ECLI:NL:TADRAMS:2024:219 Raad van Discipline Amsterdam 24-381/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:219 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-12-2024 |
Datum publicatie: | 30-12-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-381/A/NH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 december 2024
in de zaak 24-381/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 24-381/A/NH op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12 november 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 24 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ds/23-540/2279465
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 8 juli 2024 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook:
de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde
datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 7 augustus 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij
waren klaagster en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 Klaagster heeft in verzet en ter zitting - samengevat - gesteld dat de voorzitter
het handelen van verweerster ten onrechte aan het criterium van de advocaat wederpartij
heeft getoetst. Verweerster is namelijk niet de advocaat van de wederpartij. Waar
het, aldus klaagster, in de kern om draait is het gebod geen onwaarheden te verkondigen,
zoals neergelegd in gedragsregel 8. De klacht houdt - kort gezegd - in dat verweerster
niet op feiten gebaseerde onterechte negatieve geruchten over klaagsters werkzaamheden
heeft verspreid. Met het gewicht van een advocaat heeft verweerster in 2020 namelijk
gesteld dat klaagster blijkens diverse stukken in het procesdossier als advocaat van
de wederpartij zou hebben opgetreden en het daarom niet zuiver zou zijn als zij benoemd
zou worden als bijzonder curator. Daarmee heeft verweerster over klaagster onjuistheden
geponeerd waarvan zij wist of moest weten dat die onjuist zijn. Vervolgens heeft verweerster
diezelfde onjuistheden over klaagsters optreden als advocaat in 2020 in 2022 doorgegeven
aan een andere advocaat met als gevolg dat er onterecht twijfel is gezaaid over klaagsters
optreden als advocaat.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter bij de beoordeling van de
klacht de juiste maatstaf toegepast, met dien verstande dat de klacht inderdaad niet
de verhouding van klaagster tot de advocaat wederpartij aangaat, maar de verhouding
van advocaten (klaagster en verweerster) onderling. Dat betekent echter niet dat de
voorzitter het verkeerde criterium heeft toegepast. Ook in die verhouding geldt immers
dat advocaten niet bewust onjuiste informatie mogen verstrekken. Blijkens rechtsoverweging
4.5 e.v. van de voorzittersbeslissing heeft de voorzitter (onder meer) hieraan getoetst
en de klacht hierover kennelijk ongegrond bevonden. De voorzitter heeft daarbij bovendien
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee
hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter
juist is.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en J.C. Ellerman,
leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter
openbare zitting van 23 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 december 2024