ECLI:NL:TADRAMS:2024:92 Raad van Discipline Amsterdam 24-229/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-05-2024 |
Datum publicatie: | 24-05-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-229/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van een wederpartij in een familierechtzaak. Van het hanteren van onredelijk korte reactietermijnen en het dreigen met procedures is niet gebleken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 mei 2024
in de zaak 24-229/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Noord-Holland (hierna: de deken) van met kenmerk ks/ss/23-634/2288193, digitaal door
de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met 10.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-partner (hierna: de ex-partner) zijn gehuwd geweest. Uit
dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten zoon B geboren op 26 juli 2007 en
zoon V geboren op 27 december 2009.
1.2 Zoon B heeft zijn hoofdverblijf bij de ex-partner. Zoon V had tot en met 9
oktober 2023 zijn hoofdverblijf bij klager. Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft
de kinderrechter van de rechtbank Gelderland zoon V voorlopig onder toezicht gesteld
van Jeugdbescherming met ingang van 10 oktober tot 10 januari 2024. Ook is een machtiging
verleend tot voorlopige uithuisplaatsing van zoon V bij de ex-partner (als niet gezag-ouder)
met ingang van 10 oktober 2023 tot uiterlijk 7 november 2023.
1.3 Naar aanleiding van de ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing
van zoon V bij de ex-partner, heeft de ex-partner verweerder om bijstand verzocht
om met spoed kinderalimentatie van klager te verkrijgen.
1.4 Bij e-mail van 10 november 2023 (13:18 uur) heeft verweerder de advocaat van
klager, mr. J, een schikkingsvoorstel gedaan, waarbij de wederpartij tot uiterlijk
donderdag 16 november 2023 voor 14.00 uur in de gelegenheid is gesteld om te reageren.
Daarbij heeft verweerder ook aangekondigd dat bij het uitblijven van een tijdige reactie
een kort geding zou worden gestart. Met het oog daarop is ook om verhinderdata gevraagd.
Bij gebreke van recentere gegevens voor de berekening van de door klager te betalen
kinderalimentatie is verweerder uitgegaan van de inkomensgegevens van klager die klager
in een op dat moment lopende alimentatieprocedure inzake kinderalimentatie voor zoon
B in het geding had gebracht. Op grond van die gegevens was het voorstel dat klager
voor zoon V maandelijks een bedrag van € 277,- zou betalen. Mr. J, noch klager hebben
binnen de gegeven termijn op het voorstel gereageerd.
1.5 Bij e-mail van 16 november 2023 (14.12 uur) heeft verweerder de concept-kortgedingdagvaarding
aan de rechtbank aangeboden en daarbij verzocht om een datum voor de mondelinge behandeling.
Op 20 november 2023 heeft mr. J namens klager op verzoek van de rechtbank alsnog zijn
verhinderdata doorgegeven. De rechtbank heeft hierop de mondelinge behandeling bepaald
op 11 december 2023 en bij e-mail van 21 november 2023 (10:07 uur) heeft verweerder
de advocaat van klager over die datum geïnformeerd.
1.6 Eerder die ochtend van 21 november 2023 (9:21 uur) heeft mr. J verweerder en
onder verwijzing naar zijn schikkingsvoorstel van 10 november 2023 laten weten dat
klager akkoord gaat met een voorlopige kinderalimentatie van € 277,- per maand voor
zoon V. Daarbij had hij als voorwaarde gesteld dat bij een definitieve vaststelling
van de kinderalimentatie, het meer of minder moest worden verrekend.
1.7 Verweerder heeft hierop per e-mail van 21 november 2023 (11:35 uur) namens
de ex-partner laten weten dat het voorstel van 10 november 2023 wegens niet tijdige
acceptatie was komen te vervallen. Verder liet verweerder weten dat hij het voorgestelde
bedrag (€ 277,-) abusievelijk te laag had berekend en dat de voorlopige kinderalimentatie
€ 434,- per maand moest zijn. Reeds hierom kon de ex-partner niet langer instemmen
met een bedrag aan kinderalimentatie van € 277,-. Evenmin kon de ex-partner ermee
instemmen dat zij - na een beschikking in de bodemzaak - eventueel teveel ontvangen
kinderalimentatie zou moeten terugbetalen. Verweerder heeft in die e-mail een (nieuw)
voorstel gedaan en daarbij aangegeven dat uiterlijk 24 november 2023 om 12:00 uur
het voorstel integraal moest zijn geaccepteerd en het daarna zou vervallen. Het voorstel
luidde voor zover relevant:
“1. Uw cliënt betaalt met ingang van 10 oktober 2023 een voorlopige kinderalimentatie
aan cliënte ten behoeve van [zoon V] van (…) 355,50 per maand in afwachting van de
uitkomst van de thans aanhangige bodemprocedure tot vaststelling van een definitieve
kinderbijdrage voor V(…).
2. De achterstallige kinderbijdrage voor [zoon V] over de periode van 10 oktober
2023 tot en met november 2023 wordt uiterlijk vrijdag 24 november 2023 vóór 12.00
uur bijgeschreven op het bij uw cliënt bekende rekeningnummer van cliënte.
