ECLI:NL:TADRAMS:2024:140 Raad van Discipline Amsterdam 24-249/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:140 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-08-2024 |
Datum publicatie: | 23-08-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-249/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een artikel 12 Sv procedure. Verweerders bijstand voldeed zowel inhoudelijk als voor wat betreft zijn communicatie met klaagster aan hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Van een gebrek aan inzet of voorbereiding is niet gebleken. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 augustus 2024
in de zaak 24-249/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 augustus 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 4 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2257214/JS/FS van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 juni 2024. Daarbij
was verweerder aanwezig. Klaagster is met voorafgaand bericht niet op zitting verschenen.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is een alleenstaande moeder van Turkse afkomst. Zij woonde met haar
zoon, Y, in Giethoorn. In de periode van oktober 2020 tot oktober 2021 hebben zij
te maken gehad met racistische pesterijen en vernielingen door een groep jongeren
uit Giethoorn. Klaagster is meerdere keren naar de politie gestapt om aangifte te
doen van de tegen haar en haar zoon gepleegde strafbare feiten. Ook heeft klaagster
verschillende andere instanties, waaronder de burgemeester van de gemeente Steenwijkerland,
waartoe Giethoorn behoort, om hulp gevraagd. De politie en de gemeente hebben niets
gedaan om klaagster en haar zoon te helpen.
2.3 Klaagster heeft onder meer op 17 februari 2021 bij de politie aangifte gedaan
van discriminatie door twee politiefunctionarissen op 3 november 2020 en 2 december
2020. Op 19 mei 2021 heeft klaagster aangifte gedaan van discriminatie door de heer
De J uit Giethoorn op 6 mei 2021. Op 21 augustus 2021 heeft zoon Y aangifte gedaan
van discriminatie door twee jonge mannen uit Giethoorn. Geen van de aangiften heeft
geleid tot vervolging van de betrokkenen door het Openbaar Ministerie.
2.4 Op 18 oktober 2021 heeft klaagster bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna:
het gerechtshof) een tweetal klaagschriften ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering
(hierna: Sv) ingediend: één klaagschrift wegens het niet vervolgen van de twee politiefunctionarissen
en één voor het niet vervolgen van de heer De J uit Giethoorn. De klachten zijn door
het gerechtshof in behandeling genomen onder klachtnummers K21/210731 en K21/210784.
2.5 In een uitzending van 3 februari 2022 heeft het televisieprogramma Zembla aandacht
besteed aan de racistische pesterijen in Giethoorn.
2.6 Op 4 februari 2022 is verweerder klaagster gaan bijstaan. Dit is diezelfde
dag door verweerder per e-mail aan klaagster bevestigd. Op 15 april 2022 heeft verweerder
een opdrachtbevestiging aan klaagster gestuurd. Daarin staat, voor zover relevant,
het volgende:
“U heeft mij de opdracht verstrekt u bij te staan in de artikel 12 Sv procedures en
bij het aansprakelijk stellen van de politie en de gemeente c.q. de burgemeester.”
2.7 Op 8 februari 2022 heeft het gerechtshof ook een klaagschrift ex artikel 12
Sv ontvangen van Y de zoon van klaagster, wegens het niet vervolgen voor discriminatie
van de twee jonge mannen uit Giethoorn. Deze klacht is door het gerechtshof in behandeling
genomen onder klachtnummer K22/210092.
2.8 Op 10 februari 2022 heeft verweerder het gerechtshof bericht dat hij klaagster
en haar zoon in het vervolg zou bijstaan. Ook heeft hij ’s avonds per e-mail nog contact
gehad met klaagster over de huurovereenkomst met betrekking tot haar nieuwe woning.
Op 14 februari 2022 hebben klaagster en verweerder per e-mail contact gehad over een
voorstel dat klaagster van de gemeente Steenwijkerland had ontvangen met betrekking
tot een verhuiskostenvergoeding.
2.9 Op 18 februari 2022 heeft verweerder klaagster en haar zoon in hun huis bezocht.
Die dag heeft verweerder ook een brief aan de gemeente Steenwijkerland gestuurd waarin
hij zich namens klaagster heeft beklaagd over de gang van zaken binnen de gemeente
en namens klaagster heeft verzocht om een voorstel voor compensatie en een verhuisvergoeding.
Tevens bevat de brief een aansprakelijkstelling van de gemeente. Van deze brief is
dezelfde dag per e-mail een afschrift aan klaagster gestuurd. Bij de e-mail is ook
een afschrift van een bericht van het gerechtshof gevoegd, waarin verweerder bevestigt
dat hij bij het gerechtshof is geregistreerd als raadsman van klaagster en haar zoon.
2.10 Op een zeker moment heeft klaagster (bij niet gedateerde e-mails) gevraagd
naar de stand van zaken. Verweerder heeft klaagster geantwoord dat hij die zal geven,
maar niet eerder dan de volgende week in verband met zittingsdruk.
