ECLI:NL:TADRARL:2024:260 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-552/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:260 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 28-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-552/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Schrapping van het tableau terwijl verweerder niet meer als advocaat op het tableau is ingeschreven. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 28 oktober 2024
in de zaak 24-552/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 10 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 17 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2024 KNN047 /
2336949 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 september 2024. Daarbij
was alleen de gemachtigde van klager aanwezig. Verweerder was niet aanwezig. Van de
behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 02 0 tot en met 02 2.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de
op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is in een geschil met [naam hogeschool] (verder: [de hogeschool])
bijgestaan door verweerder. Verweerder is ingeschakeld door de rechtsbijstandsverzekering
van klager, Univé Rechtshulp. Verweerder heeft [de hogeschool] in 2021 aansprakelijk
gesteld. Een kopie van die brief heeft verweerder niet aan klager gezonden.
2.2 Op 22 november 2021 hebben klager en verweerder besloten om tegen [de hogeschool]
te gaan procederen, waarvoor verweerder een conceptdagvaarding zou opstellen.
2.3 Vanaf januari 2022 heeft klager verweerder herhaaldelijk gevraagd wanneer
hij de conceptdagvaarding kon verwachten. Op 31 januari 2022 heeft verweerder aan
klager laten weten dat hij verwachtte dat hij de conceptdagvaarding die donderdag
kon toezenden. Verweerder heeft dat niet gedaan. In maart 2022 heeft verweerder telefonisch
aan klager laten weten dat hij enige tijd niet in staat was zijn werkzaamheden uit
te voeren vanwege gezondheidsproblemen. Nadat verweerder op 19 september 2022 door
Univé aansprakelijk was gesteld vanwege het niet sturen van de conceptdagvaarding
aan klager, heeft verweerder op 4 oktober 2022 aan klager de conceptdagvaarding toegestuurd.
Na het doorvoeren van correcties is de dagvaarding in april 2023 uitgebracht door
de deurwaarder. Pas nadat klager daar meermalen om had verzocht, heeft verweerder
hem op 20 juni 2023 de dagvaarding met producties toegestuurd.
2.4 Op 8 augustus 2023 heeft verweerder een conclusie van repliek ingediend,
maar niet aan klager toegezonden. In september 2023 is de conclusie van dupliek ingediend,
waarna de rechtbank klager nog een termijn gaf om te reageren op de bij de conclusie
van dupliek gevoegde producties. In de periode daarna heeft klager meermalen om overleg
en verduidelijking verzocht, maar verweerder heeft daarop niet gereageerd.
2.5 Op 4 oktober 2023 heeft klager met de (griffie van de) rechtbank gebeld en
uit dat gesprek begrepen dat verweerder de rechtbank op 19 september 2023 een akte
had toegestuurd met een reactie op producties bij de conclusie van dupliek en dat
de rechtbank op 17 oktober 2023 vonnis zou wijzen. Verweerder heeft de akte na dupliek
niet naar klager gestuurd. Klager heeft verweerder over deze gang van zaken op 4 oktober
2023 een e-mail gestuurd.
2.6 Op 5 oktober 2023 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij in de periode
daarvoor moeilijk bereikbaar is geweest vanwege een medische situatie.
2.7 Het vonnis is gewezen op 28 november 2023. De vorderingen van klager zijn
afgewezen. Op 20 december 2023 heeft verweerder dit vonnis naar klager gestuurd.
2.8 Klager heeft hoger beroep ingesteld. In die procedure laat hij zich niet
meer door verweerder bijstaan.