3. Indien in de bodemprocedure een definitieve kinderbijdrage voor [zoon V] wordt
bepaald die hoger is dan € 355,50 per maand, dan zal cliënte hetgeen zij teveel van
uw cliënt heeft ontvangen, danwel zal hetgeen zij teveel op uw cliënt heeft verhaald,
niet hoeven terug te betalen aan uw cliënt.
4. De Voorzieningenrechter zal eensluidend door de wederzijdse advocaten worden gevraagd
deze afspraken als bedoeld in sub 1 t/m 3 in een vonnis vast te leggen, waarbij dan
van een mondelinge behandeling kan worden afgezien.”
1.8 Bij e-mail van 23 november 2023 heeft de advocaat van klager gedeeltelijk ingestemd
met het voorstel en een aanvullend voorstel gedaan. Hij schrijft in dat verband:
1.9 “Cliënt kan instemmen met uw voorstellen genoemd in uw e-mail van 21 november
jongstleden, met uitzondering van het voorstel om, indien de bijdrage van [zoon V]
lager [wordt] vastgesteld, dit niet zal worden verrekend en uw cliënte dit dan ook
niet zal terugbetalen. (…) Cliënt meent met de acceptatie van de overige voorwaarden
zich meer dan redelijk op te stellen. (…)”
1.10 Bij e-mail van 23 november 2023 heeft verweerder geantwoord dat de ex-partner
niet akkoord gaat met dit aangepaste voorstel en zij bereid is hun voorstel van 21
november 2023 gestand te doen tot uiterlijk 24 november 2023 om 12:00 uur.
1.11 Bij beschikking van 23 november 2023 heeft de rechtbank Amsterdam de hoogte
van de kinderalimentatie die klager voor zoon B moest betalen met ingang van 3 oktober
2022 bepaald op € 337,- per maand.
1.12 Op 24 november 2023 heeft klager een bedrag van € 355,- voldaan met omschrijving
“alimentatie [zoon V] november 2023” en een bedrag van € 255,- “alimentatie [zoon
V] oktober 2023”. Op 30 november 2024 heeft klager nogmaals een bedrag van € 355,-
voldaan met de omschrijving “alimentatie [zoon V] december 2023”. Mr. J heeft de betaalbewijzen
op 24 november 2023 zonder verdere toelichting aan verweerder gestuurd.
1.13 Bij e-mail van 24 november 2024 (16:46 uur) heeft verweerder de advocaat van
klager als volgt bericht:
“U heeft mij niet bevestigd dat uw cliënt het door mij namens cliënte gedane voorstel
integraal accepteert. Dat betekent dat het kort geding zal worden doorgezet, tenzij
ik de betreffende bevestiging alsnog ontvang en vervolgens de voorzieningenrechter
kan worden bericht op de wijze zoals in mijn voorstel is verwoord.”
1.14 Verweerder heeft geen reactie ontvangen op zijn bericht van 24 november 2024.
1.15 Op 28 november 2023 heeft verweerder klager namens de ex-partner in kort geding
gedagvaard inzake de onderhoudsbijdrage voor zoon V.
1.16 Op 30 november 2023 heeft mr. J namens klager een betalingsschema voorgesteld
ter zake van de definitieve kinderalimentatie voor zoon B en ter zake van een voorlopige
kinderalimentatie voor zoon V. Dit heeft hij gedaan naar aanleiding van de beschikking
van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2023 in de alimentatiekwestie over zoon
B (zie r.o. 1.11).
1.17 Op 4 december 2023 heeft verweerder de definitieve kortgedingdagvaarding naar
de rechtbank gestuurd ten behoeve van de reeds geplande mondelinge behandeling op
11 december 2023. Verder heeft hij naar aanleiding van de beschikking van 23 november
2023 en het betalingsschema dat mr. J op 30 november 2023 namens klager stuurde een
laatste voorstel gedaan ter voorkoming van het kort geding. Dit voorstel heeft net
tot een overeenstemming geleid.
1.18 Op 11 december 2023 heeft het kort geding plaatsgevonden, waarbij klager noch
zijn advocaat aanwezig waren. Bij verstekvonnis van 13 december 2023 heeft de voorzieningenrechter
van de rechtbank Amsterdam de voorlopige kinderalimentatie van zoon V vastgesteld
op € 434,- per maand met ingang van 10 november 2023.
1.19 Op 12 december 2023 heeft verweerder klager gesommeerd de achterstallige alimentatie
ter hoogte van € 80,- voor zoon B uiterlijk 25 december 2023 te voldoen, bij gebreke
waarvan executiemaatregelen getroffen zouden worden.
1.20 Bij e-mail van 14 december 2023 heeft verweerder het vonnis van 13 december
2023 aan mr. J gestuurd met een betalingssommatie en een toelichting waarop het gevorderde
bedrag van de ex-partner was gebaseerd.
1.21 Vervolgens heeft over het te betalen bedrag op 19 en 20 december 2023 correspondentie
plaatsgevonden tussen verweerder en mr. J. Hieruit volgt dat mr. J van mening was
dat klager inmiddels teveel had betaald terwijl de ex-partner juist vond dat klager
een bedrag van € 286,56 te weinig had betaald. Om die reden heeft verweerder klager
namens de ex-partner gesommeerd om laatstgenoemd bedrag na te betalen.
