ECLI:NL:TADRAMS:2024:215 Raad van Discipline Amsterdam 24-409/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:215
Datum uitspraak: 23-12-2024
Datum publicatie: 30-12-2024
Zaaknummer(s): 24-409/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 december 2024 in de zaak 24-409/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 juli 2024 op de klacht van:

klager

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 januari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 4 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2294411/JS/BF van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 15 juli 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 10 augustus 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzitter is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat verweerster zich heeft uitgelaten op een wijze die past bij het beroep van een advocaat en dat verweerster slechts heeft getracht om het standpunt en de zorgen van haar cliënt zo goed mogelijk te verwoorden. De voorzitter heeft niet onderbouwd waarom hij van oordeel is dat de gewraakte bewoordingen in de context van de procedure relevant waren, terwijl klager in zijn klacht juist had aangegeven dat de woorden geen nut hadden. Klager begrijpt dat een advocaat een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen, maar dat betekent niet dat de advocaat daarmee een vrijbrief heeft om beledigend of grievend te zijn. Dat geldt ook wanneer een advocaat het standpunt van een cliënt weergeeft. Klager vindt de gewraakte bewoordingen beledigend en grievend, zeker gezien zijn werkzaamheden als adviseur, vertrouwenspersoon en als raadsheer-plaatsvervanger, waarbij er geen enkele twijfel mag bestaan dat hij op correcte wijze met vertrouwelijke informatie omgaat. De suggestie die van de gewraakte bewoordingen uitgaat is voor klager onacceptabel.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Voor zover klager ter zitting heeft betoogd dat het hem vooral heeft gegriefd dat verweerster de mededeling aan de ACM achter zijn rug om had gedaan, geldt dat klager dit verwijt niet ten grondslag heeft gelegd aan zijn klacht. Naar het oordeel van de raad kan dit verwijt reeds daarom niet in verzet aan de orde komen. Ten overvloede geldt dat ingeval dit klachtonderdeel wel eerder onderdeel was geweest van de klacht, de handelwijze van verweerster evenmin als klachtwaardig kon worden aangemerkt omdat het verweerster vrijstaat om desgevraagd aan de ACM mededelingen te doen over het standpunt van haar cliënte. De gekozen bewoordingen kunnen niet als onnodig grievend worden aangemerkt.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 december 2024.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 23 december 2024