ECLI:NL:TADRAMS:2024:23 Raad van Discipline Amsterdam 23-907/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:23 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-02-2024 |
Datum publicatie: | 12-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-907/A/A |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; klacht is kennelijk niet-ontvankelijk op grond van het ne bis in idem beginsel. klager heeft voor de tweede keer een klacht ingediend over verweerder. Beide klachten hebben betrekking op hetzelfde voortslepende feitencomplex, namelijk het langdurige (echtscheidings)geschil dat speelt tussen klager en de ex-echtgenote en waarin verweerder de ex-echtgenote als advocaat bijstand verleent. De eerste klacht over verweerder is bij (inmiddels onherroepelijke) beslissing kennelijk ongegrond verklaard. En hoewel de huidige klacht in een iets andere vorm is gegoten en van een latere datum is, komt het verwijt aan verweerders adres (in essentie) op hetzelfde neer. Het ne bis in idem (weergegeven onder r.o. 4.1), dat dient ter bescherming van advocaten tegen herhaalde klachten over in de kern hetzelfde feitencomplex, brengt naar het oordeel van de voorzitter ook in dit geval mee dat klager niet een tweede maal kan klagen over hetzelfde feitencomplex. Dat onderhavige klacht van een latere periode is dan de eerdere klacht, maakt dit niet anders. De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de advocatuur en bescherming tegen onzorgvuldig handelen van advocaten. Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun onvrede over advocaten telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen. Van uitzonderlijke omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden is de voorzitter niet gebleken. Dat betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 februari 2024
in de zaak 23-907/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen
van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
(hierna: de deken) van 19 december 2023 met kenmerk 2255730/JS/MV, digitaal door de
raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen
1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van
20 januari 2024 met nagekomen stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn gehuwd geweest. Uit dat huwelijk zijn twee
minderjarige kinderen geboren. Vanaf 1 augustus 2020 wonen klager en de ex-vrouw niet
meer samen en is de echtscheidingsprocedure in gang gezet. Verweerder staat de ex-echtgenote
als advocaat bij in deze procedure.
1.2 Klager heeft op 5 juni 2022 een klacht ingediend over verweerder. Deze klacht
is bij brief van de deken van 2 januari 2023 aan de raad doorgestuurd en bij de raad
geregistreerd onder het kenmerk 23-007/A/A. Bij beslissing van 13 februari 2023 heeft
de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft geen verzet aangetekend
tegen deze beslissing, zodat deze beslissing inmiddels onherroepelijk is geworden.
1.3 Het conflict tussen klager en zijn ex-echtgenote heeft zich na deze klacht
voortgezet, waarbij verweerder nog steeds bijstand verleent aan de ex-echtgenote.
Mr. V staat klager als advocaat bij. In deze procedure heeft voor, zover relevant,
voor onderhavige klacht de volgende e-mailcorrespondentie plaatsgevonden.
1.4 Op 3 juli 2023 heeft verweerder per e-mail aan mr. V geschreven, voor zover
relevant:
“Cliënte heeft van kennissen te horen gekregen dat [klager] in een politieauto is
meegenomen.”
1.5 Op 27 juli 2023 heeft verweerder per e-mail aan mr. V geschreven, voor zover
relevant:
“Zolang wij nog in het spel zijn, is het niet de bedoeling dat [klager] [de ex-echtgenote]
benadert met zijn vriendelijke (!) mails. Voor het overige doe ik u bijgaand toekomen
een eerste berekening in excel. Wellicht kunt u hier even naar kijken en evt. op-
en aanmerkingen met mij delen opdat we deze kunnen finaliseren en meenemen in de uiteindelijke
verrekening.”
1.6 Op 28 juli 2023 heeft verweerder per e-mail aan mr. V geschreven, voor zover
relevant:
“Met u ben ik het eens dat in een normale situatie partijen ook buiten de advocaten
kunnen overleggen, maar u zult het met mij eens zijn dat dit een allesbehalve normale
zaak is. Uw cliënt heeft er kennelijk een gewoonte van gemaakt om op een indringende
c.q. spottende wijze te communiceren en daar heeft cliënte simpelweg geen zin in.”
1.7 Op 24 september 2023 heeft mr. V aan klager geschreven, voor zover relevant:
“Ik sluit niet uit dat [verweerder], die recent suggereerde dat ik niet al zijn brieven
aan u moet laten zien, zelf niet altijd namens mevrouw spreekt.
