ECLI:NL:TADRAMS:2024:222 Raad van Discipline Amsterdam 24-934/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:222 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-12-2024 |
Datum publicatie: | 06-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-934/A/NH |
Onderwerp: | Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet |
Beslissingen: | 60b |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Artikel 60b Advocatenwet. De gezondheidsklachten van verweerder en zijn privésituatie laten zich op dit moment niet verenigen met het voeren van een behoorlijke advocatenpraktijk. Verweerder is met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van zijn praktijk. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 31 december 2024
in de zaak 24-934/A/NH
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet van:
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 december 2024 met kenmerk mm/24-588/2395113, heeft de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) ten
aanzien van verweerder een verzoek op grond van (primair) artikel 60b Advocatenwet
(Aw), dan wel (subsidiair) artikel 60ab Aw bij de raad ingediend. Daarbij heeft de
deken tevens verzocht een voorziening te treffen met betrekking tot de praktijkvoering
van verweerder.
1.2 Het verzoek is achter gesloten deuren behandeld op de zitting van de raad
van 23 december 2024. Daarbij was de deken aanwezig met adjunct-secretaris, mevrouw
S. Verweerder was aanwezig met mr. S.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde verzoek van de deken
en de daarbij gevoegde bijlagen 1 tot en met 3. Verder heeft de raad kennisgenomen
van de e-mailberichten met bijlagen van de deken en van verweerder van 23 december
2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder is sinds 9 januari 2001 advocaat en houdt sinds 7 november 2012
kantoor in het arrondissement Noord-Holland.
Signalen rechtbank Den Haag
2.3 De deken heeft begin december 2024 twee signalen ontvangen van de rechtbank
Den Haag over de psychische gesteldheid van verweerder.
2.4 Het eerste signaal laat zich als volgt samenvatten. Op 11 november 2024 heeft
op de rechtbank Den Haag een wrakingszitting plaatsgevonden. Verweerder verscheen
te laat ter zitting en liet zich vergezellen door een cameraman. Omdat de aanwezigheid
van de cameraman niet op juiste wijze was aangevraagd, werd opname van de zitting
geweigerd. Verweerder is daarop in woede ontstoken en bediende zich van termen als
‘godverdomme’ en ‘bent u gek ofzo’. Tevens bediende verweerder zich in zijn betoog
van bizarre vergelijkingen. De rechtbank heeft het gedrag van verweerder ter zitting
getypeerd als:
“vreemd gedrag op een zitting, volstrekt ongepast, en in ieders nadeel.”
2.5 De deken heeft verder uit het signaal van de rechtbank geciteerd:
“- (...) De griffier heeft chocola proberen te maken van alle geschreeuw, gevloek
en vreemde uitweidingen van [verweerder], zodat veel van zijn gevloek en getier op
(medewerkers van) de rechtspraak/rechtbank en zijn wederpartij in de onderliggende
zaak -als niet relevant voor de zaak- niet is opgenomen.
- Rare analogieën over vreemdgaan en dierenporno leken vooral tot doel te hebben
te choqueren, zij brachten in elk geval geen duidelijkheid ten aanzien van het wrakingsverzoek.
- Citaat van [verweerder]:
Ik ben moe. Ik heb er de hele nacht over nagedacht, in vind het heel erg. Ik ben
2 weken geleden vreemd gegaan.”
2.6 Het tweede signaal laat zich als volgt samenvatten. Op 12 november 2024 is
een cliënt van verweerder door de beveiliging gekomen. Tussen zijn stukken bleek ook
de advocatenpas van verweerder te zitten. De pas is in beslag genomen en vervolgens
is contact opgenomen met verweerder. Verweerder kon zich niet herinneren dat hij zijn
pas was kwijtgeraakt en evenmin hoe zijn cliënt daar aan gekomen was. Verweerder heeft
de pas op 13 november 2024 opgehaald. Daarbij maakte hij een verwarde indruk en tapte
hij schuine moppen. De dag hierna heeft verweerder contact opgenomen met de rechtbank,
omdat hij de personalia van de rechtbankmedewerker wilde, zodat hij aangifte kon doen
tegen zijn cliënt van identiteitsfraude.
Signaal gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
2.7 Begin december 2024 heeft de deken een signaal ontvangen met de mededeling
dat verweerder op een zitting van 4 december 2024 bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
onbetamelijk gedrag zou hebben vertoond. De wederpartij heeft hierover een klacht
ingediend. Deze klacht wordt hieronder nader toegelicht.
