ECLI:NL:TADRARL:2024:178 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-171/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:178 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-07-2024 |
Datum publicatie: | 12-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-171/AL/OV |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klager heeft werkzaamheden verricht in de (privé) woning van verweerder. Over die werkzaamheden en de betaling is een geschil ontstaan. De raad oordeelt klager niet-ontvankelijk in zijn klacht., nu geen verband bestaat tussen de door verweerder in de privésfeer verrichte gedragingen en gedane uitlatingen en zijn praktijkuitoefening als advocaat. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 29 juli 2024
in de zaak 24-171/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2257851 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 april 2024. Daarbij waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager heeft in de periode van 1 juni 2021 tot 21 augustus 2021 kluswerkzaamheden voor verweerder aan een verweerder in eigendom toebehorend pand verricht.
2.2 Tussen klager en verweerder is op enig moment een geschil ontstaan over de verrichte werkzaamheden en de betaling van die werkzaamheden.
2.3 Op 23 september 2021 heeft klager aan verweerder twee facturen ter hoogte van € 22.241,87 gestuurd en in een brief van 5 november 2021 heeft de advocaat van klager verweerder gesommeerd om tot betaling over te gaan van een bedrag van € 22.257,71.
2.4 Op 6 november 2021 heeft verweerder het volgende WhatsApp-bericht aan klager gestuurd:
Dag E, denk je werkelijk dat een incassobureau de betaling sneller voor elkaar gaat krijgen dan wanneer je me gewoon eens belt om het te bespreken ? Je begeeft je nu op mijn terrein en geloof me dat gaat je heel veel tijd en geld kosten. We doen zo’n 700 dossiers per jaar en daar kan echt nog wel eentje bij. En er valt genoeg te betwisten. Sowieso heb ik nooit een factuur van je gezien laat staan een aanmaning. Ik ben dus lang nog niet in gebreke of verzuim. En mocht het tot een procedure komen dan gaan we over elke post met elkaar in discussie en zul je overal bewijs van moeten leveren. En dan komt er nog een hoger beroep. We zijn zo 2,5 tot 3 jaar verder. Al die tijd heb je je geld niet. En als je geen No-cure, no pay hebt afgesproken, ben je straks meer geld aan hen kwijt dan dat je van mij nog krijgt.
2.5 Op 16 november 2021 heeft de advocaat van klager aan verweerder een kopie van de reeds eerder gestuurde facturen, specificatie van de werkzaamheden en een overzicht van de inkoop en parkeerkosten gestuurd en verweerder wederom gesommeerd tot betaling over te gaan.
2.6 Op 23 december 2021 heeft verweerder het volgende WhatsApp-bericht aan klager gestuurd:
Dag E, wat denk je, zullen we een poging wagen om samen tot een oplossing te komen? Ons focussen op wat goed is gegaan ipv wat beter had gekund. En er dan een grote streep onder zetten. Het alternatief is het juridische traject voortzetten, wat natuurlijk altijd nog kan. Laat maar weten dan kunnen wmb maandag wel even een wandeling maken of een kop koffie drinken. Daarna ben ik t/m 7 januari met vakantie. Grtn, F.
2.7 De rechtbank Overijssel heeft in het geschil tussen klager en verweerder op 11 april 2023 een vonnis gewezen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klachtonderdelen luiden
als volgt.
a) Verweerder bleef rechtstreeks contact zoeken via WhatsApp met klager, terwijl
verweerder wist dat klager zich liet vertegenwoordigen door een advocaat (verweerder
is zowel advocaat als tegenpartij).
b) Verweerder heeft tijdens de werkzaamheden door klager grensoverschrijdend
gedrag jegens de heer M. vertoond. Hij heeft geschreeuwd naar klager op 21 augustus
2021 (“jij kunt hier niet maar binnen komen vallen wanneer het jou past. Het is geen
zoete inval”). Zijn gedrag kwam over als bedreigend en intimiderend. In zijn WhatsApp-bericht
aan klager van 6 november 2021 heeft hij zich intimiderend uitgelaten.
c) Verweerder ondermijnt het vertrouwen en de geloofwaardigheid van het rechtssysteem;
hij laat zich intimiderend uit, laat weten dat hij voordeliger kan procederen en hij
verstrekt tijdens de gerechtelijke procedure willens en wetens onjuiste informatie
aan de rechtbank door te stellen dat een uurtarief van € 30,- inclusief BTW zou zijn
afgesproken terwijl vast is komen te staan dat een uurvergoeding van € 35,- exclusief
BTW tussen partijen was overeengekomen.
4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Klager heeft werkzaamheden verricht in de (privé)woning van verweerder. Over die werkzaamheden en de betaling van die werkzaamheden is een geschil ontstaan. De klacht van klager ziet op privégedragingen van verweerder met betrekking tot dat geschil. Verweerder heeft in deze kwestie niet als advocaat opgetreden.
5.2 De raad overweegt dat ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid, bijvoorbeeld in privé, het advocatentuchtrecht voor hem kan blijven gelden. Als hij zich in die andere hoedanigheid gedraagt op een wijze waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat zal in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kunnen worden. Privégedragingen van een advocaat kunnen alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn, indien er voldoende verband bestaat met de praktijkuitoefening, of als de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt.
5.3 Naar het oordeel van de raad is aan de hierboven genoemde voorwaarde niet voldaan. De door verweerder verrichte gedragingen en gedane uitlatingen hebben plaatsgevonden in de privésfeer en tussen die handelingen en de praktijkoefening van verweerder bestaat geen verband. Datzelfde geldt voor de door verweerder ingenomen stellingen in de procedure tussen klager en verweerder. Verweerder heeft die procedure als privépersoon gevoerd en niet als advocaat. Het WhatsApp-bericht van verweerder van 6 november 2021 heeft wel enige relatie met zijn werk als advocaat. In dat bericht heeft verweerder daar immers zelf naar verwezen. Naar het oordeel van de raad is de inhoud van dat enkele bericht echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er voldoende verband bestaat tussen deze privé-gedraging en de praktijkvoering van verweerder. Omdat de door klager genoemde gedragingen van verweerder ook niet als absoluut ongeoorloofd kunnen worden gekwalificeerd, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en E.J.C. de Jong, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 29 juli 2024