1.8 Op 3 augustus 2023 heeft klager over deze e-mails onderhavige klacht bij de
deken ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerder wordt - kort gezegd
- verweten klager te stalken, hem bij iedereen in een kwaad daglicht te stellen en
hem zwart te maken. Daardoor vindt klager dat zijn privacy door verweerder is geschonden
en dat hij in zijn eer is aangetast. Ook verwijt klager verweerder het plegen van
smaad en laster. Klager wil dat verweerder zich op geen enkele manier meer bemoeit
met zijn privézaken, die niets te maken hebben met de zaak die verweerder voor de
ex-echtgenote behandelt. Klager verwijst in dat verband naar de e-mails van verweerder
aan mr. V van 3 juli 2023, 27 juli 2023 en 28 juli 2023, die zijn weergegeven in het
feitenoverzicht.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht, kort samengevat, aangevoerd dat al hetgeen
klager stelt klinkklare onzin is. Hij en klagers advocaat, mr. V, proberen elk naar
eer en geweten hun cliënten bij te staan en het is zeer normaal dat hetgeen hij in
het belang van zijn cliënte doet de wederpartij niet aanstaat, maar hij is dan ook
niet klagers advocaat. Ook heeft verweerder aangevoerd dat hij inmiddels bijna drie
jaar de ex-echtgenote van klager bijstaat en dat hij dit altijd professioneel heeft
gedaan. Hij heeft ook nooit persoonlijks iets tegen klager gehad. Ook niet toen klager
hem met de dood bedreigde of toen klager in bijzijn van zijn advocaat en de ex-echtgenote
dreigde hem en zijn voorstel te verkrachten. Deze tweede klacht richting de deken
ziet verweerder dan ook als een hernieuwde poging om hem aan de zaak te doen onttrekken.
4 BEOORDELING
4.1 In het tuchtrecht geldt het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel is neergelegd
in artikel 47b, eerste lid, Advocatenwet en houdt in dat een advocaat, nadat is geoordeeld
over een klacht die een bepaald feitencomplex betreft, niet nogmaals tuchtrechtelijk
wordt berecht voor een andere klacht van dezelfde klager die zijn grondslag vindt
in datzelfde feitencomplex. Een advocaat moet er na de (onherroepelijke) beslissing
van de tuchtrechter op kunnen vertrouwen dat de klacht definitief is afgewikkeld.
4.2 De voorzitter stelt vast dat klager een tweede keer een klacht heeft ingediend
over verweerder. Beide klachten hebben betrekking op hetzelfde voortslepende feitencomplex,
namelijk het langdurige (echtscheidings)geschil dat speelt tussen klager en de ex-echtgenote
en waarin verweerder de ex-echtgenote als advocaat bijstand verleent.
4.3 Ook inhoudelijk lijkt de klacht een herhaling van zetten. In de eerdere klacht
van 5 juni 2022 verweet klager verweerder dat hij zich smadelijk, althans lasterlijk,
over klager uitliet, dat hij klager in kwaad daglicht stelde bij het LBIO, zijn werkgever
en bij zijn makelaar en dat verweerder misbruik maakte van rechtsmiddelen door steeds
opnieuw procedures te starten tegen klager. Deze klacht is bij (inmiddels onherroepelijke)
beslissing van 12 februari 2023 kennelijk ongegrond verklaard. En hoewel de huidige
klacht in een iets andere vorm is gegoten en van een latere datum is, komt het verwijt
aan verweerders adres (in essentie) op hetzelfde neer. Klager beschuldigt verweerder
in onderhavige klacht - onder meer - van zaken als stalken, het zwart maken van klager
bij anderen en het plegen van smaad en laster.
4.4 Het toetsingskader weergegeven onder 4.1, dat dient ter bescherming van advocaten
tegen herhaalde klachten over in de kern hetzelfde feitencomplex, brengt naar het
oordeel van de voorzitter ook in dit geval mee dat klager niet een tweede maal kan
klagen over hetzelfde feitencomplex. Dat onderhavige klacht van een latere periode
is dan de eerdere klacht, maakt dit niet anders. De doelen van het tuchtrecht zijn
het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de advocatuur en bescherming tegen
onzorgvuldig handelen van advocaten. Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte
te geven aan klagers om hun onvrede over advocaten telkens opnieuw, in iets andere
vorm, maar met op hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen. Van uitzonderlijke
omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden is de voorzitter niet gebleken.
Dat betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
4.5 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat ook bij een inhoudelijke beoordeling
van de klacht, de klacht zou falen. De voorzitter acht de door klager geuite beschuldigingen
over stalking, smaad en ongeoorloofde bemoeienissen van verweerder in de privézaken
van klager ongefundeerd en misplaatst. Ook voor de overige verwijten biedt het klachtdossier
geen enkele feitelijke grondslag. Verweerder heeft genoegzaam aangevoerd dat hij al
hetgeen waarover hij met mr. V communiceert, eerst met zijn cliënte afstemt en hij
dus altijd namens haar spreekt. Verweerder stelt toereikend dat hij nooit de suggestie
heeft gedaan dat mr. V niet al zijn brieven aan klager moet laten zien. Verder merkt
verweerder terecht op dat bijstand verlenen aan de ex-partner van de zus van klager
nog niet maakt dat verweerder het persoonlijk op klager heeft gemunt. Hiervoor biedt
het klachtdossier ook geen enkel bewijs. Verweerder handelt, zoals hij zelf ook aanvoert,
als partijdige belangenbehartiger in het belang van zijn cliënte. Dat verweerders
handelwijze klager niet aanstaat, betekent niet dat verweerder zich daarmee jegens
hem verwijtbaar gedraagt. Het is de voorzitter dan ook niet gebleken dat verweerder
in zijn bijstand aan de ex-echtgenote de grenzen van de vrijheid die hij als advocaat
van de wederpartij geniet jegens klager heeft overschreden.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 5 februari 2024