2.11 Bij brief van 7 september 2022 heeft verweerder klaagster geadviseerd het
klaagschrift wegens het niet vervolgen van de twee politiefunctionarissen (K21/210731)
in te trekken. De klacht heeft volgens verweerder weinig kans van slagen en als de
klacht wordt afgewezen door het gerechtshof zou klaagster volgens verweerder minder
sterk staan in een eventuele latere aansprakelijkstelling van de politie.
2.12 Op 8 september 2022 heeft een bespreking tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden
bij verweerder op kantoor. Diezelfde dag heeft een juridisch medewerkster van het
kantoor van verweerder klaagster als volgt per e-mail bericht:
“Naar aanleiding van onze bespreking eerder vandaag, bericht ik u als volgt. Zoals
afgesproken zend ik u bijgaand het verzoek uw klaagschriften in te trekken. Kortheidshalve
mag ik u wel naar de inhoud hiervan verwijzen. (…)”
2.13 Bij brief van 8 september 2022 aan het gerechtshof heeft verweerder de klacht
met nummer K21/210731 ingetrokken. Voor zover relevant schrijft verweerder:
“In de zaak (…) heeft cliënte, [klaagster], mij verzocht de door haar ingediende klaagschriften
tegen de verbalisanten die mevrouw onheus hebben bejegend op 3 november 2021 en 2
december 2021 niet langer te handhaven en in te trekken. Ik verzoek u vriendelijk
mij een bevestiging van dit intrekkingsbericht te doen toekomen. Volledigheidshalve
informeer ik u dat het klaagschrift van [de zoon], met kenmerk K22/210092, wel wordt
gehandhaafd.”
2.14 Op 28 december 2022 heeft verweerder klaagster een brief geschreven waarin
hij haar adviseert over mogelijke vervolgstappen voor het verantwoordelijk houden
van politie en Justitie voor de door hen gemaakte fouten. Hij schrijft in zijn brief
onder meer:
“Het is mijn advies (…) alvorens stappen hierin te ondernemen de uitkomst van de thans
lopende klaagschriften af te wachten. Indien het Gerechtshof de klaagschriften gegrond
verklaart, zullen we meer hebben ter onderbouwing van de aansprakelijkheidsstellingen.”
2.15 Op 24 maart 2023 heeft klaagster een e-mailbericht gestuurd aan het Slachtofferloket
van het Openbaar Ministerie. Hierin staat, voor zover relevant:
“Naar aanleiding van de oproep van ons “Beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering”
met kenmerk K21/210784/H. [naam klaagster] en de zitting van mijn minderjarige kind
met kenmerk K22/210092/Y.K. [naam zoon] verzoek ik u spoed informatie over onze rechten
als slachtoffers bij strafproces. Ik kan helaas niet van mijn advocaat nodige informatie
tijdig en antwoorden op mijn vragen krijgen (…) en daarom voel ik me enorm gestrest
met veel spanning voor de zitting als moeder, slachtoffer en nabestaande zonder informatie
uitwisseling waar wij recht op hebben…
Graag uw aandacht vraag ik voor volgende:
Dossier inkijken:
Spoed wil ik mijn dossier alsnog inkijken vóór de zitting van 30 maart a.s., wat ik
tot nu toe niet kon door mijn advocaat regelen. Zou u ons hiermee au helpen en begeleiden?
Ik maak me zorgen over de bewijsstukken van mijn dossier dat ze u niet tijdig en volledig
verleend worden zodat de rechter nodige tijd mocht hebben om ze te bekijken, beluisteren
en lezen; die stukken waren belang van zijn besluit en uitspraak.
Minderjarig kind bijzitten als ouder:
We hebben 2 oproepen voor 2 zitting achter elkaar (eigenlijk zijn ze hetzelfde zaak
inhoudelijk). Ik en mijn kind zijn getraumatiseerd helaas door nare gebeurtenissen
en ik wil hem steunen tijdens zijn zitting. Hoe zit het allemaal en wat verwacht op
ons bij zitting? Mag hij zich uiten, spreken met rechter?
Turkse tolk inschakelen tijdens zitting:
Mijn Nederlands is beperkt als ik naar mensen moet luisteren en spreken, dan kan het
zijn dat ik dingen niet helemaal juist begrijp of verkeerd begrip daarom zou ik u
verzoeken voor en tolk tijdens zitting indien het mogelijk is.
Stukken toevoegen in dossier:
Ik wil getuigen verklaringen en recente medische gegevens i.v.m. zaak en evt. bewijsstukken
die wel belang van het besluit nemen van rechter zijn alsnog spoedig toe te voegen
in mijn dossier en u sturen, via mail of DigiD as het kan. Kunt u mij hiermee helpen
zodat gerechtigheid mag geschieden.
