ECLI:NL:TADRAMS:2024:40 Raad van Discipline Amsterdam 24-003/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:40
Datum uitspraak: 26-02-2024
Datum publicatie: 04-03-2024
Zaaknummer(s): 24-003/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden. Verweerster heeft steeds de mogelijkheid opengehouden dat de vrouw met klager tot een minnelijke regeling zou komen. Voor het bereiken van een onderlinge oplossing dienden klager en de vrouw evenwel beiden mee te werken en verweerster kon haar cliënte hiertoe niet dwingen. Dat de toonzetting van de mailberichten stevig was en dat verweerster in deze berichten heeft aangekondigd een gerechtelijke procedure te zullen starten, is onvoldoende om haar tuchtrechtelijk een verwijt te maken.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 26 februari 2024
in de zaak 24-003/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 4 januari 2024 met kenmerk mm/ks/2260432 digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagezonden stukken van klager van 29 januari 2024. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager heeft met zijn ex-vrouw (hierna: de vrouw) vier kinderen (hierna: de kinderen). 
1.2    Klager is met de vrouw in verschillende familierechtelijke procedures betreffende de kinderen verwikkeld. De vrouw wordt in deze procedures bijgestaan door verweerster. 
1.3    Bij brief van 7 oktober 2022 verzoekt verweerster namens de vrouw tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling en een wijziging van de zorgregeling. Verweerster schrijft in het bericht aan klager, voor zover relevant: “(…) Voor [kind] stelt cliënte voor dat deze regeling pas zal gelden vanaf het moment dat zij aangeeft dat zij weer omgang wenst, dan wel om langzaam dit weer met haar op te bouwen. Het lijkt cliënte namelijk geen wenselijke situatie om nu omgang te forceren, omdat zij dan alleen maar meer weerstand  biedt tegen omgang.(…) Wellicht ten overvloede wijs ik er ook op dat ernstige bezwaren tegen omgang van een kind dat de leeftijd van twaalf jaren heeft gepasseerd, kan leiden tot een ontzegging van het recht op omgang. (…) Mocht u niet kunnen instemmen met deze regelingen, dan zal cliënte de rechtbank -zoals gezegd- verzoeken dit vast te leggen.(…) Cliënte zou het prettig vinden als de discussies hierover kunnen stoppen. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan zal cliënte genoodzaakt zijn de rechtbank te vragen een kinderbijdrage vast te leggen (…). Ik vertrouw erop dat de discussies hiermee tot een einde zijn gekomen, bij gebreke waaraan ik namens cliënte over zal gaan tot indiening van een verzoekschrift. (…)”
1.4    Hierna corresponderen klager en verweerster per e-mail nader over de inhoud van de verzoeken. Bij e-mailbericht van 12 oktober 2022 stuurt klager een tegenvoorstel aan verweerster. In een reactie hierop mailt verweerster diezelfde dag aan klager, voor zover relevant: “(…) Gezien het voorgaande heeft cliënte mij opdracht gegeven om alvast het verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen. Dit zal naar verwachting morgenmiddag 16:00 uur plaatsvinden. Ik ontvang dus ook graag voor die tijd uw verhinderdata voor de komende drie maanden (…). Het is tijdens de procedure nog mogelijk om tot afspraken te komen. Hier staat cliënte ook nog voor open. Mocht u aldus toch kunnen instemmen met het voorstel van cliënte dan wel dit op punten anders wensen, verneem ik dit uiteraard graag van u. (…)”
1.5    Bij e-mailbericht van 13 oktober 2022 stuurt verweerster aan klager in reactie op een nieuw voorstel van zijn kant, voor zover relevant: “(…) Uw tegenvoorstel voor de informatie- en consultatieregeling evenals de zorgregeling heb ik met cliënte besproken. (…) Uw voorstel kan cliënte hierom niet accepteren. Zoals gezegd is zij wel bereid om samen met u tot afspraken te komen, en daarom heeft zij een nieuw voorstel. (…) Het eerste (tegen)voorstel wordt daarom niet geaccepteerd. Het tweede (tegen)voorstel komt er feitelijk op neer dat cliënte structureel minder contact heeft met de kinderen. Wel is cliënte blij om te zien dat u welwillend bent om mee te denken zodat de kinderen ook in de weekenden bij cliënte kunnen blijven. Cliënte begrijpt dat het voor u lastig is om de kinderen op maandag te hebben. Daarom wenst cliënte haar voorstel aan te passen. Zij stelt het volgende voor: (…) Graag verneem ik van u hoe u tegen deze voorstellen aankijkt. (…)”.  
