager in, wordt zijn klacht nu in deze klachtprocedure behandeld.
5.2 Verweerder heeft tijdens de zitting van de raad desgevraagd bezwaar gemaakt tegen dit verzoek van klager. Hij heeft verklaard dat er al genoeg gelegenheid is gegeven voor het indienen van stukken en het geven van reacties. Verweerder meent dat nu een keer een beslissing moet worden genomen.
5.3 Gelet op de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen, is de raad van
oordeel dat er voor een nader onderzoek door de deken onvoldoende aanknopingspunten
bestaan. De raad zal dan ook hierna overgaan tot de inhoudelijke behandeling van de
klacht, zoals omschreven in de aanbiedingsbrief van de deken.
Inhoudelijke beoordeling van de klacht
Maatstaf
5.4 De klacht heeft betrekking op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.5 Verweerder heeft betwist dat hij de opdracht van klager niet zorgvuldig heeft
uitgevoerd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verweerder heeft geen rekening
kunnen houden met de gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden van klager,
omdat klager hem daarover niet heeft geïnformeerd. Nadat uitstel was verkregen met
als doel om een minnelijke schikking te beproeven – hetgeen de wens van klager was
– reageerde klager niet meer op de berichten van verweerder over de inhoud van een
dergelijke regeling. Pas zes dagen voor de roldatum heeft klager gereageerd bij e-mail
van 19 mei 2022, waarin hij verweerder heeft verzocht om de rechtbank om zes weken
uitstel te verzoeken. Verweerder heeft dit gedaan, maar hij heeft klager duidelijk
gemaakt dat hij het bijzonder weinig kansrijk achtte dat het verzoek door de rechtbank
zou worden ingewilligd. Verweerder heeft zich tot de deken gewend voor advies omdat
de roldatum van 25 mei 2022 aanstaande was en hij nog steeds geen reactie had gekregen
op zijn talrijke berichten. In zijn brief aan klager van 16 mei 2022 heeft verweerder
geen dreigement geuit, maar geschreven dat hij zich zal onttrekken als advocaat als
hij geen contact meer kon krijgen met klager. Pas veel later, op 21 februari 2023
heeft verweerder zich onttrokken als advocaat naar aanleiding van de inhoud van een
e-mail van klager. Op dat moment waren er geen roldatums aanstaande, waardoor hij
zijn werkzaamheden zonder (procedurele) consequenties kon beëindigen.
5.6 De raad constateert dat verweerder gemotiveerd, steekhoudend en met stukken onderbouwd verweer heeft gevoerd. Niet is gebleken van enig klachtwaardig handelen of nalaten. Klachtonderdeel a) zal daarom ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.7 Verweerder heeft betwist dat hij klager onvoldoende heeft geïnformeerd. Hij
heeft uitgebreide telefoongesprekken met klager gevoerd en verschillende e-mails aan
klager gestuurd met zijn conclusies en adviezen. Hij heeft tevergeefs meerdere rappellen
aan klager gestuurd. Dat klager deze wel degelijk heeft ontvangen, blijkt uit de uiteindelijke
reactie hierop van klager bij e-mail van 19 mei 2022, waarin hij schrijft dat hij
wegens andere bezigheden ervoor had gekozen niet te reageren. Verweerder heeft een
voorkeur voor communicatie per e-mail om misverstanden zoveel mogelijk te voorkomen,
maar klager reageerde ook niet op telefonische berichten van verweerder. Verweerder
heeft betwist dat hij klager er niet op zou hebben gewezen dat beroep mogelijk is
tegen de afwijzing van het uitstelverzoek. Hij heeft daar echter aan toegevoegd dat
een dergelijk beroep kansloos was.
5.8 Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerder klager
onvoldoende heeft geïnformeerd, nu klager dit verwijt niet nader heeft onderbouwd,
verweerder dit nadrukkelijk en gemotiveerd heeft betwist en zulks ook niet blijkt
uit de overgelegde stukken. Klachtonderdeel b) zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.9 Verweerder heeft in zijn verweer erop gewezen dat hij in de beperkte tijd
die beschikbaar was zes concepten aan klager voorgelegd heeft met het verzoek om commentaar.
Klager heeft daarop kunnen reageren, waarna verweerder diens reacties - zo nodig -
heeft verwerkt. Klager is in zijn e-mail van 25 mei 2022 onder dankzegging akkoord
gegaan met de zevende versie van de conclusie van antwoord. Verweerder heeft klager
in de gelegenheid gesteld om te reageren op de concept-pleitaantekeningen, maar klager
heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
5.10 De raad is op basis van het verweer en de overgelegde stukken niet gebleken
dat verweerder klager juridisch onvoldoende deskundig heeft bijgestaan. Nu niet valt
in te zien welk verwijt verweerder in dezen kan worden gemaakt, zal klachtonderdeel
c) ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel d)
5.11 In klachtonderdeel d) wordt verweerder verweten dat hij nodeloos kosten voor onder meer e-mails en brieven in rekening heeft gebracht. De raad constateert dat verweerder in zijn e-mails aan klager diverse malen aandacht heeft gevraagd voor de oplopende kosten door de wijze waarop en de mate waarin door klager met verweerder werd gecommuniceerd. Klager heeft desondanks de intensiteit van de communicatie niet verminderd en veelvuldig de aandacht van verweerder gevraagd voor uiteenlopende onderwerpen, waarbij hij blijkens de inhoud van deze e-mails ook een reactie van verweerder verwachtte. Gelet hierop, valt niet in te zien om welke reden verweerder de door hem aan deze communicatie bestede uren niet bij klager zou mogen declareren. Klachtonderdeel d) zal daarom ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel e)
5.12 Verweerder heeft betwist dat hij in strijd met zijn algemene voorwaarden
heeft gehandeld door klager te dagvaarden in plaats van het declaratiegeschil voor
te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Verweerder heeft erop gewezen dat
uit verschillende recente uitspraken van de Geschillencommissie is gebleken dat in
een consumentenzaak tot onbevoegdheid van de Geschillencommissie kan worden besloten,
ondanks dat een dergelijk beding is opgenomen in de overeengekomen algemene voorwaarden.
Dat was voor verweerder de reden om aan klager op 19 juli 2023 een akte van compromis
voor te legen, opdat de Geschillencommissie bevoegd kon zijn om te oordelen. Aangezien
klager daarop niet is ingegaan, heeft verweerder een dagvaarding uitgebracht.
5.13 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder dit klachtonderdeel in zijn verweer afdoende weerlegd. De handelwijze van verweerder in dezen is niet ongebruikelijk en niet klachtwaardig. Klachtonderdeel e) zal om die reden ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, G.W. Roest, A.W. Siebenga en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 18 november 2024