Gesprek met rechter persoonlijk
Mogen we met mijn kind eerst met rechter persoonlijk bespreken vóór de zitting? Dat
wil ik graag doen; er is een dringende behoefte aan.
Spreekrecht
Beste, is het van toepassing om spreekrecht bij deze zitting te gebruiken voor mij
en voor mijn kind? Als wij daar recht op hebben dan wil ik graag dit aanvragen. Kunt
u dit voor ons regelen?
Formulieren niet ontvangen
Wensenformulier, gegevens slachtoffer en formulier “verzoek tot schadevergoeding”
heb ik nog niet ontvangen (…) Ik heb geen nodige juiste steun van mijn advocaat helaas,
ik kan hem niet bereiken of geen antwoord op mijn vragen kan krijgen. (…)”
2.16 Bij e-mail van 28 maart 2023 heeft verweerder het gerechtshof als volgt bericht,
voor zover relevant:
“Wij spraken zojuist over de zittingen van aanstaande donderdag. Ik kom dan bij u
namens [klaagster] en haar zoon (…). De kwestie van de zoon, klachtnummer K22/210092,
is denk ik compleet in die zin dat ik de aangifte van cliënt heb en ervan uitga dat
uw Hof beschikt over de camerabeelden. U wist dat niet zeker. Vandaar dat ik u die
per separate mail eerder vandaag nog toezond.
Ik mis echter nog het ambtsbericht. U gaf aan dat u mij dat per mail zult sturen,
waarvoor mijn dank.
Ten aanzien van de aangiftes van moeder, [klaagster], die bekend waren onder klachtnummers
K21/210731 en K21/210784, het volgende. Uit een mail van 12 september 2022 van uw
collega B(…) leid ik af dat K21/210784 ziet op de aangifte van klaagster tegen de
heer De J(…) aangaande een incident van 6 mei 2021. Ik tref in mijn dossier een brief
aan van de Advocaat-Generaal met als opschrift klachtnummer K21/210784 van 25 april
2022 die over van alles en nog wat gaat, maar niet over de aangifte tegen de heer
(…) de J(…) ten aanzien van een incident van 6 mei. Ik verzoek u dan ook mij daaromtrent
het dossier inclusief ambtsberichten alsnog te verstrekken. Wat ik wel aantref achter
de brief van de Advocaat-Generaal van 25 april 2022 met klachtnummer K21/210784 zijn
de aangiftes 2021-010553, 2021-008023 en 2021-478765. Ik ga er vooralsnog vanuit dat
die zaken ook worden behandeld op zitting. Hoewel ik daar geen enkel ambtsbericht
of wat dan ook over aantref. Mijn cliënte wenst echter wel dat ook ter zake van al
die aangiftes nader onderzoek wordt gelast c.q. vervolging wordt bevolen.
Ik heb u uitgelegd dat cliënte en haar zoon zelf klachten hebben ingediend en ik pas
veel later bij de zaak betrokken ben geraakt. Als ik zelf vanaf moment één op een
zaak zit dan komen dit soort verwarringen niet voor. Maar, niet vervelend bedoeld,
de brief van de Advocaat-Generaal van 25 april 2022 draagt bepaald niet bij aan het
creëren van de gewenste duidelijkheid. Door mij zijn klachten ten aanzien van verbalisanten
ingetrokken. Die werden behandeld onder klachtennummer K21/210731.
Ik probeer te voorkomen dat het Hof en mijn cliënten langs elkaar heen praten omdat
voor betrokkene onvoldoende helder is waar de zitting nu wel of niet over gaat. (…)”
2.17 Op 28 maart 2023 is ook het e-mailbericht van klaagster van 24 maart 2023
door het Openbaar Ministerie doorgestuurd aan het gerechtshof en vervolgens door het
gerechtshof aan het kantoor van verweerder. In de begeleidende e-mail staat het volgende:
“Zoals zojuist met u besproken zend ik u hierbij het mailbericht in de kwestie [klaagster]
(…) zoals dit door ons is ontvangen t.b.v. de behandeling op 30 maart 2023. Vriendelijk
verzoek om de kwestie met cliënt te bespreken.”
2.18 Diezelfde dag heeft verweerder een uitvoerige e-mail aan de zoon van klaagster
gestuurd, waarin hij uitlegt hoe de zitting op 30 maart 2023 er aan toe zal gaan.
2.19 Bij e-mail van 29 maart 2023 heeft een juridisch medewerkster van het kantoor
van verweerder klaagster het volgende bericht:
“(…) Wij ontvingen inmiddels ook via het Gerechtshof uw mail van 24 maart jl. van
16:58 uur aan het Openbaar Ministerie.