1.6    Op 24 oktober 2022 heeft verweerster, nadat ook in een nadere e-mailwisseling niet tot overeenstemming was gekomen, een verzoekschrift ingediend strekkende tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling en tot wijziging van de zorgregeling. Bij e-mailbericht van 24 oktober 2022 bericht verweerster hierover aan klager, voor zover relevant: “Cliënte vindt het jammer dat het niet is gelukt om afspraken te maken over de informatie- en consultatieregeling evenals de zorgregeling. Omdat dit niet is gelukt heb ik namens cliënte zojuist bijgevoegd verzoekschrift ingediend. (…).Overigens is het nog altijd mogelijk om afspraken te maken. Mocht de inhoud van het verzoekschrift voor u aanleiding geven om alsnog met cliënte afspraken te maken, kunt u altijd even contact met mij opnemen. Ook kunt u te allen tijde nog een tegenvoorstel aan mij doen toekomen, zodat ik dit met cliënte kan bespreken. (…)”
1.7    Op 9 december 2022 bereiken klager en de vrouw (alsnog) overeenstemming, hetgeen wordt neergelegd in een addendum dat aan het ouderschapsplan wordt gehecht. 
1.8    Op 7 april 2023 bereiken klager en de vrouw ook overeenstemming over de vaststelling van de kinderbijdrage. Deze overeenstemming is bij beschikking van 30 mei 2023 vastgelegd. 
1.9    Bij e-mailbericht van 27 juli 2023 verzoekt verweerster namens de vrouw aan klager om een tijdelijke opschorting van de omgang met de twee jongste kinderen. Verweerster schrijft in dit bericht, voor zover relevant: “Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen ten aanzien van [de twee jongste kinderen] bericht ik u als volgt. Op advies van Veilig Thuis heeft cliënte naar aanleiding van de signalen van [de twee jongste kinderen] niet meer meegegeven. Zij hebben veel moeite met de situatie bij u thuis, en willen niet langer bij u zijn. (…) Daarom heeft cliënte het overleg gehad met Veilig Thuis. Het adviesdossier is opgevraagd, en zal ik als ik deze heb ontvangen uiteraard ook met u delen. (…) Kunt u ermee instemmen om de regeling voor [de twee jongste kinderen] tijdelijk op te schorten? Als u daar niet mee kunt instemmen, dan is cliënte genoodzaakt de rechter te vragen om een opschorting uit te spreken. In dat geval ontvang ik graag uw verhinderdata voor de komende zes weken. (…)”. 
