ECLI:NL:TADRAMS:2024:218 Raad van Discipline Amsterdam 24-533/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:218
Datum uitspraak: 23-12-2024
Datum publicatie: 30-12-2024
Zaaknummer(s): 24-533/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verweerster heeft met haar handelwijze de grenzen van de haar als advocaat wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Van schending van gedragsregels 8 en 20 is geen sprake.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 december 2024 in de zaak 24-533/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klaagster

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 8 januari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 16 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2294967/JS/BF van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klaagster op 30 juli 2024 en op 25 oktober 2024 nagezonden stukken.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster en haar ex-man (hierna: de man) waren verwikkeld in een familierechtzaak bij de rechtbank Amsterdam. Verweerster stond in deze procedure de man als advocaat bij.
2.3 In die procedure heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 12 april 2023 bepaald dat de behandeling pro forma zou worden voortgezet op 26 juni 2023 voor uitlating van partijen.
2.4 Verweerster heeft namens de man op 26 juni 2023 aanvullende verzoeken aan de rechtbank gedaan, waaronder het aanvullende verzoek tot aanstellen van een Parental Coördinator (een soort mediator). Dit laatste verzoek heeft verweerster op verzoek van de advocaat van klaagster weer ingetrokken. Vier dagen daarna, op 30 juni 2023 is een nieuwe zitting bepaald op 20 oktober 2023. Verweerster heeft namens de man naar aanleiding hiervan op 9 oktober 2023 aanvullende verzoeken aan de rechtbank gedaan en aanvullende producties bij de rechtbank ingediend.
2.5 Op 12 januari 2024 heeft de rechtbank een beschikking afgegeven. In rechtsoverweging 4.1 van deze beschikking is het volgende overwogen:
“De kinderen worden hierdoor ongewild belast niet volwassen problematiek. De rechtbank is dat ook tijdens de behandeling van de zaak duidelijk geworden, bijvoorbeeld doordat naar voren is gebracht dat de kinderen de door hen gedragen kleren die vader heeft betaald in een vuilniszak moeten doen als zij bij de moeder zijn. De rechtbank merkt op dat de ouders bij zichzelf te raden moeten gaan of hun structurele strijd over geld de ontstane situatie waard is.”
2.6 Op 23 januari 2024 heeft de advocaat van klaagster aan verweerster een e-mail gestuurd waarin zij verweerster heeft gevraagd haar cliënt (de man) uiterlijk de volgende dag om 14:00 uur te laten bevestigen dat hij de zorgregeling zou nakomen, bij gebreke waarvan zij namens klaagster een kort geding zou starten. Verweerster heeft hierop diezelfde dag om 16:31 uur geantwoord:
“de inhoud van uw e-mail is erg kort door de bocht. De context hierbij is erg belangrijk en ik vraag me af of u hiermee bekend bent. Ik kan u op z'n vroegst morgen eind van de middag berichten en dat zal ik dan ook doen.”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:
a) verweerster heeft in de procedure bij de rechtbank producties ingediend waarvan zij wist dat deze waren gelogen;
b) verweerster heeft meerdere keren kort voor de zitting producties en aanvullende verzoeken ingediend;
c) verweerster heeft in de procedure stukken uit schikkingsonderhandelingen overgelegd;
d) verweerster heeft een wettelijk niet toegestaan incidenteel hoger beroep ingesteld, hetgeen klaagster onnodig op kosten heeft gejaagd;
e) verweerster heeft haar cliënt door middel van een truc de mogelijkheid geboden tot een oneigenlijke extra schriftelijke verweerronde, terwijl de zaak op de rol stond voor uitlating partijen over de voortgang van de procedure;
f) verweerster heeft in de berekeningen een onjuist wettelijk renteregime toegepast, namelijk dat voor een handelstransactie in plaats van een consumententransactie;
g) verweerster heeft niet bijgedragen aan een oplossing van het geschil.
3.2 Klaagster heeft op 30 juli 2024 aanvullende verwijten over verweerster geformuleerd. Deze laat de raad buiten beschouwing. De raad kan op grond van artikel 46c lid 1 Advocatenwet slechts oordelen over klachten die eerst zijn onderzocht door de deken. De raad kan geen nieuwe klachtonderdelen in behandeling nemen.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de advocaat van klaagsters wederpartij. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
5.2 In familiezaken moet een advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat met name de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen.