Wij hebben u al eerder aangegeven dat het niet de bedoeling is dat u als u een advocaat
heeft de gerechtelijke instanties of het Openbaar Ministerie zelf rechtstreeks gaat
benaderen. U doet dat nu toch weer. Ik bevestig dat wij u hebben uitgelegd dat er
geen spreekrecht is in een artikel 12 Sv zaak, maar dat dit slechts in de strafzaak
zelf is. Er is dus ook geen wensenformulier. Artikel 12 Sv zaken zijn besloten zodat
de privacy gegarandeerd is.
Rechters voeren geen persoonlijk gesprek voor de rechtszitting. Dat wordt hooguit
gedaan in zeer exceptionele zaken, maar niet in een artikel 12 Sv zaak. De tolk is
door ons ingeschakeld. Ten aanzien van het dossier bevestig ik dat wij het dossier
met u hebben doorgenomen.
Daarnaast spreekt uit uw mail niet het vertrouwen in ons kantoor of [verweerder].
(…)
Ik verzoek u per ommegaande aan mij te laten weten of dat vertrouwen er nog is. Daarnaast
verzoek ik u per ommegaande te bevestigen dat wij inderdaad uw dossier hebben doorgenomen
en al uw vragen hebben behandeld tijdens ons gesprek bij ons op kantoor op 27 maart
2023.”
2.20 Klaagster heeft diezelfde dag (29 maart 2023) op de e-mail van de medewerkster
van verweerder gereageerd. Daarop heeft de medewerkster klaagster als volgt geantwoord:
“Naar aanleiding van onderstaande mail heb ik meermaals geprobeerd om telefonisch
met u in contact te komen. Het is namelijk noodzakelijk dat u per mail aan ons bevestigd
dat u vertrouwen heeft in [verweerder] en in ons kantoor, anders kunnen wij u niet
langer bijstaan. Het is ook belangrijk dat u bevestigt dat wij inderdaad afgelopen
maandag met u uw dossier hebben besproken en uw vragen hebben beantwoord. Kunt u dit
per ommegaande aan mij bevestigen?
Daarnaast doe ik u bijgaande pleitaantekeningen toekomen, zoals [verweerder] voornemens
is die uit te preken op zitting morgen als u het bovenstaande aan ons heeft bevestigd.
Kunt u mij eventuele op- of aanmerkingen doen toekomen? Indien u akkoord gaat met
de pleitaantekeningen verneem ik dat ook graag.
Mag ik spoedig van u vernemen?”
2.21 Bij e-mail van 29 maart 2023 heeft het gerechtshof gereageerd op het bericht
van verweerder van 28 maart 2023 (zie r.o. 2.16) en uitgelegd welke klachten ter zitting
zullen worden behandeld. Voor zover relevant, schrijft het gerechtshof:
“De dossiers zijn inderdaad rommelig en bevatten veel dubbele stukken, terwijl andere
stukken juist lijken te ontbreken.”
2.22 Op 30 maart 2023 hebben achter elkaar twee zittingen plaatsgevonden bij het
gerechtshof waarin de twee klachtzaken met nummers K21/210784 en K22/210092 zijn behandeld.
Verweerder heeft klaagster en haar zoon ter zitting bijgestaan en pleitaantekeningen
voorgedragen. Na de zittingen heeft verweerder per e-mail van 30 maart 2023 aan klaagster
het verloop van de zittingen bevestigd.
2.23 Klaagster heeft hierop bij e-mail van 7 april 2023 positief geantwoord. Zij
schrijft verweerder voor zover relevant: “Dank u [verweerder] voor uw mail met overzichtelijke
informatie. (…) Ook mijn danken voor uw inzet op de zitting.”
2.24 Op 4 mei 2023 heeft het gerechtshof uitspraak gedaan in de klachtzaken met
nummers K21/210784 en K22/210092. Beide klachten zijn door het gerechtshof afgewezen.
In r.o. 4 heeft het gerechtshof het volgende overwogen:
“Het hof stelt vast dat voor beide klachten geldt dat de dossiers onoverzichtelijk
en incompleet zijn.”
2.25 Bij e-mail van 15 mei 2023 heeft verweerder de uitspraak van 4 mei 2023 aan
klaagster toegestuurd. Hij schrijft in dat verband het volgende, voor zover relevant:
“Ik ben eerlijk gezegd nogal teleurgesteld. De Advocaat-Generaal vond dat er vervolgd
moest worden, maar het hof vindt van niet. Het hof legt dat uit in de uitspraak. Ik
denk dat het goed is om een afspraak te maken met de twee discriminatiebureaus en
jullie zelf om te beoordelen of en zo ja wat we hier verder nog zouden kunnen betekenen.
Het spijt me dat ik jullie niet beter kan berichten. (…)”
2.26 Op 14 juni 2023 heeft een medewerkster van het kantoor van verweerder de volgende
e-mail aan klaagster gestuurd:
“[Verweerder] heeft mij gevraagd om een Zoom video/bel gesprek in te plannen met u,
uw zoon (…) en (…). Bent u beschikbaar op 5 juli om 2 uur in de middag?”