1.10    Bij e-mailbericht van 28 juli 2023 reageert klager op voornoemd bericht met, voor zover relevant: “(…) VeiligThuis heeft mij tot tweemaal geïnformeerd dat er geen adviesrapport aanwezig is aangaande de acute uithuisplaatsing van [de twee jongste kinderen] door uw cliënte in mijn huishouden. Ook andere hulpverleners en medisch specialisten hebben aan mij bevestigd dat er geen enkel advies in die richting is gegeven. Dit maakt de acties van uw cliënte volledig onrechtmatig en zelfs mogelijk strafbaar. (…) Indien de juridische procedure wordt voortgezet door uw cliënte zal ik deze casus uit handen geven. Ik reageer op de termijnen die ik alsdan via de rechtbank zal ontvangen. Verdere opvolging doe ik zelf via de hulpverlening. Uw standpunt en acties zijn echter zeer verstorend en deconstructief. Uw kantoor is wederom actief bezig tot het afgeven van een contra-indicatie waardoor wederom de hulpverlening voor ons als ouders wordt opgeschort.(…)”
1.11    In een tweetal e-mailberichten van 1 augustus 2023 stuurt klager aan verweerster, voor zover relevant:”(…) Wederom gaf VeiligThuis aan geen adviesdossier te hebben die de keuzes van uw cliënte onderbouwt en wederom gaven zij aan nimmer nooit te adviseren de omgang stop te zetten. (…)Ik verneem nog graag het adviesrapport vanuit VeiligThuis op basis waarvan u aangeeft dat dit aanleiding was tot een acute uithuisplaatsing. (…) Zoals aangegeven zal ik via de rechtbank zelf reageren. Ik ben op basis van mijn eerdere ervaringen niet verplicht tot u verder te richten. (…)”
1.12    Ter zitting van 14 augustus 2023 bij de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) bereiken klager en de vrouw (alsnog) overeenstemming, in die zin dat zij de afspraak maken om met de hulpverlening te gaan samenwerken. Verweerster heeft hierop haar dan nog voorliggende verzoeken namens de vrouw ingetrokken. 
1.13    Op 26 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door steeds – meer specifiek op 7 oktober 2022 en op 27 juli 2023 - te dreigen met het beëindigen van de omgang met de kinderen  en  procedures  daarover,  indien  klager niet  vrijwillig  zou instemmen met het stopzetten van de omgang. Verweerster frustreert ten behoeve van eigen geldelijk gewin een snelle afstemming. Ook heeft zij de kinderen ingezet ten behoeve van de belangen van haar cliënte. Verweerster heeft de situatie bewust laten escaleren.

  
3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


4    BEOORDELING
4.1    Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter van de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2    Een advocaat in familiekwesties moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
4.3    Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door steeds te dreigen met het beëindigen van de omgang met de kinderen en het starten van procedures daarover, indien klager niet vrijwillig zou instemmen met het stopzetten van de omgang. De verwijtbare handelswijze van verweerster blijkt volgens klager met name uit de inhoud van de door verweerster gestuurde e-mailberichten van 7 oktober 2022 en van 27 juli 2023:
-    Op 7 oktober 2022 heeft verweerster ermee gedreigd dat zij een procedure zou starten, indien klager niet vrijwillig zou instemmen met het opschorten van de omgang met één van de kinderen, het vastleggen van een informatieregeling en het wijzigen van de bestaande omgangsregeling met de overige kinderen. Om haar verzoek kracht bij te zetten heeft verweerster aangegeven dat de kinderen ook gehoord zouden worden, indien het op een procedure zou aankomen. Ook schrijft verweerster in dit bericht dat wanneer een kind ouder dan 12 jaar ernstige bezwaren heeft tegen de omgang, het recht op omgang ontzegd kan worden. 
-    Op 27 juli 2023 heeft verweerster verzocht om een tijdelijke opschorting van de omgang met de twee jongste kinderen, dit ook weer onder dreiging van een procedure. Dit bericht was in het geheel niet in het belang van de kinderen, maar slechts ten behoeve van het behartigen van de belangen van de vrouw. Verweerster doet hierin ook niet geverifieerde uitspraken, waardoor het hulpverleningstraject tijdelijk werd stopgezet. De laatste procedure had voorkomen kunnen worden als verweerster de uitspraken van de vrouw had geverifieerd bij de professionele instanties. 
Klager heeft daarbij de indruk dat verweerster eigen inkomsten uit gesubsidieerde rechtsbijstand nastreeft en om die reden een snelle afstemming tussen partijen frustreert, aldus steeds klager. 