5.3 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a) - schending gedragsregel 8
5.4 Klaagster verwijt verweerster dat zij een verklaring van de nieuwe partner van de man heeft overgelegd, terwijl verweerster wist dat deze verklaring gelogen was en enkel tot karaktermoord van klaagster diende. Verweerster is advocaat en mediator en behoort te weten dat vechtende ex-partners niet positief over elkaar zijn en dat meningen die zonder bewijzen worden ingebracht geen feiten zijn en daarmee zeer waarschijnlijk onjuist. Verweerster heeft pagina’s vol beschuldigingen en leugens ingebracht, die geen verband hielden met het financiële geschil dat speelde. Verweerster staat de man al sinds juni 2016 als advocaat bij en had gelet op haar historie met de man, behoren te weten dat hij vaak onjuiste informatie presenteert. Daarbij heeft de partner van de man de informatie uit de tweede of zelfs de derde hand, zodat verweerster ook gelet hierop had moeten weten dat die informatie niet juist was. De rechtbank is door de veelheid aan leugens aantoonbaar negatief beïnvloed en heeft een van die leugens opgenomen in haar oordeel, omdat klaagster door de veelheid van leugens één ervan over het hoofd had gezien en daardoor niet had weerlegd.
5.5 De raad overweegt het volgende. In gedragsregel 8 is bepaald dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan de advocaat weet, althans behoort te weten dat die onjuist is. Het is de raad niet gebleken dat verweerster in strijd met deze gedragsregel heeft gehandeld. Verweerster heeft toegelicht dat de brief de visie van de partner van haar cliënt bevat, met wie haar cliënt negen jaar samenwoont. De man vond het belangrijk de visie van zijn partner in te brengen. Klaagsters verwijt dat deze brief onjuistheden zou bevatten die voor verweerster kenbaar hadden moeten zijn, faalt reeds vanwege het feit dat het gaat om de visie van de partner en niet om feitelijke informatie. Dat klaagster het niet eens is met die visie is inherent aan de juridische strijd waarin klaagster en de man verkeren. Dat gegeven maakt niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door deze visie in te brengen. Als partijdige belangenbehartiger stond het haar vrij dit in het belang van haar cliënt te doen. Van schending van gedragsregel 8 of anderszins onbetamelijk handelen is geen sprake. Klachtonderdeel a) is daarmee ongegrond.
Klachtonderdeel b) - schending gedragsregel 20
5.6 Klaagster stelt dat verweerster al jaren advocaat is en daarom weet dat de termijn voor het indienen van stukken tien dagen voor de zitting is. Verweerster heeft ondanks deze wetenschap op 26 juni 2023, vier dagen voor de zitting, meerdere producties en aanvullende verzoeken bij de rechtbank ingediend, waaronder een procedeerverbod met een dwangsom. Hierdoor had klaagster slechts enkele dagen om deze stukken te bestuderen en zich tegen de inhoud te verweren. De rechter heeft de door verweerster ingediende stukken vervolgens afgewezen, omdat deze te laat waren ingediend. Op de tweede extra zitting in oktober 2023 heeft verweerster vergelijkbaar gehandeld. Op 9 oktober 2023 heeft verweerster om 17:55 uur een e-mail gestuurd met gewijzigde verzoeken en producties, terwijl de deadline voor het indienen van stukken 10 oktober 2023 om 11:30 uur was. Verweerster had maanden de tijd voor het indienen van stukken, maar koos ervoor om na sluitingstijd van het advocatenkantoor en een halve dag voor de deadline nog een gewijzigd verzoek in te dienen. Verweerster laat met deze handelwijze zien bewust geen rekening te houden met de belangen van klaagster.