De klacht van de heer [L]
2.8 Op 6 december 2024 heeft de deken van de heer [L] een klacht over verweerder
ontvangen. Voor zover hier relevant luidt de klacht als volgt:
“Bij de zitting was [verweerder] 15 minuten te laat. Tijdens de zitting kwam hij
wazig over en haalde hij keer op keer hard uit, naar mij, mijn advocaat, de rechters
en zijn eigen cliënt. Richting mij door mij te bestempelen als bedrieger, hij wil
dat ik onder ede werd gehoord omdat dat er sprake zou zijn van meineed. Mijn advocaat
zou ook de boel bij elkaar liegen, maar dan via mij, doordat ik haar niet goed geïnformeerd
zou hebben en zij mijn woorden zou hebben overgenomen. Richting zijn eigen cliënt
dat hij zijn mond moest houden (tot 2x toe zei hij: "nu moet je je mond houden" tegen
zijn cliënt) en richting de rechters dat als de rechters niet instemden met hem (allereerst
indien de rechters een door hem te laat ingediend stuk niet toe zouden laten en later
indien de rechters mij niet onder ede zouden horen) hij ze ging wraken, wat hij uiteindelijk
ook heeft gedaan. Tijdens de procedure zijn er meerdere bijzondere uitingen en gedragingen
geweest. Hij kon geen slaapplek vinden en niet printen, hij zocht een hotel maar daar
lieten ze hem niet toe zonder boeking. Verder gaf hij als reden voor het niet tijdig
indienen van de stukken, dat hij al dagen niet had geslapen en te moe was. Maar ook
toen zijn client aan het woord was, stond [verweerder] op en liep naar de rechters
om hun water te pakken en vervolgens andere mensen water ging aanbieden.”
2.9 Van de betreffende zitting van 4 december 2024 is proces-verbaal opgemaakt.
Voor zover hier relevant is in het proces-verbaal het volgende opgenomen:
- [Verweerder] tegen de voorzitter:
“Als u had geluisterd, wist u dat ik dit niet kon. Ik had alleen maar gewerkt de
afgelopen dagen. Ik ben heel druk geweest en ik heb niet geslapen.”
- [Verweerder] tegen de voorzitter naar aanleiding van de opmerking dat een productie
te laat door [verweerder] was ingediend:
“Of u accepteert het, of ik wraak u. Ik heb geen zin in dit gezeik.”
“We wraken u niet. Mijn uitbarsting komt doordat ik maar 3 uur heb geslapen.”
- [Verweerder] tegen de voorzitter die een vraag stelde aan de cliënt van [verweerder]:
“Wilt u geen vragen aan mijn cliënt richten? Ik ben de gemachtigde en op basis van
de Wet mag ik voor mijn cliënt spreken."
[Verweerder] tegen de voorzitter:
“Ik wil dat u [L] onder ede zet, en als u dat niet doet, dan ga ik u wraken. Hij
liegt alles bij elkaar.
Voorzitter:
Dat ga ik nu niet doen.
[Verweerder]:
Dan wraak ik u. Doei!”
Gesprekken met de deken
2.10 De deken heeft verweerder op 4 december 2024 uitgenodigd voor een gesprek
op het bureau van de deken. Van dit gesprek heeft de deken een gespreksverslag opgemaakt,
waarin voor zover relevant het volgende staat vermeld:
“Mijn algemene indruk van het gesprek is dat hij ontremd is (vloeken, krachttermen,
vreemde vergelijkingen), hij praat razendsnel, bij tijd en wijle onduidelijk, slissend,
uitvoerig en in detail. Zijn handen trilden voortdurend. In rap tempo probeert hij
zijn zaken uit te leggen, noemt daarbij diverse namen, dat er zittingen zijn geweest,
maar het is volstrekt onduidelijk waar de zaken nu eigenlijk over gaan, wie hij bijstaat
en wat wanneer heeft plaatsgevonden.
Zo begon hij het gesprek over de wederzijdse kinderen, waarbij hij al snel begon
over de buluitreiking van zijn zoon in Londen. Iedereen was daar gaan staan "geen
Duitser in de zaal; je krijgt geen Hitlergroet".
Hij zegt: "ik ben lichtelijk hypomaan. Dat kan richting een manische psychose gaan."
Hij krijgt ketipine [toevoeging: quetiapine] en is in ieder geval drie maanden geleden
met zijn medicatie gestopt. Werd hij "duf van, voelde onprettig". Hij is "tegelijkertijd
hard gaan werken en heeft 6 nachten overgeslagen".
