ECLI:NL:TADRARL:2024:170 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-640/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:170
Datum uitspraak: 15-07-2024
Datum publicatie: 16-07-2024
Zaaknummer(s): 23-640/AL/OV
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 15 juli 2024
in de zaak 23-640/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 november 2023 op de klacht van:

klaagster 

over             


verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brieven van 12 april en 14 april 2023 aan de voorzitter van het Hof van Discipline heeft klaagster een klacht over verweerder ingediend. 

1.2    Bij verwijzingsbesluit van 24 april 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline het onderzoek naar de klacht verwezen naar de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel.  

1.3    Op 19 september 2023 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen. 

1.4    Bij beslissing van 20 november 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. 

1.5    Bij e-mails van 18 en 19 december 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 

1.6    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 april 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. 

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift en op de zitting van de raad toegelicht en houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

I)    De voorzitter heeft onjuiste en onvolledige feiten aan de beslissing ten grondslag gelegd.

II)    Het is onjuist dat een deken geen invloed kan uitoefenen op de praktijken die klaagster aan de kaak heeft gesteld. 

III)    De voorzitter is onvoldoende ingegaan op de stelling van klaagster dat verweerder heeft gehandeld in strijd de kernwaarden en het bepaalde in artikel 10a lid 2 Advocatenwet.

IV)    De voorzitter heeft verzuimd te melden dat de klacht niet alleen jegens verweerder als deken was ingediend, maar ook jegens hem als advocaat. 

V)    De schijn van belangenverstrengeling is onvoldoende meegenomen in de voorzittersbeslissing. 

3    FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad constateert dat niet alle door klaagster in haar klacht genoemde feiten en omstandigheden in de beslissing zijn genoemd. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter voor de beoordeling van de klacht echter rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Ook heeft de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast. 

4.3    De raad begrijpt - gelet op de onderbouwing van de klacht - dat het verwijt dat verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan belangenverstrengeling, ziet op het handelen van verweerder als advocaat (en dus niet in zijn hoedanigheid van deken). De voorzitter is op dat onderdeel van de klacht ingegaan. De hierboven genoemde verzetgronden die inhouden dat de voorzitter dat niet of onvoldoende heeft gedaan, slagen om die reden niet. 

4.4    De raad is van oordeel dat ook de andere door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en E.J.C. de Jong, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2024.
  


Griffier    Voorzitter

Verzonden op : 15 juli 2024