4.4    Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht niet. Uit het klachtdossier blijkt dat  klager en verweerster veelvuldig hebben gecorrespondeerd over verschillende verzoeken van de vrouw betreffende de kinderen. Hoewel de toonzetting van de berichten van verweerster aan klager van onder meer 7 oktober 2022 en 12 oktober 2022, stevig te noemen is, blijkt uit diezelfde berichten, alsook uit de e-mail van 13 oktober 2022 van verweerster, dat zij namens de vrouw openstaat voor tegenvoorstellen van klager. Wanneer partijen vervolgens geen oplossing bereiken, bericht verweerster op 14 oktober 2022 dat zij namens de vrouw een verzoekschrift zal indienen, in welk bericht zij echter nog steeds de mogelijkheid openhoudt om er met klager uit te komen. Uiteindelijk bereiken partijen 9 december 2022 ook daadwerkelijk overeenstemming. Bij emailberichten van 27 juli 2023 verzoekt verweerster namens de vrouw om opschorting van de omgangsregeling en wordt aangekondigd dat een gerechtelijke procedure wordt gestart indien klager niet instemt met de voorstellen van de vrouw. Hoewel het voorstelbaar is dat klager zich hierdoor in het nauw gedreven voelde, getuigt diens reactie op deze berichten ook niet van constructieve bereidheid. Zo biedt klager geen alternatief en zegt hij in zijn berichten van 28 juli 2023 en 1 augustus 2023 slechts “te zullen reageren in de procedure”, zodat de ruimte om tot overeenstemming te komen zeer gering was. Niettemin zijn partijen ook daarna, en wel ter zitting van 14 augustus 2023, erin geslaagd minnelijke overeenstemming te bereiken, waarna verweerster namens de vrouw haar verzoeken heeft ingetrokken. 
4.5    De klacht dat verweerster, zoals klager haar verwijt, nodeloos of zonder duidelijke grondslag heeft geprocedeerd, acht de voorzitter dan ook ongegrond. Evenmin is het de voorzitter gebleken dat verweerster met haar handelswijze heeft gezorgd voor een onnodige polarisatie tussen partijen en daarbij ook de kinderen heeft ingezet. Verweerster heeft steeds de mogelijkheid opengehouden dat de vrouw met klager tot een minnelijke regeling zou komen. Voor het bereiken van een onderlinge oplossing dienden klager en de vrouw evenwel beiden mee te werken en verweerster kon haar cliënte hiertoe niet dwingen. Dat de toonzetting van de mailberichten stevig was en dat verweerster in deze berichten heeft aangekondigd een gerechtelijke procedure te zullen starten, is onvoldoende om haar tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Verweerster heeft genoegzaam aangevoerd dat zij zich steeds bewust was van de gevolgen van een gang naar de rechter (zoals het tijdelijk stopzetten van de hulpverlening) en dat zij dit ook zo met haar cliënte heeft besproken. Desalniettemin bleven er voor de vrouw steeds redenen bestaan toch een procedure te starten. Als advocaat diende verweerster de belangen van haar cliënte en daarbij mocht zij gebruik maken van de juridische middelen die haar ter dienste stonden. Het was de taak van verweerster om de belangen van de vrouw te behartigen en in dat verband haar standpunten voor het voetlicht te brengen.  Dat klager het met die standpunten of met de gekozen middelen niet eens was, betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster mocht afgaan op de juistheid van de door de vrouw aan haar verstrekte informatie en dus ook van het in dit verband genoemde advies van Veilig Thuis. Daarbij schrijft verweerster in haar bericht van 27 juli 2023 aan klager dat zij het betreffende rapport heeft opgevraagd en met klager zal delen, zodra zij hierover de beschikking heeft. Naar het oordeel van de voorzitter is in ieder geval niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. 
4.6    Ten aanzien het verwijt (voor zover nog aan de orde) dat verweerster zich laat leiden door vergoedingen van de Raad voor de Rechtsbijstand en hiermee een snelle afstemming tussen partijen frustreert, stelt de voorzitter vast dat klager hierin niet-ontvankelijk is, bij gebrek aan rechtstreeks belang. Daarbij is de juistheid van dit verwijt de voorzitter ook overigens niet gebleken. 
4.7    De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom voor het overige kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk althans kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 26 februari 2024