5.7 De raad overweegt het volgende. Gedragsregel 20 gaat over het voeren van een eerlijk proces, waarbij in lid 1 is bepaald dat ingeval de advocaat overgaat tot het overleggen van stukken hij bij het bepalen van het tijdstip rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij die op verschaffing van die stukken aanspraak heeft. Het is de raad niet gebleken dat verweerster in strijd met deze gedragsregel heeft gehandeld. Verweerster heeft ten aanzien van het eerste voorbeeld van klaagster voldoende toegelicht hoe een en ander is verlopen. Verweerster heeft niet bewust te laat stukken ingediend namens de man. Normaliter is het in een familiezaak toegestaan tot drie werkdagen voor de zitting stukken in te dienen. Verweerster had vier werkdagen voor de zitting de stukken ingediend in de veronderstelling dat sprake was van een familierechtzaak. De rechtbank oordeelde echter dat in de alimentatiezaak tussen klaagster en de cliënt van verweerster een termijn van tien dagen gold en heeft de ingediende stukken buiten beschouwing gelaten. Verweerster heeft hiermee duidelijk gemaakt dat zij niet bewust verkeerd heeft gehandeld en haar handelwijze is dan ook niet verwijtbaar. De tweede keer heeft verweerster met inachtneming van de tiendagentermijn, zoals opgenomen in het procesreglement, tijdig stukken ingediend. Daarmee is van klachtwaardig handelen überhaupt geen sprake. Met het voorgaande is niet komen vast te staan dat het een gewoonte van verweerster is stukken expres te laat in te dienen, ook niet als de gebeurtenissen van juli 2024 daarbij worden betrokken. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel c) - schending gedragsregel 27
5.8 Klaagster verwijt verweerster dat zij bewust stukken uit de schikkingsonderhandelingen heeft overgelegd, die verweerster na aandringen van haar advocaat weer heeft ingetrokken. Het leed was echter al geschied en de rechter en/of de griffier hadden de stukken al gezien. De rechter is hierdoor aantoonbaar negatief beïnvloed. Klaagster wijst ter onderbouwing hiervan op r.o. 4.1 van de beschikking van 12 januari 2024 (weergegeven bij de feiten).
5.9 Naar het oordeel van de raad slaagt dit klachtonderdeel niet. In gedragsregel 27 is bepaald dat over de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen mag worden meegedeeld zonder toestemming van de wederpartij. De raad is met verweerster van oordeel dat zij met haar brief van 26 juni 2023 geen informatie uit de schikkingsonderhandelingen aan de rechtbank kenbaar heeft gemaakt. De man had tijdens eerdere zittingen al meerdere malen aangegeven voorstander te zijn van mediation. De zaak is toen aangehouden en partijen moesten hierover met elkaar in overleg. De man heeft in dat overleg wederom aangegeven open te staan voor mediation en voor een Parental Coördinator, maar klaagster wilde dat niet. Om die reden heeft verweerster in haar bewuste brief van 26 juni 2023 aan de rechtbank verzocht een Parental Coördinator aan te stellen. Verweerster heeft hiermee de rechtbank slechts de stand van zaken meegedeeld en - omdat klaagster geen mediation of een Parental Coördinator wilde - de rechtbank hierom gevraagd. Dat betekent niet dat verweerster daarmee schikkingsonderhandelingen heeft prijsgegeven. Bovendien heeft verweerster - nadat zij hierom door de advocaat van klaagster is verzocht - haar verzoek tot het aanstellen van een Parental Coördinator weer ingetrokken. Van enige benadeling van klaagster door verweerster is niet gebleken. Ook klachtonderdeel c) is gelet hierop ongegrond.
Klachtonderdeel d) - het instellen van een wettelijk niet toegestaan incidenteel hoger beroep met onnodige kosten
5.10 Verweerster heeft in een vorige procedure in hoger beroep incidenteel hoger beroep ingesteld. Dit is op grond van artikel 362 Rv niet toegestaan. Hiermee heeft verweerster klaagster onnodig op extra kosten gejaagd. Omdat het de advocaat van klaagster niet duidelijk was hoe de rechter hierop zou reageren, heeft zij ondanks de onwettigheid ervan daartegen verweer moeten voeren.