Vervolgens gaat tot twee keer zijn telefoon, die hij opneemt, vloekend "Godverdomme"
en weer ophangt.
(...) Hij weet niet goed meer hoe het is gegaan, maar hij denkt dat hij zijn advocatenpas
aan de cliënt (...) heeft gegeven, om te laten zien hoe zo'n pas eruit ziet en dat
je daarmee dan langs de bewaking kunt lopen. Hij heeft of gaat aangifte doen. "Het
is een jurist (die cliënt). Is gewoon identiteitsfraude." Hij is gebeld door het Paleis
van Justitie dat ze zijn pas hadden onderschept. Ze maakten zich zorgen. Rond 15 uur
is hij de pas gaan ophalen. Hij maakte een praatje met de beveiliging. Daarbij had
hij een "psychotische ervaring: een vrouw kwam op hem af, met extreem koude handen,
ze sprak 5 talen en haar vader werkte voor de geheime dienst van Leningrad." Hij heeft
daarna de huisarts gebeld, maar hij kon niet onmiddellijk op de praktijk komen of
bij de crisisdienst, want gesloten. Volgende dag wel en is geconstateerd dat hij manisch
is. Hij wil slaapmedicatie. Het is mij onduidelijk of hij die nou wel of niet heeft
gekregen. Hij heeft om hulp gevraagd, maar wil niet de instelling in, want "die zijn
gek".
(...)
En door naar het wrakingsincident. "Die wrakingsrechter, (...) té dom om te poepen.
Ze heeft gewoon de zaak verneukt. Daar word ik ontzettend boos van. Lui en incompetent".
En: "met alle respect, maar op die rol zitten allemaal van die MBO-ers en die laten
ze de beslissingen nemen." (...) Bij de wrakingszitting heeft hij een vergelijking
gemaakt dat hij vreemd zou zijn gegaan en dat aan zijn echtgenote verteld, maar dat
zij dan antwoordt: we hebben afgesproken dat we het daar alleen met kerst over hebben.
De rechter had dat een seksistische opmerking gevonden.
(...)”
2.11 Vlak na het gesprek van 4 december 2024 heeft verweerder met de deken gebeld
en aangegeven dat hij een zakenlijst zou opstellen en dat hij het weekend naar “het
klooster” zou gaan en rust zou nemen.
2.12 Op 11 december 2024 heeft de deken verweerder op zijn kantoor bezocht. De
deken heeft gesproken met verweerder. Een bevriende advocaat mr. [M] was als ondersteuner
aanwezig. De deken heeft dossiers ingezien, waarbij wordt opgemerkt dat de processtukken
in die dossiers waren opgemaakt vóór november 2024.
2.13 De deken heeft verder gesproken met de kantoorgenoot tevens waarnemer van
verweerder (mr. [B]), met een jurist waarmee verweerder nauw samenwerkt (de heer [H]),
met de behandelaar van verweerder bij de crisisdienst (mevrouw [M]) en met een bevriende
advocaat mr. [M]. De conclusies van deze gesprekken heeft de deken als volgt samengevat:
“- [Verweerder] is in principe een goede advocaat, scherp van geest, maar op dit
moment gaat het niet goed met hem.
- [Verweerder] is zichzelf niet. Zijn gedrag is schadelijk voor hemzelf en voor
zijn cliënten.
- Medio september werden de eerste tekenen van een manische periode zichtbaar. [Verweerder]
heeft aangegeven dat hij zich hypomaan voelde.
- Diverse personen hebben hem geadviseerd rust te nemen. Daar had [verweerder] geen
tijd voor.
- [Verweerder] zegt dat hij een burn-out heeft (gehad). Maar het klopt niet dat
hij in een manische periode verkeert.”
3 VERZOEK
Het verzoek
3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder (primair) op grond van artikel 60b
Aw, dan wel (subsidiair) artikel 60ab Aw, onmiddellijk voor onbepaalde tijd te schorsen
in de uitoefening van zijn praktijk.
3.2 De deken heeft de raad ook verzocht om bij wijze van voorziening te bepalen
dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid heeft zich,
zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s) waarin
de praktijk van verweerder wordt gevoerd, en tot de daarbij behorende voorzieningen,
opdat de deken in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan
nemen, waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg
met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij de waarnemer, andere advocaten
of rechtsbijstandverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken
nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten.
