ECLI:NL:TADRARL:2024:273 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-202/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:273
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 19-11-2024
Zaaknummer(s): 24-202/AL/OV
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. De raad is op basis van het verweer, de overgelegde stukken en de toelichtingen daarop niet gebleken dat verweerder onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand aan klager heeft verleend. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 18 november 2024

in de zaak 24-202/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 8 december 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Deze klacht is aangevuld bij brief, met bijlagen, van 14 april 2023.

1.2 Op 18 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2190587 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager heeft de zitting telefonisch bijgewoond. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Verweerder heeft consultatiebijstand verleend aan klager, nadat klager op 12 november 2021 is aangehouden als verdachte van twee inbraken bij zijn huisarts.

2.2 Klager heeft tijdens de politieverhoren een bekennende verklaring afgelegd.

2.3 Verweerder heeft klager bijgestaan tijdens de behandeling van de vordering gevangenhouding op 1 december 2021. De reclassering heeft tijdens deze behandeling een negatief advies over een schorsing van de voorlopige hechtenis aan de rechtbank uitgebracht. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen.

2.4 Op 6 december 2021 heeft verweerder een verzoek tot overname van een advocatenkantoor uit Amsterdam ontvangen.

3. KLACHT

Tijdens de zitting van de raad heeft klager desgevraagd bevestigd dat de klacht inhoudt, zakelijk weergegeven, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager onvoldoende deskundig heeft bijgestaan en klager onjuist heeft geadviseerd. Zo heeft verweerder klager geadviseerd een bekennende verklaring af te leggen terwijl dit niet in zijn belang was, klager niet gewezen op de onrechtmatigheid van de verkregen camerabeelden en de doorzoeking van de woning, onvoldoende contact met hem opgenomen en de rechtbank niet verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, terwijl dit wel van tevoren met klager was afgesproken.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht het volgende verweer gevoerd. Hij heeft klager naar beste kunnen bijgestaan en daarbij alleen het belang van klager voor ogen gehad. Hij is bij alle verhoren van klager aanwezig geweest en heeft veelvuldig overleg met hem gevoerd, onder meer over de te hanteren tactiek. Verweerder kreeg daarbij gaandeweg meer informatie en heeft zijn adviezen daarop aangepast. Klager werd verdacht van twee inbraken bij zijn huisarts, maar later bleek ook een verdenking van brandstichting van de auto van zijn huisarts te bestaan. Vanwege deze verdenking heeft verweerder klager geadviseerd om de twee inbraken te bekennen, waarbij hij de nadruk moest leggen op een financieel motief. Op die manier zou worden voorkomen dat de inbraken in verband zouden worden gebracht met de brandstichting. Klager heeft echter bij zijn bekennende verklaring niet een financieel motief, maar andere motieven genoemd, die aanleiding hebben gegeven tot meer verdenking. Mede door deze verklaring heeft de reclassering een negatief advies aan de rechtbank uitgebracht over een schorsing van de voorlopige hechtenis. De camerabeelden zijn rechtmatig gevorderd en verkregen. Ook als dat niet het geval geweest zou zijn, zou dat het gebruik van de beelden door de politie niet in de weg staan. Klager was ontstemd over het bevel gevangenhouding op 1 december 2021. Hij heeft verweerder de volgende dag meegedeeld dat hij binnen een week door hem bezocht wilde worden en dat hij anders naar een andere advocaat zou overstappen. In verband met een mogelijke coronabesmetting, kon verweerder hem echter niet eerder dan op 7 december 2021 bezoeken. Verweerder heeft al op 6 december 2021 een overname-verzoek van een andere advocaat ontvangen, waarna hij alle stukken heeft doorgestuurd naar de opvolgend advocaat.

4.2 Tijdens de zitting van de raad heeft klager het verwijt geuit dat verweerder tijdens de behandeling van de vordering gevangenhouding niet om schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verzocht, ondanks dat dit van tevoren wel was afgesproken. Verweerder heeft hierop als volgt gereageerd. Bij de behandeling van de vordering gevangenhouding bleek dat de reclassering van zienswijze was veranderd ten nadele van klager vanwege de inhoud van diens bekennende verklaring. Onder deze omstandigheden was een verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis kansloos. Om die reden heeft verweerder, ondanks de eerdere afspraak met klager, daarvan afgezien.

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Beoordeling klacht

5.2 De klacht betreft de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. De raad is op basis van het verweer, de overgelegde stukken en de toelichtingen daarop niet gebleken dat verweerder onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand aan klager heeft verleend. Ook is niet komen vast te staan dat verweerder de kernwaarden van de advocatuur heeft geschonden.

5.3 De raad is niet gebleken dat verweerder klager onjuist heeft geadviseerd. Verweerder heeft in zijn verweer toegelicht waarom hij klager heeft geadviseerd om de inbraken te bekennen. Niet valt in te zien waarom verweerder met dit advies de belangen van klager onvoldoende zou hebben behartigd. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder klager onjuist heeft geïnformeerd over de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van klager of de toelaatbaarheid van de camerabeelden.

5.4 Verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt om welke reden hij tijdens de behandeling van de vordering gevangenhouding geen schorsing van de hechtenis heeft gevorderd, ondanks dat hij dit van tevoren wel zo had afgesproken met klager. Naar het oordeel van de raad kan het verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij geen bij voorbaat kansloos verzoek heeft ingediend.

5.5 Het verwijt dat verweerder onvoldoende in contact is getreden met klager vindt geen steun in de overgelegde stukken en afgelegde verklaringen. De door verweerder opgegeven reden dat hij klager niet direct op diens verzoek kon bezoeken, namelijk ernstige verkoudheidsklachten in corona-tijd, acht de raad aannemelijk en niet klachtwaardig.

5.6 Nu niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder kan worden gemaakt, zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, G.W. Roest, A.W. Siebenga en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 18 november 2024