ECLI:NL:TADRARL:2024:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-197/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:259
Datum uitspraak: 21-10-2024
Datum publicatie: 23-10-2024
Zaaknummer(s): 24-197/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen twijfel aan de juistheid van de voorzittersbeslissing. Verzetgronden slagen niet. De juiste maatstaf is toegepast en er is rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het klachtdossier blijken. Niet gebleken dat de voorzitter een van de klachtonderdelen niet heeft behandeld. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 21 oktober 2024
in de zaak 24-197/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 april 2024 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 1 december 2023 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 15 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2283499/FB/SD van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 29 april 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdelen d) en e) kennelijk niet-ontvankelijk. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4 Op 29 mei 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum digitaal ontvangen. Op 30 mei 2024 heeft de raad een aangepast exemplaar van het verzetschrift met bijlagen van klager ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 oktober 2024. Daarbij was klager aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de verklaring die klager ter zitting heeft afgelegd.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat kader heeft klager – samengevat weergegeven – het volgende gesteld. De beslissing van de voorzitter komt feitelijk onjuist, onrechtmatig en klaarblijkelijk partijdig over. De in de beslissing genoemde feiten zijn onjuist of onvolledig weergegeven dan wel verdraaid en de voorzitter heeft de klachtonderdelen niet volledig en ook niet correct behandeld. Daarbij is klager ingegaan op de beoordeling van de klachtonderdelen en waarom deze volgens hem onjuist is. Ook heeft klager erop gewezen dat de voorzitter het klachtonderdeel over de secretaresse van verweerder niet in zijn beslissing heeft behandeld. Verder heeft klager gesteld dat de voorzitter de klachtonderdelen d) en e) doelbewust kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, het beginsel van ne bis in idem ten onrechte heeft toegepast en misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Volgens klager heeft de voorzitter met zijn beslissing verzekerd dat klager geen mogelijkheid heeft om hoger beroep in te stellen.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 De raad zal in de beoordeling, waar nodig, ingaan op de feiten in de beslissing van de voorzitter die volgens klager niet juist dan wel verdraaid zijn.

3.2 Voor de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. De raad zal in de beoordeling ingaan op het volgens klager ontbrekende klachtonderdeel over het onrechtmatig handelen van de secretaresse van verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de ter zitting door klager afgelegde verklaring geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. De omstandigheid dat de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter niet overeenkomt met de feiten zoals klager die in zijn verzetschrift heeft vermeld, betekent niet dat de beoordeling van de voorzitter feitelijk onjuist is. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klachtonderdelen rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die in het klachtdossier zijn vermeld. Van onjuiste, onvolledige of verdraaide feiten is de raad daarbij niet gebleken.

4.3 Verder is het de raad niet gebleken dat de voorzitter een van de klachtonderdelen niet heeft behandeld. Het door klager bedoelde klachtonderdeel over onrechtmatig handelen van de secretaresse van verweerder is door de voorzitter niet afzonderlijk beoordeeld omdat dit klachtonderdeel in de kern gaat over het verwijt van klager over de gang van zaken rondom de aanvaarding van de opdracht door verweerder. In de beslissing van de voorzitter komt dat verwijt terug in klachtonderdeel e) en de voorzitter heeft daarover ook geoordeeld.

4.4 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klachtonderdelen het juiste toetsingskader heeft toegepast. Het feit dat de voorzitter niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van klachtonderdelen d) en e) is een gevolg van zijn oordeel dat klager hetzelfde feitencomplex aan deze klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd als aan zijn eerdere klacht over verweerder waarover de raad al heeft geoordeeld en dat van nieuwe feiten niet is gebleken. Van een onterechte toepassing van het ne bis in idem-beginsel en/of een feitelijk onjuiste, onrechtmatige en partijdige beslissing is de raad daarbij niet gebleken. De voorzitter heeft klachtonderdelen a), b) en c) dan ook terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdelen d) en e) terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. N.C. Milani en S.H.G. Swennen leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 21 oktober 2024