2.27 Op 19 juni 2023 heeft de medewerkster wederom een e-mail aan klaagster gestuurd:
“Ik heb u telefonisch proberen te bereiken maar krijg geen contact met u. Kunt u mij
laten weten of 5 juli om 2 uur u uitkomt?”
2.28 Op 22 juni 2023 heeft de medewerkster verweerder het volgende bericht gestuurd:
“Ik krijg geen contact met haar. Ze neemt de telefoon niet op en reageert niet op
e-mails. (…) Wat doen we?”
2.29 Bij e-mail van 14 augustus 2023 heeft verweerder klaagster (onder meer) als
volgt bericht:
“Hierbij bericht ik u dat ik mijn bijstand aan u per direct staak. Ik zal dat aan
u toelichten.
Ik heb u bijgestaan op de zitting van 30 maart jl. in de artikel 12 Sv zaak. U gaf
toen aan erg blij te zijn dat ik toch naar de zitting was gekomen en u heb bijgestaan.
Voordat de zitting van 30 maart jl. in de artikel 12 Sv zaak plaatsvond, was u moeilijk
te bereiken. Mijn collega’s hebben u meermaals geprobeerd te bereiken voor het plannen
van afspraken, maar zij kregen geen contact met u. Ik verwijs onder andere naar de
mailcorrespondentie van 7 maart en 24 maart jl., waarin mijn collega’s hebben aangegeven
dat zij meerdere keren geprobeerd hebben u telefonisch te bereiken, maar geen gehoor
kregen. Voor adequate bijstand is het wel van belang dat ik u kan bereiken en overleg
kan voeren. Bovendien leek het er voorafgaand aan de zitting ook dat u geen vertrouwen
had in mij en/of mijn kantoor. Ik verwijs naar de mailcorrespondentie op 29 maart
jl. waarin mijn collega heeft aangegeven dat u in uw e-mails aan mij en het Openbaar
Ministerie geen vertrouwen uitspreekt in mij en/of mijn kantoor. Op de vraag of dat
vertrouwen er is kregen wij geen reactie, ook niet nadat wij meermaals geprobeerd
hebben u telefonisch te bereiken en u hierover een e-mail hebben gestuurd. Uw vertrouwen
in mijn werkwijze en in mijn kantoor is van evident belang voor mijn bijstand aan
u. Ik heb u dat meermaals uitgelegd.
Hoewel u op de zittingsdag vertelde blij te zijn dat ik u heb bijgestaan en voornoemd
laatste punt was gelost, bleek dat eerste punt, het hebben van contact nog steeds
een probleem. Na de zitting kregen wij namelijk wederom geen contact met u. Ik heb
u op 15 mei jl. een mail gestuurd over de beslissing van het Hof gedateerd van 4 mei
2023, waarbij ik merkte dat het mij verstandig leek om een afspraak te maken met de
twee discriminatiebureaus en u zelf om te beoordelen of en zo ja wat mijn kantoor
hier verder nog kan betekenen. Hierna heb ik niks meer van u mogen vernemen. Op 14
juni jl. heeft mijn collega u gemaild met de vraag of u beschikbaar bent op 5 juli
2023 om een Zoom video/bel gesprek in te plannen (…). Vervolgens stuurt mijn collega
op 19 juni jl. een herinneringsmail met de mededeling dat zij u telefonisch niet kan
bereiken en graag een reactie wil op de voorgestelde datum voor de afspraak. Opnieuw
hebben wij geen reactie van u mogen ontvangen. Door u op deze manier op te stellen,
krijgen wij sterk de indruk dat u geen vertrouwen heeft in mijn kantoor of in mij
danwel dat u de zaak niet wenst voort te zetten. Bovendien kan ik u zo niet bijstaan
en kan ik mijn praktijk ook zo niet voeren. (…)”
2.30 Op 15 augustus 2023 heeft klaagster op het e-mailbericht van verweerder gereageerd.
Voor zover relevant, schrijft klaagster aan verweerder:
“Sinds maanden ben ik in “burn-out”, grotendeels mede gevolg van uw handelingen tot
nu toe. Ik ben ervan overtuigd dat u mijn dossier en onze zaak Giethoorn vanaf het
begin kapot geprocedeerd heeft die een multidisciplinaire aanpak vereiste. U kunt
mij de laatste tijden niet bereiken niet omdat ik met u geen contact wil nemen maar
juist omdat ik “het niet meer aankan” door mijn gezondheids-omstandigheden zoals ik
u eerder vaker had doorgegeven. (i=…) Ik vind het bovendien jammer en niet eerlijk
dat u de rechtsbijstand op deze manier wilt staken en dat u de reden ervan baseert
op “vertrouw” i.p.v. uw nalatigheid en fouten in het proces. (…) Ik zal met u contact
opnemen over mijn dossier en informatie over de voortgang van de wettelijke stappen
op een moment waarin mijn gezondheid het toestaat.”