Onderbouwing
3.3 De deken maakt zich ernstige zorgen over de rechtsbijstand aan de cliënten
van verweerder, alsook over verweerder zelf. Uit de diverse signalen blijkt de opmerkelijke,
ongepaste wijze van communiceren van verweerder jegens de rechterlijke macht en andere
partijen. Verweerder toont ook zelf weinig inzicht in zijn handelen. Hij is de menig
toegedaan, dat hij opkomt voor de belangen van zijn cliënt. Gezien de inhoud van de
signalen, alsmede de eigen bevindingen van de deken, is de deken van mening dat het
niet verantwoord is om rechtzoekenden op dit moment aan verweerder toe te vertrouwen.
De deken acht verweerder niet in staat tot een – professioneel gezien – redelijke
en adequate oordeelsvorming, waardoor geen sprake meer is van een behoorlijke praktijkvoering.
3.4 Ter zitting heeft de deken toegelicht dat hij voor zich ziet dat verweerder
over enige tijd zijn praktijk weer oppakt. De deken wil dan graag een vinger aan de
pols houden, zowel ten aanzien van strategie van de zaken, als processtukken, als
gedrag op zitting. Dat zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van een aan te wijzen observator,
in dezelfde lijn als waarbinnen coaching plaatsvindt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting de achtergrond geschetst van zijn handelen.
Volgens verweerder waren zijn intenties oprecht, maar heeft hij – door een combinatie
van werkdruk, slaapgebrek en ontwikkelingen in zijn persoonlijke leven – te fel gereageerd
en heeft hij zich de belangen van zijn cliënten te persoonlijk aangetrokken. Verweerder
erkent dat hij daarbij de grenzen van het fatsoen heeft overschreden. Verweerder erkent
dat het goed voor hem is om een periode rust te nemen. Volgens verweerder is echter
een tijdelijke schorsing voor de duur van maximaal zes weken afdoende.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Aw kan de raad op verzoek van de deken een
advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te
kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen en/of
een of meer voorzieningen treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de
betrokken advocaat die de raad geboden acht.
Schorsing
5.2 Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en de op de zitting van 23 december
2024 door de deken en verweerder gegeven toelichting is de raad tot het oordeel gekomen
dat verweerder gelet op zijn privéomstandigheden en zijn gezondheid op dit moment
niet in staat is de praktijk van advocaat behoorlijk uit te oefenen. Verweerder heeft
ter zitting ook de noodzaak van een schorsing erkend.
5.3 Het verzoek van verweerder om hem slechts voor tijdelijke duur van zes weken
te schorsen, verenigt zich niet met artikel 60b lid Aw en de raad ziet daar ook geen
aanleiding toe. De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe op grond van artikel
60b Aw. Dit betekent dat de raad verweerder met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde
tijd schorst in de uitoefening van zijn praktijk.
5.4 De deken heeft toegezegd dat over circa zes weken tussen de deken en verweerder
een evaluatiemoment zal plaatsvinden. Op het moment dat de gezondheid en privésituatie
van verweerder het weer toelaten om behoorlijk praktijk uit te oefenen, kan verweerder
(dan wel de deken) de raad verzoeken de schorsing op te heffen, zoals bedoeld in artikel
60b lid 7 Aw.
5.5 Gelet op het vorenstaande behoeft het subsidiaire verzoek van de deken geen
verdere behandeling meer.
Voorziening
5.6 Nu verweerder wordt geschorst, zal de raad ook de door de deken verzochte
voorziening toewijzen, te weten dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde
wordt aangewezen als de waarnemer van verweerders praktijk (zoals weergegeven in het
dictum). Ter zitting heeft de deken aangegeven dat hij mr. [M] en mr. [B] daar (eventueel
gezamenlijk) goed toe in staat acht.
Slotopmerking
5.7 De raad hecht eraan op te merken dat de schorsing en de getroffen voorziening
op grond van 60b Aw geen ordemaatregel betreft maar vooral een maatregel om verweerder
tegen zichzelf te beschermen. Zodra verweerder (weer) in staat is om de praktijk van
advocaat behoorlijk uit te oefenen, kan hij zoals gezegd de raad verzoeken de schorsing
en de getroffen voorziening op te heffen. De raad zal alsdan op de kortst mogelijke
termijn op dat verzoek beslissen, al dan niet na een mondelinge behandeling.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder op grond van artikel
60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van
de praktijk;
- bepaalt dat bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 van de
Advocatenwet de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid
heeft zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s)
waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot de daarbij behorende voorzieningen,
opdat de deken in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan
nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg
met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij de waarnemer, andere advocaten
of rechtsbijstandverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken
nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. D. Horeman en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 31 december 2024