ECLI:NL:TADRAMS:2024:183 Raad van Discipline Amsterdam 24-063/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-063/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing;. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Dat verweerder niet aan alle wensen en verzoeken van klager heeft voldaan, betekent niet dat verweerders bijstand daarmee ondermaats is geweest. Verweerder heeft toegelicht welke keuzes hij bij de behandeling van de zaak van klager heeft gemaakt en het is de raad niet gebleken dat verweerder in verband daarmee op enige wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 oktober 2024
in de zaak 24-063/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 juli 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 januari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2248127/JS/MV
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht stond eerder gepland op de zitting van de raad van 15 april 2024.
Omdat het vooraf niet mogelijk bleek om via de PI een digitale verbinding met klager
op te zetten, is de zaak toen (op voorhand) aangehouden.
1.4 De klacht is vervolgens behandeld op de zitting van 16 september 2024. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Tevens heeft de raad kennisgenomen
van de nagezonden stukken van klager van 7 en 10 februari 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak in hoger beroep.
2.3 Op 15 augustus 2022 heeft de pro-forma zitting van de strafzaak bij het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) plaatsgevonden. Een kantoorgenoot van verweerder
(hierna: mr. H) heeft op deze zitting voor verweerder waargenomen. Mr. H heeft de
zitting digitaal bijgewoond. Op de zitting is om een schorsing van de voorlopige hechtenis
van klager verzocht. In het proces-verbaal van de zitting staat, voor zover relevant
dat mr. H hierover heeft verklaard:
“(…) Ik heb met cliënt afgesproken dat hij een verzoek tot schorsing van de voorlopige
hechtenis gaat doen vandaag en dat hij dat zelf zal toelichten. (…) Mijn cliënt verzoekt
schorsing omdat hij meent dat zijn persoonlijke omstandigheden prevaleren boven de
strafvorderlijke belangen. (…)”
2.4 Op 23 november 2022 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
Hierbij was verweerder aanwezig.
2.5 Op 1 juli 2023 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder nalatig te zijn geweest in de behartiging van de belangen van klager en
er onvoldoende op te hebben toegezien dat er een correcte rechtsgang werd nageleefd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat
van klager. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang,
rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot
de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij
de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet
onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
5.2 Klager stelt dat verweerder in zijn bijstand aan klager niet heeft gehandeld
met de zorg die van een advocaat verwacht mag worden. Verweerder had voorafgaande
aan de pro forma zitting van mr. H begrepen dat verweerder een verzoek tot schorsing
van de voorlopige hechtenis zou indienen. Ter zitting bleek echter dat verweerder
dit niet had gedaan en dat klager dit verzoek zelf moest indienen en toelichten. Drie
weken voor de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft verweerder klager slechts
een half uur bezocht in de penitentiaire inrichting (hierna: de PI). Verweerder had
het dossier niet gelezen. Volgens verweerder konden de onzorgvuldigheden in het rapport
van het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) niet worden aangepast, terwijl dit wel
mogelijk was. Daarnaast heeft verweerder geen gehoor gegeven aan klagers verzoek om
hem voorafgaande aan de zitting nog even te spreken. Klager heeft ter zitting voornamelijk
zelf het woord moeten voeren. Het pleidooi van verweerder duurde maar twintig minuten
en verweerder heeft daarin nagelaten om de voor klager van belang zijnde punten aan
te voeren. Klager wilde dat bepaalde zaken zouden worden onderzocht en dat er getuigen
zouden worden opgeroepen, maar verweerder is aan die verzoeken voorbij gegaan. Ook
heeft verweerder in zijn pleidooi niet benoemd dat er in het geval klager volledig
ontoerekeningsvatbaar zou worden verklaard, een bewindvoerder moest worden benoemd.
Daarnaast heeft verweerder bij het retour zenden van het dossier meerdere cruciale
stukken opzettelijk achtergehouden.
5.3 Verweerder heeft van zijn kant onderbouwd aangevoerd dat hij klager adequaat
heeft bijgestaan. Het indienen van een schorsingsverzoek was kansloos en verweerder
heeft dit voorafgaande aan de zitting met klager besproken. Er lag een veroordelend
vonnis, in het PBC-rapport werd de oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging
geadviseerd en de inhoudelijke behandeling van de zaak was aanstaande. Desondanks
wenste klager dat er een schorsingsverzoek zou worden ingediend. Hij heeft dit toen
ter zitting zelf gedaan, waarbij mr. H hem heeft aangevuld.
5.4 Verder betwist verweerder dat hij het dossier niet zou hebben gelezen. Zo
heeft verweerder ter zake van het aan klager tenlastegelegde benadrukt dat één aangifte
alleen nooit tot een bewezenverklaring kan leiden. Van het op grond daarvan tenlastegelegde
strafbare feit is verdachte vervolgens ook vrijgesproken. Toen verweerder klager in
de PI bezocht, heeft hij het dossier met klager besproken. Verweerder was goed op
de hoogte van de argumenten en verzoeken van klager, maar klager was lastig aanspreekbaar
op het dossier. Hij ontkende alles waarvan hij werd verdacht en hij zag overal een
complot in. Klager wenste een absolute vrijspraak, zodat er geen TBS-maatregel aan
hem kon worden opgelegd. Vrijspraak was echter niet haalbaar en er bestonden ook geen
aanknopingspunten om de inhoud van het PBC-rapport aan te vechten of om hiertegen
een klacht in te dienen. Ook dit heeft verweerder met klager besproken, maar klager
zag dit anders.
5.5 Verweerder bevestigt dat hij klager direct voorafgaand aan de zitting niet
meer heeft bezocht. Verweerder zag hiertoe geen aanleiding, omdat hij klager in de
PI had gesproken en er daarna ook nog telefonisch contact tussen hen is geweest. Ter
zitting heeft klager zijn standpunten goed kunnen verwoorden. Verweerder heeft in
zijn pleidooi deze standpunten onderstreept en waar nodig van een motivering voorzien.
Verweerder erkent dat hij in zijn pleidooi niet alle door klager aangedragen punten
heeft genoemd. Het is het werk van verweerder om hierin een beoordeling te maken en
verweerder vond de betreffende punten niet relevant voor de zaak. Verweerder betwist
dat hij stukken zou hebben achtergehouden, zoals klager stelt. Wat betreft het door
klager ter zitting gemaakte aanvullende verwijt dat verweerder zou hebben nagelaten
om de benoeming van een bewindvoerder te verzoeken, heeft verweerder aangevoerd dat
hij daar niet over gaat en dat dit punt ook niet eerder door klager is genoemd.
5.6 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met het voorgaande voldoende
aannemelijk gemaakt dat hij heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk
bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Dat verweerder niet aan alle wensen en verzoeken van klager heeft voldaan, betekent
niet dat verweerders bijstand daarmee ondermaats is geweest. Verweerder heeft als
advocaat volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van een zaak. Weliswaar
dient een advocaat de belangen van zijn cliënt, maar hij is daarbij wel ‘dominus litis’.
Dat houdt in dat de advocaat de vrijheid heeft een zaak te behandelen op een wijze
die hem goeddunkt en hij niet verplicht is gevolg te geven aan verzoeken van zijn
cliënt die hij kansloos acht of waarvan de advocaat meent dat deze de zaak niet ten
goede komen. Verweerder heeft toegelicht welke keuzes hij bij de behandeling van de
zaak van klager heeft gemaakt en het is de raad niet gebleken dat verweerder in verband
daarmee op enige wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.
5.7 Nu van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is, is de klacht
in zijn geheel ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 oktober 2024