2.31 Eveneens op 15 augustus 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht over
verweerder ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) Gebrek aan communicatie: verweerder heeft nagelaten klaagster op de hoogte te
houden van de voortgang van de zaak. Pogingen van klaagster om informatie te verkrijgen
werden genegeerd of met minimale details beantwoord.
b) Onjuiste procedure en wanbeheer: de behandeling van de zaak door verweerder
resulteerde in een verwarrende en chaotische situatie. Verweerder heeft de zaak kapot
geprocedeerd door gebrek aan voorbereiding, inadequate communicatie en het niet tijdig
indienen van belangrijke bewijsstukken bij de rechtbank. Verweerder heeft voorts,
in strijd met zijn toezegging, nagelaten een artikel 12 Sv procedure te starten. Ook
heeft verweerder tegen de uitdrukkelijke wil van klaagster op 8 september 2022 de
aangiftes tegen twee politieagenten ingetrokken.
c) Machtsmisbruik en onethisch gedrag: verweerder heeft gedreigd zich te onttrekken
vlak voor de zitting en klaagster op die manier onder druk gezet om een vertrouwensverklaring
te ondertekenen.
d) Gebrek aan inzet en voorbereiding, onvoldoende vertegenwoordiging: verweerder
heeft klaagster in een verwarrende situatie gebracht, waarin zij geen toegang kreeg
tot haar eigen dossier en geen inzicht kreeg in de voortgang van haar zaak. Pas na
bijna een jaar besefte klaagster de chaos in het dossier en kwam zij tot de conclusie
dat essentiële bewijsstukken en informatie ontbraken en niet aan de rechtbank waren
verstrekt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toets is de raad niet gebonden aan de gedragsregels, maar
die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel
van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval beoordeeld.
5.2 De klacht gaat over de kwaliteit van dienstverlening door verweerder als klaagsters
(voormalig) advocaat. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Daarbij
houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking
tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij
de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar
wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te
voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Binnen de beroepsgroep
geldt voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit dat geen sprake is van breed gedragen,
schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, zodat getoetst wordt of de advocaat
heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a) - gebrek aan communicatie
5.3 Klaagster stelt dat verweerder voortdurend gebrekkig communiceerde en geen
duidelijke informatie gaf. Verweerder heeft herhaaldelijk nagelaten haar op de hoogte
te houden van de voortgang van haar zaak. Haar herhaalde pogingen om informatie te
verkrijgen over de stand van zaken werden genegeerd of met minimale details beantwoord.
Klaagster verwijst ter illustratie naar door haar overgelegde ongedateerde correspondentie
(zie r.o. 2.10 van de feiten), waarin klaagster vraagt om haar per aangifte de stand
van zaken te geven en waarop verweerder antwoordt dat hem dat niet eerder dan over
een week zou lukken. Klaagster verwijst ook naar haar e-mail van 24 maart 2023 aan
het Slachtofferloket van het Openbaar Ministerie. Klaagster heeft in twee jaar tijd
maar twee keer een fysieke bespreking met verweerder gehad. Beide keren heeft klaagster
geklaagd over gebrek aan communicatie door verweerder. Er is verder één Zoom-meeting
geweest waarbij verweerder de online-meeting na een paar minuten had verlaten en klaagster
alleen gelaten had met een assistente die geen kennis had van haar zaak. Klaagster
heeft ook herhaaldelijk en tevergeefs verzocht om inzage in haar dossiers.
5.4 Naar het oordeel van de raad slagen de verwijten van klaagster in dit klachtonderdeel
niet. Uit de gedingstukken komt naar voren dat verweerder regelmatig contact met klaagster
heeft gezocht, waarbij het niet altijd lukte om klaagster te bereiken (zie feiten
in r.o. 2.20, 2.26 en 2.27). Verweerder heeft - mede ter zitting - onderbouwd betoogd
dat hij altijd op alle vragen van klaagster antwoord heeft gegeven en dat er meerdere
besprekingen hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft klaagster blijkens het klachtdossier
bovendien meerdere keren van informatie voorzien over het verloop van de procedures,
bijvoorbeeld op 28 maart 2023 in verweerders e-mail aan de zoon van klaagster (zie
feiten onder r.o. 2.18). Verder heeft verweerder toegelicht dat hij een juridisch
medewerkster aan de zaak van klaagster had gekoppeld, zodat klaagster steeds haar
vragen aan een jurist kon stellen als verweerder niet direct telefonisch bereikbaar
was. Voor zover klaagster verweerder verwijt geen inzage te hebben gekregen in haar
dossiers, heeft verweerder toereikend aangevoerd dat hij de dossiers uitgebreid met
klaagster heeft besproken, maar dat een artikel 12 Sv procedure meebrengt dat er wettelijk
geen afschrift van het dossier mag worden verstrekt. Dat heeft verweerder daarom niet
gedaan, hetgeen hij met klaagster heeft besproken.