1.22 Klager heeft op 20 december 2023 een bedrag van € 12,- nabetaald ter zake
van achterstallige kinderalimentatiealimentatie. Hier is geen reactie meer op gekomen
van de zijde van verweerder en de ex-partner.
1.23 Op 20 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
- samengevat - sommaties te sturen en te dreigen met het nemen van juridische maatregelen,
zonder te controleren of de gegevens die hij van de ex-partner heeft ontvangen juist
zijn. De tijd tussen zijn dreigementen en de uitvoering daarvan is bovendien uiterst
kort en onnodig. Klager is hiermee onnodig op kosten gejaagd, omdat hij hierdoor zelf
een advocaat heeft moeten inschakelen. Door deze handelwijze gaat verweerder de vrijheid
die hij heeft als advocaat van de wederpartij te buiten.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Klager klaagt over verweerder als de advocaat van zijn wederpartij, te weten
zijn ex-partner. Verweerder heeft in deze procedure niet gehandeld in het belang van
klager, maar in het belang van zijn eigen cliënte, de ex-partner. Het algemene uitgangspunt
is namelijk dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun
cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor
advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten
mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen
zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet
af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen
waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij
toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De advocaat mag verder de belangen van zijn cliënt behartigen aan de hand van
het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en mag in het algemeen afgaan op
de juistheid van die informatie. Slechts in uitzonderingsgevallen moet hij de juistheid
daarvan verifiëren. In familiekwesties moet de advocaat waken voor onnodige polarisatie
tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid
worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen
spelen, met name belangen van kinderen.
Oordeel
4.3 De voorzitter is van oordeel dat verweerder in dit geval niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter is namelijk tot het oordeel gekomen dat
de klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn. Hieronder licht de voorzitter dat oordeel
toe.
4.4 Uit het overgelegde klachtdossier is de voorzitter gebleken dat partijen van
mening verschilden over de hoogte van de verschuldigde kinderalimentatie en het resterende
te betalen bedrag door klager aan de ex-partner. Zowel klager als de ex-partner werden
in dit geschil bijgestaan door een advocaat. Het is de voorzitter niet gebleken dat
verweerder bij zijn belangenbehartiging aan de ex-partner de belangen van klager onnodig
of onevenredig heeft geschaad. De voorzitter heeft allereerst niet kunnen vaststellen
dat verweerder op enig moment opzettelijk verkeerde bedragen in zijn schikkingsvoorstellen
heeft opgenomen of bewust is uitgegaan van verkeerde gegevens. Waar verweerder in
zijn e-mail van 10 november 2023 abusievelijk is uitgegaan van een te laag bedrag
aan kinderalimentatie voor zoon V, heeft hij dat gecorrigeerd in zijn e-mail van 21
november 2023. Hoewel de voorzitter begrijpt dat een dergelijke vergissing vervelend
was voor klager, voert het te ver verweerder dit tuchtrechtelijk te verwijten. Verder
geldt dat de tussen mr. J, als advocaat van klager, en verweerder gebruikelijke advocatencorrespondentie
heeft plaatsgevonden in de aanloop naar het kort geding van 11 december 2023. Daarbij
hebben zij namens hun cliënten getracht onderling overeenstemming te bereiken, waarbij
ieder de belangen van de eigen cliënt zo goed mogelijk heeft behartigd. Hoewel de
termijnen die verweerder hanteerde bij zijn schikkingsvoorstellen niet lang waren,
acht de voorzitter ook die niet tuchtrechtelijk verwijtbaar kort. Verweerder heeft
genoegzaam toegelicht dat de ex-partner met spoed de kinderalimentatie voor V nodig
had vanwege de zorg die zij over hem kreeg. Verweerder diende daarmee derhalve het
belang van de ex-partner, hetgeen zijn taak was als haar advocaat. Niet gebleken is
dat verweerder door het hanteren van korte reactietermijnen de belangen van klager
onnodig heeft geschaad. Klager of zijn advocaat hebben ook niet om langere termijnen
verzocht om te reageren op de voorstellen van verweerder. Verder is niet gebleken
dat verweerder klager onnodig op kosten heeft gejaagd. Ook is het niet meer dan normaal
als een advocaat - zoals verweerder in dit geval namens de ex-partner heeft gedaan
- een zaak aan een rechter voorlegt wanneer partijen er onderling niet uitkomen. Aan
het voeren van een juridische procedure zijn nu eenmaal kosten verbonden, dus ook
dat kan verweerder niet worden aangerekend. Alleen als zou komen vast te staan dat
verweerder onnodig procedures was gestart tegen klager, zou dat een tuchtrechtelijk
verwijt kunnen opleveren, maar daarvan is de voorzitter niet gebleken. Ook overigens
is niet gebleken dat verweerder zich op enigerlei wijze jegens klager (of diens advocaat)
heeft gedragen zoals het een redelijk handelend advocaat niet betaamt. De klacht is
dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet in zijn
geheel kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 mei 2024