ECLI:NL:TADRARL:2024:117 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-603/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:117
Datum uitspraak: 06-05-2024
Datum publicatie: 07-05-2024
Zaaknummer(s): 23-603/AL/GLD
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 mei 2024
in de zaak 23-603/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend  voorzitter van de raad van discipline van 13 november 2024 op de klacht van:

klager 

over

verweerster 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 23 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 31 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23/40 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 13 november 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 16 november 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.4    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 maart 2024. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager was, met kennisgeving vooraf, niet aanwezig.  
1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift en van de aanvullende mail van klager van 20 februari 2024. 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet zijn, integraal weergegeven, de volgende:
‘Zowel de deken als de voorzitter gaan uit van het gegeven dat het niet echt vreemd is dat mevrouw van B de behandeling opgepakt heeft. Vanaf dag 1 van haar bemoeienis is er sprake geweest van een koopovereenkomst met ontbindende voorwaarden waar wij rechtsgeldig een beroep op hebben gedaan. Mevrouw van B had haar cliënten, als professioneel advocaat, moeten zeggen er is sprake van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde en ik kan helaas niets voor u doen. In plaats daarvan schrijft zij ellenlange brieven op basis van uurtje factuurtje en waarop wij moesten reageren met alle kosten van dien. Het klapstuk was het kortgeding hetgeen niemand met enige juridische kennis begrijpt en de voorzieningenrechter vroeg mevrouw van B dan ook wat komt u hier eigenlijk doen? In de uitspraak van de voorzieningenrechter wordt zesmaal vastgesteld dat er sprake is van een rechtmatige ontbinding en mevrouw van B denkt het beter te weten. Duidelijk is dan ook, en juridisch getoetst, dat de visie van de deken en de voorzitter niet juist kan zijn want dan zou een overeenkomst geen enkele waarde meer hebben.’

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING

De raad van discipline:
-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.

Griffier    Voorzitter
 

Verzonden op: 6 mei 2024.