ECLI:NL:TADRARL:2024:138 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-702/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:138 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-05-2024 |
Datum publicatie: | 22-05-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-702/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 21 mei 2024
in de zaak 23-702/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerster
gemachtigde: mr. N.A.M.E. Fanoy
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 16 oktober 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2198354/MK/SD
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 18 december 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 31
december 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Daarbij
waren klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. De overweging van de voorzitter dat er sprake was van 'neutrale bewoordingen en geen expliciete of onnodige beschuldigingen aan het adres van klager' is onjuist. Verweerster heeft klager zwartgemaakt en zonder voorbehoud aangewezen als dader. Ook het gestelde onder 4.2 van de voorzittersbeslissing klopt niet omdat de verklaringen van de deskundigen niet over klager gaan en slechts een hypothetisch advies inhouden, aldus klager.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter specifieker had kunnen ingaan op het
onderdeel van de klacht dat ziet op de stellige bewoordingen die verweerster in haar
verweerschrift van 3 december 2021 heeft gebruikt. Dat betekent echter niet dat de
beslissing van de voorzitter onjuist is. De voorzitter heeft bij de beoordeling de
juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en
omstandigheden van het geval. De raad overweegt hierbij dat verweerster op de zitting
van de raad heeft benadrukt dat het nooit haar bedoeling is geweest om klager als
veroordeelde te presenteren en dat zij het betreurt dat klager dat gevoel heeft gekregen.
4.3 Met betrekking tot de stukken van de stalkingexpert van de politie en van de
psychiater, stelt de raad vast dat onder 1.4 van de voorzittersbeslissing is overwogen
dat de stalkingexpert ‘in zijn algemeenheid’ aangeeft dat een slachtoffer van stalking
alle contact met zijn belager moet voorkomen. Onder 1.5 is een deel van de brief van
de psychiater geciteerd, inhoudende dat deze psychiater klager niet kent. Onder 4.2
is slechts overwogen dat de twee verklaringen inhouden dat zij de cliënt van verweerster
adviseren om niet op de zitting te verschijnen. De raad is van oordeel dat in de voorzittersbeslissing
voldoende duidelijk is gemaakt dat de adviezen van de deskundigen niet een oordeel
over klager bevatten. Verweerster heeft op de zitting van de raad bevestigd dat het
slechts hypothetische adviezen zijn en dat het niet haar bedoeling is geweest om deze
op een andere manier aan het CTG te presenteren.
4.4 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat de verzetgronden van
klager niet slagen. De voorzitter heeft de klacht terecht en op goede gronden kennelijk
ongegrond verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de
klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. M.M. Strengers en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 21 mei 2024