2.9 De raad heeft verweerder op 22 januari 2024 de maatregel tot schrapping van
het tableau opgelegd. Deze maatregel is door het Hof van Discipline bekrachtigd bij
beslissing van 20 september 2024. De schrapping is ingegaan op 25 september 2024.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) telefonisch niet bereikbaar te zijn en niet terug te bellen nadat er voicemailberichten
door klager waren achtergelaten, niet te reageren op e-mailberichten van klager en
klager te negeren.
b) klager een jaar te laten wachten op het toezenden van de conceptdagvaarding.
c) de processtukken die namens klager werden ingediend bij de rechtbank niet
in kopie toe te zenden naar klager, waardoor klager niet adequaat kon reageren op
de processtukken die namens de wederpartij werden ingediend, omdat hij niet de beschikking
had over het volledige procesdossier en klager onvoldoende te informeren.
d) te weigeren om het procesdossier van klager en alle processtukken (waaronder
de conclusie van repliek en de akte uitlating producties) af te geven aan klager dan
wel over te dragen aan de opvolgend advocaat.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht geen verweer gevoerd, noch in de klachtprocedure
bij de deken, noch bij de raad. Verweerder is op de zitting bij de raad niet verschenen
zonder bericht van afmelding.
5 BEOORDELING
5.1 De omstandigheid dat verweerder per 25 september 2024 niet meer als advocaat
op het tableau is ingeschreven, betekent niet dat verweerder niet meer aan tuchtrechtspraak
als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet is onderworpen. De klacht heeft betrekking
op handelen van klager van daarvoor. De raad is dan ook bevoegd om een tuchtrechtelijk
oordeel te geven over het in het klachtdossier aan de orde gestelde optreden van verweerder.
5.2 Wat klager verweerder verwijt is als niet weersproken komen vast te staan.
Het gaat om het volgende.
5.3 Verweerder heeft extreem uitstelgedrag getoond en is zijn toezeggingen naar
klager telkens niet nagekomen. Klager heeft onaanvaardbaar lang moeten wachten op
de dagvaarding, eerst op het concept en later op het uitbrengen ervan.
5.4 Verweerder heeft processtukken van klager (de conclusie van repliek en akte
waarin op de bij dupliek door de wederpartij overgelegde producties mocht worden gereageerd)
niet eerst aan klager gestuurd. Dit betekent dat door verweerder processtukken zijn
ingediend terwijl niet vaststond dat klager akkoord was met de inhoud daarvan.
5.5 Verweerder is voor klager niet dan wel zeer slecht bereikbaar geweest. Verweerder
heeft niet gereageerd op vragen en verzoeken van klager. Verweerder heeft eenvoudigweg
niets van zich laten horen. Verweerder heeft geen enkele moeite gedaan, althans niet
op voor klager kenbare wijze, om voor deugdelijke vervanging te zorgen toen dat nodig
was als gevolg van de door hem gestelde medische situatie. Verweerder heeft klager
op onaanvaardbare wijze in onzekerheid gebracht en gelaten.
5.6 De raad heeft kennisgenomen van de overwegingen van de raad en het hof van
discipline waarbij de eerdere schrapping is opgelegd. De raad constateert dat uit
die tuchtzaak een vergelijkbaar patroon blijkt.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet. De aard
en de ernst van de in deze zaak vastgestelde verwijten rechtvaardigen zonder meer
een zeer zware maatregel. Verweerder heeft wezenlijke proceshandelingen voor klager
verricht, zonder zich ervan te vergewissen of klager met de inhoud van de betreffende
processtukken akkoord was. Bovendien was verweerder niet dan wel volstrekt onvoldoende
bereikbaar voor klager en heeft hij geen adequate vervanging geregeld op die momenten
dat hij kennelijk wegens gezondheidsklachten zijn taken als advocaat niet naar behoren
voor klager kon uitoefenen. Daarmee heeft hij klager feitelijk geheel aan zijn lot
overgelaten. Gelet op de ernst van deze feiten en omdat verweerder geen enkel inzicht
in zijn situatie en evenmin uitleg over zijn handelen en nalaten heeft gegeven, is
de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat
nog langer uitoefent. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel
dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder
is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline" en het zaaknummer 24-552/AL/NN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, die ingaat op de tweede
werkdag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker en H.J.
Voors, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het
openbaar op 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 28 oktober 2024