ECLI:NL:TADRAMS:2024:35 Raad van Discipline Amsterdam 23-788/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2024 |
Datum publicatie: | 04-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-788/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. In deze zaak heeft verweerder steken laten vallen op het gebied van voortvarendheid en communicatie met zijn cliënt, terwijl verweerder uit de berichten van klager had moeten kunnen afleiden hoe belangrijk een voortvarende aanpak en een duidelijke communicatie voor klager waren. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Bij de oplegging van een maatregel wordt rekening gehouden met de omstandigheden van deze zaak en ook met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Uit dat verleden blijkt dat de raad in 2022 een berisping aan verweerder heeft opgelegd voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen op het gebied van de communicatie met zijn cliënt. De raad ziet in deze zaak ook aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 26 februari 2024
in de zaak 23-788/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 juli 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2252319/JS/BF
digitaal van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 januari 2024. Daarbij
was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 00 tot en met 04.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.
2.2 In februari 2022 heeft klager verweerder gevraagd namens hem een procedure
bij de rechtbank te starten voor de wijziging van zijn geslachtsgegevens en zijn voornaam.
2.3 Op 17 maart 2022 heeft verweerder namens klager een verzoekschrift bij de rechtbank
ingediend. De rechtbank heeft het verzoekschrift op de zitting van 19 december 2022
inhoudelijk behandeld.
2.4 Op 12 december 2022 heeft verweerder de door klager per post gestuurde stukken,
een geboortecertificaat en formulieren bij de gemeente Den Haag ingediend.
2.5 Op 22 december 2022 heeft klager verweerder gevraagd of hij de per post aan
hem gestuurde geboorteakte heeft ontvangen. Op 27 december 2022 heeft verweerder de
ontvangst daarvan aan klager bevestigd.
2.6 Bij beschikking van 24 maart 2023 heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging
van de voornaam van klager toegewezen en het verzoek tot wijziging van het geslachtskenmerk
afgewezen. Over de afwijzing heeft de rechtbank in 4.18 van de beschikking het volgende
overwogen:
‘4.18. De rechtbank ziet geen aanleiding om wijziging te gelasten van het geslacht
van verzoeker en zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verzoeker
hierbij geen belang heeft, nu iemand die de overtuiging heeft tot het andere geslacht
te behoren op grond van het bepaalde in artikel 1:28 BW daarvan aangifte kan doen
bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.(…) De ambtenaar heeft dit formulier al
aan verzoeker toegezonden. Op 12 december 2022 heeft verzoeker een kopie van het ondertekende
formulier evenals een kopie van de vereiste deskundigenverklaring in het geding gebracht.
Zowel verzoeker als de ambtenaar stemmen met deze handelwijze in.’
2.7 Op 28 maart 2023 heeft verweerder de beschikking naar klager gemaild. Daarbij
heeft verweerder opgemerkt:
‘Hierbij treft u de beschikking aan van de rechtbank Overijssel. Deze is positief.
Graag verwijs ik u naar de inhoud daarvan. Over drie maanden zal de rechtbank de beschikking
laten inschrijven bij de gemeente.’
2.8 Op 29 maart 2023 heeft klager verweerder gemaild over de beschikking van de
rechtbank. In zijn e-mail vraagt klager om uitleg over de beslissing van de rechtbank
om het verzoek tot wijziging van het geslacht van klager af te wijzen.
2.9 Op 4 april 2023 heeft verweerder klager gemaild:
‘Naar aanleiding van uw vraag over de beschikking van de rechtbank het volgende.
Vanwege het feit dat u als vrouw bent geboren, stelt de rechtbank zich op het standpunt
dat bij vaststelling van de geboortegegevens geen wijziging daarvan bepaald kan worden.
ik zal derhalve een andere procedure dienen te starten.
Neemt u met mij even contact op?’
2.10 Op 28 april 2023 heeft klager verweerder gemaild:
‘I hope you’re doing well, I contacted you last weeks, trying to ask you about the
court decision and wondering if there’s anything we can do about is, it’s been almost
a month since the first time you told me by phone that you’ll have the time to study
it and get back to me on the 31 of March, I haven’t heard back from you yet.
So I’m sending you this email to ask where are on this matter?
In case you didn’t study the court decision yet, would you please let me know what
would it take for you to study it?’
2.11 Op 4 mei 2023 heeft klager verweerder gemaild:
‘My question is when I’ll hear from you about it? It’s been over a month since the
obligation period has started, it’s been over a year since the whole presedure has
started.
(…)
Please do give me a time frame to hear from you, it’s not fair for me that you kept
me waiting for a month to tell me that you still need more time to study the court
decision.’
Dezelfde dag heeft verweerder klager gemaild:
‘Sorry for the late response. It is very complicated and I still haven’t found out
exactly why the court made this decision. I gues because there was a birth certificate
with the female sex on it. I will have to study a bit more but definitively will keep
you informed. (…)’
2.12 Op 15 april 2023 heeft klager verweerder per e-mail gevraagd naar de stand
van zaken.
