ECLI:NL:TADRARL:2024:275 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-276/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:275
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 21-11-2024
Zaaknummer(s): 24-276/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de eigen advocaat. De raad verklaart een klacht over de hoogte van de declaratie en de kwaliteit van de dienstverlening ongegrond.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 18 november 2024
in de zaak 24-276/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klagers
gemachtigde: mw. S.

over


verweerder
gemachtigde: mr. F.B.A.M. van Oss

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 8 december 2021 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 19 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21/157 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 juni 2024. Daarbij waren klager en verweerder, beiden met hun gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Sinds augustus 2020 staat verweerder klagers bij inzake een bestuursrechtelijke procedure. Verweerder is voor klagers opgetreden in twee verschillende zaken, ‘R / M’ en ‘R / gemeente O’.

2.2 In een e-mail van 21 januari 2021 aan klagers heeft verweerder een urenspecificatie toegezonden inzake het dossier R / M. Volgens de specificatie heeft verweerder over de periode van 9 november 2020 tot en met 15 januari 2021 57,08 uren in rekening gebracht.

2.3 Uit de specificatie van 21 januari 2021 kan worden opgemaakt dat verweerder op 12, 13 en 14 januari 2021 in totaal 1070 minuten (17,83 uren) heeft besteed aan het opstellen van de pleitnota.

2.4 In een e-mail van 27 januari 2021 aan klagers heeft verweerder een urenspecificatie toegezonden inzake het dossier R / gemeente O. Volgens de specificatie heeft verweerder over de periode van 10 augustus 2020 tot en met 27 november 2020 48,85 uren in rekening gebracht. In de e-mail is daarnaast het volgende geschreven:
U gaf aan dat u het nieuwe voorschot niet wilt betalen omdat de wederpartij niet is op komen dagen op de zitting van het door de wederpartij d.d. 15 januari 2021 aanhangig gemaakte kort geding. U deelde mij mede dat u vindt dat de heer M die kosten moet voldoen. Ook wij betreuren dat het kort geding geen doorgang heeft kunnen vinden en dat de kosten in het dossier R/ M verder oplopen. Dit laat echter onverlet dat u het voorschot tijdig aan ons moet voldoen. Met u werd afgesproken dat mr. B u tijdsevenredig bijstaat. Dat het kort geding is uitgesteld is geen omstandigheid die in de risicosfeer van het kantoor ligt. Vanzelfsprekend zal de rechter gevraagd worden om bij de vaststelling van de hoogte van de proceskostenveroordeling, indien de heer M hiertoe veroordeeld wordt, hier rekening mee te houden. Zoals u weet heb ik op 15 januari 2021 de zittingsrechter laten weten dat u met het door mr. Van H gevraagde uitstel niet kon instemmen. De zittingsrechter oordeelde anders. (…) Ik verzoek u derhalve nogmaals mijn tussendeclaratie d.d. 19 januari 2021 ad € 1.580,64 uiterlijk morgen te voldoen. Wat betreft de vervolgwerkzaamheden wijs ik u er nadrukkelijk op dat indien de kosten voor u te bezwaarlijk worden u te allentijden de opdracht kunt beëindigen. (…)

2.5 In een e-mail van 7 april 2021 aan klagers heeft verweerder een urenspecificatie toegezonden inzake het dossier R / gemeente O. Volgens deze specificatie heeft verweerder over de periode van 5 februari 2021 tot en met 6 april 2021 40,02 uren in rekening gebracht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) in strijd met gedragsregel 17 excessief te declareren.
b) ondermaats te presteren.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Maatstaf
5.1 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht tot uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a)

5.2 Klagers stellen dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. Klagers hebben hierbij in het bijzonder aangevoerd dat verweerder inefficiënt heeft gewerkt en onnodige werkzaamheden hebben verricht. Ook heeft hij te veel uren besteed aan het maken van een pleitnota. Door (onder meer) die omstandigheden is het aantal door verweerder declareerde uren exorbitant hoog en excessief, aldus klagers.

5.3 Bij het vaststellen van de declaratie van een advocaat is het uitgangspunt dat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening wordt gebracht (zie gedragsregel 17 lid 1). In het kader van de te hanteren tuchtnorm beperkt de raad zich bij de beoordeling van declaraties van advocaten tot een marginale toets. Beoordeeld wordt of er sprake is van excessief declareren. Daarbij gaat het om de verhouding tussen het in rekening gebrachte bedrag en de verrichte werkzaamheden.

5.4 Vast staat dat klagers hebben ingestemd met het door verweerder in rekening gebrachte uurtarief. Uit de stukken is voorts niet gebleken dat verweerder uren heeft gedeclareerd die hij niet heeft verricht. Dat wordt door klagers ook niet gesteld. De raad kan echter ook niet vaststellen dat verweerder onnodige werkzaamheden heeft verricht (en gedeclareerd) of te veel uren heeft besteed aan - bijvoorbeeld - het schrijven van pleitnota. De raad kan niet beoordelen of deze stelling van klagers juist is omdat de raad niet de beschikking heeft over het (gehele) onderliggende dossier. Bovendien heeft verweerder dit betwist en aangevoerd dat het ging om een zeer complexe en omvangrijke zaak. Gelet op deze omstandigheden is de raad van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel b)

5.5 Klagers verwijten verweerder ook dat hij ondermaats heeft gepresteerd. Volgens klagers heeft verweerder op een rommelige wijze gewerkt, waardoor hij deze relatief simpele zaak complex heeft gemaakt. Ook heeft hij essentiële stukken niet in het geding gebracht, aldus klagers. Verweerder heeft deze verwijten betwist. Gelet op deze tegengestelde verklaringen over de inhoud en de kwaliteit van de bijstand door verweerder, en omdat de raad niet de beschikking heeft over het (gehele) onderliggende dossier, kan de raad niet beoordelen of verweerder al dan niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad kan dan ook niet vaststellen of verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad zal daarom ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.


Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, N.C. Milani,
A.E. Mulder, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.


Griffier Voorzitter

Verzonden op : 18 november 2024