5.5 De raad oordeelt op grond van deze feiten en omstandigheden dat van gebrekkige
communicatie of onvoldoende informatievoorziening door verweerder niet is gebleken
en dat klachtonderdeel a) daarom ongegrond is.
Klachtonderdeel b) - onjuiste procedure en wanbeheer
5.6 Klaagster stelt dat de behandeling van de zaken door verweerder heeft geresulteerd
in een chaotisch en verwarrend resultaat. Verweerder heeft de zaken kapot geprocedeerd
door gebrek aan voorbereiding, inadequate communicatie en het niet tijdig indienen
van belangrijke bewijsstukken. Door de rechter en de Advocaat-Generaal is meerdere
malen kritiek geuit over de onoverzichtelijkheid van de dossiers. Verweerder is erop
aangesproken dat hij niet tijdig had gereageerd op verzoeken van de rechtbank om relevante
informatie. Ter zitting heeft de rechter gezegd dat zij niet goed kon oordelen over
de zaken omdat de dossiers zo onoverzichtelijk waren. Dit toont aan dat verweerder
onverantwoordelijk en nalatig heeft gehandeld. Twee van de aangiftes van klaagster
hadden betrekking op discriminatie door politiefunctionarissen. Verweerder heeft de
klaagschriften tegen het niet vervolgen van deze politiefunctionarissen tegen de wil
van klaagster vlak voor de zitting ingetrokken. Klaagster had zelf al drie artikel
12 Sv procedures gestart toen verweerder haar ging bijstaan. Voor de ander aangiftes
die door de politie en het Openbaar Ministerie geseponeerd waren, zou verweerder artikel
12 Sv procedures opstarten. Hoewel klaagster er meerdere keren om heeft gevraagd,
heeft hij dit niet gedaan. Verweerder heeft ook nooit de nodige juridische stappen
gezet om de betrokken instanties zoals de gemeente, de politie en de daders aansprakelijk
te stellen.
5.7 Naar het oordeel van de raad slaagt dit klachtonderdeel niet. Verweerder heeft
toereikend toegelicht dat zijn rechtsbijstand aanving op basis van door klaagster
eerder zelf ingediende klaagschriften, naar aanleiding van aangiftes die waren geseponeerd.
Hierdoor liepen er meerdere zaken door elkaar. Verweerder heeft geprobeerd duidelijkheid
te creëren in de dossiers, maar zijn mogelijkheden daartoe waren beperkt. In een artikel
12 Sv procedure stelt het Openbaar Ministerie namelijk naar aanleiding van een klaagschrift
het dossier samen en stuurt dit, samen met een verslag van de officier van justitie
die de sepotbeslissing heeft genomen en een advies van de Advocaat-Generaal, aan het
gerechtshof. Het gerechtshof stelt het dossier vervolgens ter beschikking van de klager
of de advocaat. Ook het gerechtshof vond de dossiers van klaagster onoverzichtelijk.
De Advocaat-Generaal heeft hiervoor ter zitting namens het Openbaar Ministerie uitgebreid
excuses gemaakt aan het gerechtshof en aan klaagster. De kritiek van de rechter over
de rommelige dossiers was dan ook, anders dan klaagster stelt, niet tegen verweerder
gericht. Verder heeft verweerder aangevoerd - en dit blijkt ook uit het klachtdossier
- dat hij niet zonder toestemming van klaagster de klaagschriften tegen de politieambtenaren
had ingetrokken, maar dat hij hierover uitvoerig met klaagster heeft gesproken. Verweerder
verwijst naar zijn brief van 7 september 2022 en de daaropvolgende email-correspondentie
met klaagster (zie feiten in r.o. 2.11 en 2.12). Dat de klaagschriften tegen de wil
van klaagster zijn ingetrokken blijkt de raad niet uit de gedingstukken en heeft klaagster
ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. Tot slot heeft verweerder uitdrukkelijk betwist
dat hij heeft nagelaten om bewijsmiddelen aan het gerechtshof over te leggen. Verweerder
heeft mede ter zitting van de raad toegelicht dat hij nog camerabeelden heeft laten
toevoegen aan de dossiers, maar dat hij verder ook niet beschikte over de stukken
met betrekking tot het onderzoek van de politie. Tot slot blijkt uit het klachtdossier,
anders dan klaagster stelt, dat verweerder de gemeente wel degelijk aansprakelijk
heeft gesteld bij brief van 18 februari 2022 (zie feiten in r.o. 2.9). Verweerder
heeft verder in zijn brief van 28 december 2022 (zie feiten in r.o. 2.14) aan klaagster
laten weten dat hij na de uitkomst van de artikel 12 Sv procedures de politie aansprakelijk
zou stellen.