5.11 De raad overweegt dat het tot de taak van verweerster als partijdige belangenbehartiger behoort om de belangen van haar cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Verweerster heeft onderbouwd aangevoerd dat de man in eerste aanleg zonder advocaat had geprocedeerd en geen zelfstandig verzoek had ingediend. Verweerster hoopte dit voor de man in hoger beroep te kunnen herstellen, maar het hof heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek. Het betrof een gering zelfstandig verzoek waarbij slechts vier kostenposten werden gevorderd van in totaal € 295,70. De ervaring van verweerster is dat het hof in sommige gevallen kan afwijken van de zogenaamde ‘twee conclusie regel’. Verweerster vond dat in dit geval een goede reden bestond om af te wijken van die regel, omdat de man in eerste aanleg zonder advocaat had geprocedeerd en niet bekend was met de regel. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster zo gehandeld in het belang van haar cliënt en is zij hiermee binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid gebleven. Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel e) - door middel van een truc oneigenlijke extra schriftelijke verweerronde
5.12 Klaagster stelt dat de rechter in haar tussenvonnis van 12 april 2023 had bepaald dat de behandeling pro forma zou worden voortgezet op 26 juni 2023 voor uitlating partijen over de door hen gewenste voortgang van de procedure. Daarna is een nieuwe mondelinge behandeling aangekondigd. Het was niet de bedoeling andere informatie dan hetgeen door de rechter was verzocht te verstrekken. Ondanks het feit dat verweerster wist dat het indienen van informatie over andere zaken dan de gewenste voortgang van de procedure niet mogelijk was, heeft zij op het laatste moment - op 9 oktober 2023 voor de zitting op 20 oktober 2023 - nog stukken ingediend en heeft zij de ruimte die werd geboden om zich uit te laten misbruikt, door de partner van de man, die geen partij is in deze zaak, pagina’s met laster in te laten dienen. Met deze truc heeft verweerster de mogelijkheid gecreëerd op oneigenlijke wijze een extra schriftelijke verweerronde te voeren door het aanvullende verweer in de producties te proppen.
5.13 Dit klachtonderdeel faalt. Verweerster heeft terecht aangevoerd dat een partij tot tien dagen voor de zitting stukken mag indienen en daarbij eveneens aanvullende of gewijzigde verzoeken mag indienen. Van klachtwaardig handelen is geen sprake en klachtonderdeel e) is ongegrond.
Klachtonderdeel f) - toepassen onjuist wettelijk renteregime
5.14 Klaagster verwijt verweerster dat zij in de berekeningen een onjuist wettelijk renteregime heeft toegepast, namelijk dat voor een handelstransactie in plaats van een consumententransactie. Klaagster kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerster hier bewust in haar nadeel heeft gehandeld.
5.15 De raad overweegt dat van bewuste benadeling van klaagster door verweerster niet is gebleken. Verweerster heeft erkend dat zij in eerste instantie het wettelijk renteregime had toegepast voor een handelstransactie in plaats van voor een consumententransactie. Nadat dit duidelijk was geworden, heeft zij dit gecorrigeerd. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake en klachtonderdeel f) is ongegrond.
Klachtonderdeel g) - niet bijdragen aan een oplossing
5.16 Volgens klaagster heeft verweerster niet bijgedragen aan een oplossing voor het geschil. Omdat de man de zorgregeling niet nakwam, heeft klaagster haar advocaat gevraagd verweerster op 23 januari 2024 een e-mail te sturen met de vraag of de man uiterlijk de volgende dag 14.00 uur wilde bevestigen dat hij de zorgregeling zou nakomen en dat dit anders via een kort geding zou worden afgedwongen. Daarop antwoordde verweerster met “de inhoud van uw e-mail is erg kort door de bocht, De context hierbij is erg belangrijk en ik vraag me af of u hiermee bekend bent. Ik kan u op z’n vroegst morgen eind van de middag berichten en dat zal ik dan ook doen.” Deze e-mail droeg niet bij aan een oplossing en diende geen ander doel dan de mening van de advocaat van klaagster negatief te beïnvloeden ten aanzien van klaagster. Omdat klaagster de mening van haar advocaat belangrijk vindt, heeft zij haar een lange e-mail gestuurd over de vermoedelijke door verweerster aangehaalde context. Klaagster is van mening dat dit haar zeer veel onnodige frustraties heeft opgeleverd en dat zij hierdoor door verweerster ook onnodig op extra kosten is gejaagd.
5.17 Dit klachtonderdeel faalt. Verweerster heeft toereikend aangevoerd dat zij gelet op de door de advocaat van klaagster gestelde korte reactietermijn, de advocaat van klaagster alvast had laten weten dat een reactie de dag erna zou volgen en niet eerder. Daarmee heeft verweerster niet klachtwaardig gehandeld, maar juist zorgvuldig. Het feit dat klaagster de behoefte heeft gevoeld om aan haar advocaat de context te schetsen, staat klaagster vrij. Dit betekent echter niet dat de kosten en frustraties die hier volgens klaagster mee gemoeid waren, verweerster zijn aan te rekenen. Klachtonderdeel g) is ongegrond.
5.18 Uit het voorgaande volgt dat geen van de onderdelen van de klacht van klaagster doel treft en dat de klacht daarmee in zijn geheel ongegrond is.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.


Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 23 december 2024