ECLI:NL:TADRARL:2024:139 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-708/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:139
Datum uitspraak: 21-05-2024
Datum publicatie: 22-05-2024
Zaaknummer(s): 23-708/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster stelt dat verweerster grievende en onjuiste uitlatingen heeft gedaan. De raad heeft deze klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 21 mei 2024
in de zaak 23-708/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 3 april 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 17 oktober 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2231378 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Daarbij waren klaagster noch verweerster aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en doet uitspraak op basis van hetgeen daarin vermeld staat.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

2.1 Klaagster en haar ex-partner zijn sinds een aantal jaren met elkaar verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en daaruit voorvloeiende familierechtelijke procedures rond omgang en ondertoezichtstelling (ots).
2.2 De ex-partner van klaagster is bijgestaan door verweerster. Ook klaagster is door een advocaat bijgestaan.
2.3 In een e-mail van 21 februari 2023 heeft verweerster het volgende aan de advocaat van klaagster geschreven:
Zoals u weet zijn ouders maanden lang bij het traject “ouderschap in knel” betrokken geraakt. Hoewel de communicatie tussen ouders moeizaam verloopt wordt het traject “ouderschap in knel” binnenkort beëindigd. Ouders zitten momenteel in een afrondende fase. Ondanks de vele inspanningen van de hulpverleners die bij het traject “ouderschap in de knel” zijn betrokken, de moeite en de tijd die cliënt in dit traject heeft gestoken, heeft uw cliënte wederom de spanningen tussen ouders doen oplopen. Volgens cliënt heeft uw cliënte de grenzen van onfatsoenlijk gedrag opgezocht en is zij dit keer over de grens van de redelijkheid gegaan. Uw cliënte heeft zonder instemming van cliënt zijn netwerk benaderd. Uw cliënte heeft het netwerk van cliënt op 5 februari jl. bedreigd met het doen van aangifte bij de politie, indien zij ( lees het netwerk) cliënt behulpzaam is. Uw cliënte wenst met het doen van aangifte angst bij het netwerk te zaaien.
Deze handelwijze van uw cliënte is cliënt helaas niet vreemd. Cliënt is meermalen geconfronteerd met bedreigingen door uw cliënte naar hemzelf toe gericht. Cliënt is ook meermalen geconfronteerd met de situatie waarin uw cliënte o.a. de politie op hem afstuurde, de kinderen bedreigde niet naar hun vader toe te gaan, en boos en bedreigend een sportschool binnenstormde ( filmpje beschikbaar) om de kinderen uit hun trainingen te halen.
Kortom, er zit een verwachtingslijn in de handelwijze van uw cliënte richting cliënte toe. Echter, het benaderden van de netwerk van cliënt om ze te bedriegen cliënt niet te helpen en van hem te distantiëren, is voor cliënt nieuwe situatie en boven alle verwachtingen slecht. Cliënt heeft bij herhaling en expliciet aangegeven dat hij niet bang is voor de dreigementen van de kant van uw cliënte. Maar wat betreft de impact van de dreigementen richting het netwerk daar heeft cliënt geen mening over. Het netwerk spreekt hier schande over en zal zich niet door de vrouw op welke wijze dan ook laten intimideren.
Het bedreigen van zijn netwerk leidt tot verdere verwijdering tussen ouders in de plaats van de beoogde toenadering via “ouderschap in knel”. Als uw cliënte een kans op een opening reel wil houden, dan zal zij vader moeten laten merken dat zij dienst wil en wensen respecteert. Cliënt levert al veel in om zijn wensen bij de omgang met zijn kinderen te realiseren. Vader is constant bezig met compromissen sluiten om een omgangsregeling met moeder te realiseren in het belang van de kinderen. Dat vader zijn netwerk om steun en hulp bij het realiseren van dit vraagstuk vraagt is niks mis mee.
Door bedreigend naar het netwerk van vader uit te reiken toont uw cliënte een storend beeld dat geen recht doet aan haar ouderschap. Uw cliënte creëert een giftige omgeving voor de kinderen, nu de kinderen door verschillende personen over het gedrag van hun moeder worden aangesproken.
Het is gelet op het hiervoor gestelde totaal onbegrijpelijk wat het uw cliënte heeft gedreven om zijn netwerk te bedreigen en hen te doen afzien van het bieden van hulp aan vader. Op grond waarvan denkt zij te mogen handelen? En met welk doel?
Voor zover uw cliënte vader wenst te verstoten in het contact met zijn kinderen zullen de doelen niet worden behaald. Vader zal zich in de omgangsregeling met zijn kinderen vastbijten en niet meer loslaten.
Het is uw cliënte aan te raden en te adviseren af te zien van het intimideren en bedreigen van de familie van vader. Zij heeft geen enkel recht om de familie of het netwerk van vader op te zoeken of te benaderen. Los van het feit dat dreigementen niets zullen uitmaken, is deze situatie niet bevorderlijk voor het traject “ouderschap in knel”.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) zich onnodig grievend naar haar toe uit te laten;
b) feitelijke informatie te verstrekken waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist is;
c) het onnodig of onevenredig schaden van haar belangen door onnodig rechtszaken te starten en/of te dreigen met het starten van rechtszaken; temeer daar er kinderen bij zijn betrokken.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Maatstaf
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
5.2 Een advocaat in familiekwesties als deze moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
5.3 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.4 Klaagster is van mening dat verweerster zich in deze procedure onnodig grievend over haar heeft uitgelaten. Dit verwijt ziet in het bijzonder op de brief van verweerster aan de advocaat van klaagster van 21 februari 2023, waarin verweerster onder meer schrijft dat het handelen van klaagster leidt tot verdere verwijdering tussen de ouders en leidt tot het creëren van een giftige omgeving voor de kinderen. De raad overweegt hierover dat verweerster in haar brieven aan klaagster beter andere en wat minder stellige woorden had kunnen gebruiken en meer professionele distantie in acht had kunnen nemen. Gelet echter op de grote vrijheid die de advocaat van een wederpartij heeft, kunnen deze uitlatingen van verweerster niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.5 De raad kan op grond van het klachtdossier ook niet vaststellen dat verweerster feiten heeft gesteld waarvan zij de onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen. Verweerster heeft mogen afgaan op de juistheid van de informatie die zij van haar cliënt had gekregen. Het is de raad niet gebleken dat sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerster deze informatie had moeten verifiëren. Klaagster heeft bovendien in de procedure haar visie kunnen geven over de door verweerster ingebrachte standpunten. Het is vervolgens aan de civiele rechter – en niet aan de tuchtrechter - om een oordeel te geven over de door de beiden ingenomen standpunten. Het voorgaande betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel c)
5.6 Klaagster verwijt verweerster ten slotte dat deze haar belangen heeft geschaad door onnodig rechtszaken te starten en/of te dreigen met het starten van rechtszaken. De raad stelt vast dat verweerster een verzoek tot ondertoezichtstelling heeft gedaan, nadat twee eerdere verzoeken hiertoe al waren afgewezen. Dat klaagster hiermee ongelukkig is, is niet onbegrijpelijk en wellicht was het - gelet op het strenge beoordelingskader in dit soort zaken - in deze zaak beter geweest als verweerster dit verzoek achterwege had gelaten. Uit het klachtdossier is echter onvoldoende gebleken dat het belang van klaagster als gevolg van de door verweerster, namens haar cliënt, gedane verzoeken en gevoerde procedures nodeloos of onevenredig is geschaad. De lat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen wordt naar het oordeel van de raad niet gehaald. Het voorgaande betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. M.M. Strengers en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.

Griffier Voorzitter


Verzonden op : 21 mei 2024