5.8 Al deze feiten en omstandigheden tezamen leiden de raad tot het oordeel dat
van wanbeleid of ondermaats procederen door verweerder niet is gebleken. Daarmee is
klachtonderdeel b) eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel c) - machtsmisbruik en onethisch gedrag
5.9 Klaagster stelt dat zij is geconfronteerd met machtsmisbruik door verweerder.
Verweerder heeft volgens klaagster gedreigd zijn bijstand vlak voor de zitting in
te trekken als zij niet een vertrouwensverklaring zou ondertekenen. Ook vroeg hij
klaagster om schriftelijk te bevestigen dat hij al haar vragen over de zaak had beantwoord,
terwijl klaagster juist haar zorgen en onvrede op dit punt had geuit. Klaagster heeft
geweigerd om zulke onwaarheden schriftelijk te verklaren. Toen verweerder toch verscheen
op de dag van de zitting, heeft klaagster tot het laatste moment niet met verweerder
gesproken. Zij was boos op hem, omdat hij haar en haar zoon niet had laten weten of
hij naar de zitting zou komen terwijl zij en haar zoon hier zo gestrest over waren.
Daarbij heeft verweerder nagelaten de zitting met klaagster en haar zoon voor te bereiden.
Er was volgens klaagster niet eens tijd om de pleitnotities samen door te nemen.
5.10 Naar het oordeel van de raad faalt dit klachtonderdeel eveneens. Zoals verweerder
heeft aangevoerd - en ook uit de gedingstukken blijkt - was klaagster voorafgaand
aan de zitting zelf langere tijd onbereikbaar. Een dag voor de zitting heeft verweerder
zijn pleitnota aan klaagster voorgelegd en is klaagster gevraagd of zij met de pleitnota
akkoord ging (zie feiten in r.o. 2.20). Ondanks het uitblijven van een reactie van
klaagster heeft verweerder haar niet vlak voor de zitting in de steek willen laten
en heeft verweerder klaagster bij het gerechtshof alsnog gesproken en hebben zij de
pleitnota doorgenomen. Omdat klaagster meerdere malen had aangegeven geen vertrouwen
te hebben in de handelwijze van verweerder, heeft verweerder klaagster een vertrouwensverklaring
laten ondertekenen om vastgelegd te hebben dat er voldoende vertrouwen was om zijn
rechtsbijstand voort te zetten. Daarmee heeft verweerder, anders dan klaagster stelt,
geen machtsmisbruik en/of onethisch gedrag vertoond, maar slechts een poging gedaan
om duidelijk te krijgen of er nog een (voldoende) vertrouwensband tussen hem en klaagster
bestond, hetgeen essentieel is om klaagster verder te kunnen bijstaan. Van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen is geen sprake en klachtonderdeel c) is eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel d) – gebrek aan inzet en voorbereiding
5.11 Klaagster stelt dat zij door toedoen van verweerder geen toegang kreeg tot
haar eigen dossiers en geen inzicht kreeg in de voortgang van de zaak. Pas na bijna
een jaar ontdekte klaagster de chaos in het dossier en kwam zij tot de conclusie dat
essentiële bewijsstukken en informatie ontbraken en niet aan de rechtbank waren verstrekt,
ondanks dat de rechtbank soms specifiek om informatie had gevraagd. Verweerder heeft
volgens klaagster niet de benodigde inzet getoond om haar zaak op adequate wijze voor
te bereiden. Tijdens de besprekingen en in zijn communicatie gaf hij blijk van onvoldoende
kennis van de details van haar zaak en leek hij slecht voorbereid te zijn.
5.12 De raad overweegt dat bij de bespreking van klachtonderdeel a) reeds is geoordeeld
dat verweerder niet kan worden verweten dat klaagster geen inzage kreeg in de dossiers.
Ook is reeds vastgesteld dat de chaos in de dossiers niet toegeschreven kan worden
aan handelen van verweerder (zie hierover klachtonderdeel b). Verder geldt dat uit
voorgaande overwegingen ook volgt dat verweerders inzet ruimschoots voldoet aan de
eisen die aan een advocaat gesteld mogen worden. In dat verband is relevant dat klaagster
verweerder bij e-mail van 7 april 2023 (zie feiten in r.o. 2.23) na afloop van de
zitting zelfs heeft bedankt voor zijn inzet. Verder heeft klaagster haar verwijten
dat verweerder onvoldoende kennis van de zaken heeft en slecht voorbereid was niet
concreet onderbouwd en daarvoor biedt het klachtdossier ook geen enkele bevestiging.
Het teleurstellende resultaat van verweerders bijstand maakt niet dat verweerders
bijstand daarmee ondermaats is geweest. Ook klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.
Conclusie
5.13 De raad komt tot de slotsom dat verweerders bijstand aan klaagster voldoet
aan de eisen die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven
omstandigheden mag worden verwacht. De klacht is in verband daarmee in alle onderdelen
ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 augustus 2024