2.13 Op 22 mei 2023 heeft klager verweerder gemaild dat hij geen bericht van verweerder
heeft gekregen over de ingediende stukken bij de gemeente Den Haag. Daarop heeft verweerder
klager gemaild dat hij nog geen bericht van de gemeente heeft ontvangen en dat hij
niet verwacht dat de gemeente nog andere documenten van klager nodig heeft.
2.14 Op 14 juli 2023 heeft klager verweerder gemaild over een door klager ontvangen
brief van de gemeente waarin is bevestigd dat de voornaam van klager is gewijzigd,
terwijl het geslacht van klager nog niet is gewijzigd. Daarop heeft verweerder geantwoord
dat hij de gemeente een reminder zal sturen.
2.15 Op 19 juli 2023 heeft verweerder de gemeente benaderd over de stand van zaken
met betrekking tot het verzoek om wijziging van het geslacht van klager in de registers
van de burgerlijke stand.
2.16 Op 27 juli 2023 heeft verweerder van de gemeente een bevestiging ontvangen
van het verzoek tot wijziging van het geslacht van klager.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
a) verweerder heeft de onderliggende zaak verwaarloosd door stukken traag te verwerken
en aan te leveren bij de rechtbank. Klager heeft op verzoek van verweerder stukken
toegestuurd zodat verweerder die naar de rechtbank kon sturen. Verweerder heeft pas
ongeveer vijf dagen later de ontvangst van de stukken bevestigd en de stukken ongeveer
een maand later naar de rechtbank gestuurd, terwijl de procedure al langer duurde
dan verwacht;
b) verweerder heeft onprofessioneel gecommuniceerd met betrekking tot de stand
van zaken en uitleg. Verweerder heeft op 28 maart 2023 gemaild dat de uitspraak van
de rechtbank positief was, terwijl de rechtbank alleen de wijziging van de voornaam
heeft goedgekeurd maar niet de wijziging van het geslachtskenmerk. In de daaropvolgende
maand heeft verweerder niet gereageerd op terugbelverzoeken en ook niet op aan hem
verstuurde e-mails. Ook heeft verweerder niet gecontroleerd of de gemeente de benodigde
documenten had ontvangen om het geslachtskenmerk van klager te wijzigen. Hierdoor
heeft klager lang moeten wachten, waardoor zijn mentale gezondheidstoestand verslechterde.
Verweerder heeft niet uitgelegd waarom de rechtbank het geslacht van klager niet kon
wijzigen, hoewel het wijzigingsverzoek bij de rechtbank is ingediend voordat het mogelijk
werd het geslacht te wijzigen via een verklaringsformulier bij de gemeente;
c) verweerder heeft de zaak gecompliceerd aangepakt, terwijl er gemakkelijkere
manieren waren om het gewenste resultaat te bereiken. Verweerder liet anderhalve maand
na de beschikking van de rechtbank weten dat hij contact zou opnemen met de gemeente
om het geslacht van klager te wijzigen. Toen klager zelf contact opnam met de gemeente
bleek dat deze geen verzoek had ontvangen, waarop klager zelf het benodigde formulier
heeft ingevuld en ingediend. Klager heeft een andere advocaat naar de beschikking
van de rechtbank laten kijken en deze advocaat zei dat verweerder het gecompliceerd
had gemaakt en dat er makkelijkere manieren waren om dit te doen.
3.2 De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer tegen de klacht gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder onder verwijzing naar
de Transgenderwet van 2014 – samengevat – het volgende aan.
Het werd eerst na indiening van het verzoekschrift op 17 maart 2022 bij de rechtbank
mogelijk om bij de gemeente het geslacht te wijzigen via de indiening van een aangifteformulier,
omdat klager pas per 19 november 2022 tenminste één jaar in Nederland stond ingeschreven
en vanaf die datum zijn geslacht bij de gemeente kon wijzigen. Het formulier is tijdens
de procedure bij de rechtbank ingediend en om die reden heeft de rechtbank het verzoek
tot wijziging van de geslachtskenmerken van klager afgewezen. De rechtbank heeft positief
beslist op het verzoek om klagers voornaam te wijzigen. Het feit dat de behandeling
van het verzoekschrift door de rechtbank ruim een jaar heeft geduurd, acht verweerder
niet aan hem te wijten.
Verweerder erkent dat hij de zaak ongeveer een maand heeft laten liggen, nadat klager
hem had verzocht om nadere uitleg over de beschikking van de rechtbank.
Na indiening van het aangifteformulier bij de gemeente is in mei 2023 een rappel verstuurd
en op 19 juli 2023 weer. De gemeente heeft nooit aangegeven dat het formulier niet
is ontvangen. Op 27 juli 2023 heeft de gemeente het verzoek tot wijziging van het
geslacht van klager bevestigd. Gezien het resultaat bij de rechtbank en de inschrijving
bij de gemeente heeft verweerder zich gehouden aan de opdracht van klager en heeft
hij die met een positief resultaat afgerond, aldus verweerder.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De raad stelt vast de klacht in alle onderdelen gaat over de dienstverlening
van verweerder als voormalige advocaat van klager. De raad stelt daarbij voorop dat
de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen
als daarover wordt geklaagd. Daarbij houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid
die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en
met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.
Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat
als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen
houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de
beroepsgroep. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90).
5.2 Verder is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige
voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt
op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt en dat hij binnen
een redelijke tijdspanne reageert op berichten van zijn cliënt.
Klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond
5.3 Klachtonderdelen a) en b) gaan in de kern over de voortgang van de behandeling
van het dossier van klager door verweerder en de communicatie daarover. Daarom lenen
deze onderdelen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
5.4 De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
door de zaak van klager niet voortvarend te behandelen en door onvoldoende met klager
te communiceren. Klager heeft zich in februari 2022 bij verweerder gemeld, maar het
verzoekschrift is pas medio maart 2022 bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft
hier geen reden voor gegeven en uit de door klager overgelegde stukken kan de raad
die reden ook niet afleiden. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft verweerder
vervolgens in december 2022 de wijziging van het geslacht van klager bij de gemeente
aangevraagd. Na indiening van het aanvraagformulier met bijbehorende stukken bij de
gemeente heeft verweerder pas medio juli 2023, na daartoe een bericht te hebben ontvangen
van klager, bij de gemeente naar de stand van zaken geïnformeerd, dit terwijl verweerder
naar aanleiding van de e-mails van klager wist hoe belangrijk het voor klager was
dat zijn geslacht ook in de registers van de burgerlijke stand zou worden gewijzigd.
Op vragen van de raad over zijn kantoororganisatie in verband met termijnbewaking
heeft verweerder verklaard dat hij geen termijnagenda heeft. Het had op de weg van
verweerder gelegen om veel eerder bij de gemeente te informeren naar de ontvangst
van de door hem ingediende stukken. Dat heeft verweerder, mede door een gebrek aan
een of andere vorm van termijnbewaking, nagelaten.
Verder heeft verweerder over de beschikking van de rechtbank van 24 maart 2023 in
zijn bericht aan klager van 28 maart 2023 alleen geschreven dat de beschikking van
de rechtbank positief was zonder in te gaan op het afgewezen verzoek tot geslachtswijziging
bij de gemeente en zonder klager uit te leggen wat dit betekent en wat de vervolgstappen
zijn. Ook heeft verweerder op de e-mails van klager met verzoeken om uitleg niet,
dan wel niet voortvarend, gereageerd. Verweerder heeft de zaak, ook volgens zijn eigen
verklaring, een maand laten liggen, ondanks diverse e-mails waarin klager om uitleg
vroeg. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager tijdig en volledig te informeren
over de beschikking van de rechtbank en de te nemen vervolgacties. Verweerder heeft
op dit punt echter ook steken laten vallen. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom
gegrond.
Klachtonderdeel c) is ongegrond
5.5 Met klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder dat hij de zaak gecompliceerd
heeft aangepakt, terwijl er gemakkelijkere manieren waren om het gewenste resultaat
te bereiken. Daarbij baseert klager zich op het oordeel van een andere door hem benaderde
advocaat die de beschikking van de rechtbank van 24 maart 2023 heeft bekeken.
5.6 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden
gemaakt over hoe hij de zaak van klager inhoudelijk heeft aangepakt. Verweerder heeft
toegelicht dat het eerst na indiening van het verzoekschrift op 17 maart 2022 bij
de rechtbank mogelijk was om bij de gemeente het geslacht van klager te wijzigen via
de indiening van een aangifteformulier. Daarbij heeft verweerder onder verwijzing
naar de Transgenderwet uit 2014 uitgelegd dat klager pas per 19 november 2022 tenminste
één jaar in Nederland stond ingeschreven en pas vanaf die datum zijn geslacht bij
de gemeente kon wijzigen. De raad kan verweerder hierin volgen. De omstandigheid dat
een andere advocaat wellicht voor een andere aanpak had gekozen, zoals klager heeft
gesteld, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel
c) is daarom ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Uit het dossier en de verklaring van verweerder ter zitting komt het beeld
naar voren dat verweerder zijn kantoororganisatie waar het termijnbewaking betreft
nog niet op orde heeft. De raad benadrukt dat het voor advocaten, ook in het belang
van hun cliënten, noodzakelijk is om er binnen hun kantoororganisatie voor te zorgen
dat termijnen worden bewaakt. De raad gaat ervan uit dat verweerder nu voldoende maatregelen
zal nemen, waardoor termijnen worden bewaakt.
6.2 In deze zaak heeft verweerder steken laten vallen op het gebied van voortvarendheid
en communicatie met zijn cliënt, terwijl verweerder uit de berichten van klager had
moeten afleiden hoe belangrijk een voortvarende aanpak en een duidelijke communicatie
voor klager waren. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel.
Bij de oplegging van een maatregel houdt de raad behalve met de omstandigheden van
deze zaak ook rekening met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Uit dat verleden
blijkt dat de raad in 2022 een berisping aan verweerder heeft opgelegd voor vergelijkbaar
klachtwaardig handelen op het gebied van de communicatie met zijn cliënt. De raad
ziet in deze zaak ook aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op
grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van
€ 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;
- bepaalt dat aan verweerder de maatregel van een berisping wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden: 26 februari 2024