ECLI:NL:TADRAMS:2024:138 Raad van Discipline Amsterdam 24-205/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:138
Datum uitspraak: 19-08-2024
Datum publicatie: 23-08-2024
Zaaknummer(s): 24-205/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak. Verweerders bijstand voldeed zowel inhoudelijk als voor wat betreft zijn communicatie met klager aan hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Toen van een vertrouwensband geen sprake meer was, mocht verweerder zich bovendien aan klagers zaak onttrekken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 augustus 2024 
in de zaak 24-205/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager 

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 20 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 19 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2269636/JS/BF van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 juni 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is zonder voorafgaand bericht niet op zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    De rechtbank Rotterdam heeft op 11 juni 2021 aan klager, onder meer, de maatregel tbs met voorwaarden opgelegd. Zijn klinische traject is op 26 juli 2021 gestart en op 18 oktober 2022 positief afgerond. Daarna is klager doorgestroomd naar een beschermde woonvorm in Dordrecht.
2.3    Op 20 april 2023 heeft forensisch psychiater dr. Z (hierna ook de forensisch psychiater) een rapport uitgebracht naar aanleiding van een psychiatrisch onderzoek van klager ter advisering over de wenselijkheid van verlenging van de tbs-maatregel. In dit rapport adviseert de forensisch psychiater tot beëindiging van de tbs-maatregel met voorwaarden, omdat de noodzaak om de tbs-maatregel te continueren naar zijn mening niet meer aanwezig is.
2.4    Op 24 mei 2023 heeft Reclassering Nederland eveneens een advies uitgebracht over de wenselijkheid van verlenging van de tbs-maatregel. Ook Reclassering Nederland adviseert deze maatregel niet te verlengen.
2.5    Op 12 juni 2023 heeft het Openbaar Ministerie de Raad voor Rechtsbijstand verzocht een advocaat aan klager toe te wijzen in verband met de op 17 augustus 2023 geplande tbs-verlengingszitting. De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerder hiervoor benaderd. Verweerder heeft de zaak van klager geaccepteerd.
2.6    Op 19 juni 2023 heeft de officier van justitie om verlenging van de tbs-maatregel verzocht. 
2.7    Op 14 juli 2023 heeft verweerder klager een brief geschreven waarin hij hem, voor zover relevant, als volgt bericht:
“Door de rechtbank ben ik verzocht u bij te staan ter gelegenheid van de verlengingszitting op 17 augustus aanstaande. Ervan uitgaande dat u daartegen geen bezwaar heeft stuur ik u hierbij een afschrift van het advies van de reclassering waarin wordt geadviseerd de tbs-maatregel te beëindigen. Dat lijkt mij goed nieuws voor u.
Het ongelukkige toeval wil dat ik vanaf 17 juli tot en met 12 augustus met vakantie ben. Mocht u naar aanleiding van dit schrijven nog vragen hebben dan verzoek ik u contact op te nemen met mijn collega [mr. S] (…). In ieder geval verzoek ik u even uw nummer door te geven aan [mr. S] of mijn secretaresse (…) zodat ik na terugkomst van mijn vakantie contact met u op kan nemen.”
2.8    Tijdens de vakantie van verweerder heeft klager verschillende e-mailberichten aan mr. S gestuurd. Ook heeft er telefonisch contact plaatsgevonden met het kantoor van verweerder. Op 8 augustus 2023 heeft klager mr. S geschreven, voor zover relevant:
“Ik had beloofd eea te mailen nav een telefoontje naar jullie kantoor over de rapportage van het nifp. Nu hangt er een enorm lang verhaal aan vast, maar aankomende zitting in met deze rapportage is geen optie.”
2.9    Op 9 augustus 2023 heeft klager mr. S geschreven, voor zover relevant:
“Dr Z(…) refereert naar stukken met een verwijzing naar het GGZ waar ik een neurocognitieve stoornis en gedragsstoornissen opliep, waar ik ook nog eens uitvoerig voor ben gerevalideerd. De stukken waar hij naar refereert is een eerdere NIFP rapportage en ik kan u verzekeren dat dat iig daar niet instaat, samen met heel veel zaken die daar ook niet instaan, maar wel hadden gemoeten. (…)
Er ligt hier een omvangrijk schandaal aan ten grondslag, die zijn oorsprong niet bevind[t] bij justitie, maar deze rapportage is puur gericht om de deksel op een doofpot dicht te timmeren.”
2.10    Op 9 augustus 2023 heeft mr. S klager geschreven, voor zover relevant:
“(…) Ik heb u een aantal keer geprobeerd telefonisch te bereiken, dit is helaas tot op heden niet gelukt. Wij hebben tijdens een eerder telefoongesprek afgestemd dat u mij zou informeren of u bijstand wenst van [verweerder], daar u nog in gesprek was met advocaten uit de omgeving Rotterdam en de uitkomst van die gesprekken wilde afwachten. Mag ik er gelet op uw e-mails vanuit gaan dat u zich door ons kantoor wil laten bijstaan?”
2.11    Klager heeft op 9 augustus 2023 hierop geantwoord, voor zover relevant: “Ik hoop dat jullie mij willen bijstaan. De zaak zoals die jullie is gepresenteerd is helaas niet mijn zaak.”
2.12    Bij e-mail van 10 augustus 2023 heeft klager mr. S nogmaals bericht: “Ik zou het fijn vinden als jullie me bij willen staan (…). Maar de zaak zoals die nu bij jullie is gepresenteerd is niet de zaak die moet plaatsvinden.”
2.13    Op 10 augustus 2023 heeft mr. S klager als volgt bericht, voor zover relevant: “Uw berichten zijn in goede orde ontvangen en doorgezonden aan [verweerder]. Zoals bij u bekend is hij momenteel met vakantie en vanaf maandag weer bereikbaar. Ik zal hem verzoeken contact met u op te nemen.
Op 17 augustus as. om 16:00 uur zal de verlengingszitting plaatshebben bij de rechtbank te Rotterdam. De rechter zal zich tijdens deze zitting enkel uitlaten over de vraag of de tbs-maatregel verlengd moet worden. De reclassering heeft in uw geval geadviseerd om de tbs-maatregel te beëindigen, dit lijkt mij positief nieuws.”
2.14    Daarop heeft klager diezelfde dag als volgt gereageerd, voor zover relevant: “De zitting kan in deze vorm onder geen enkele voorwaarde doorgaan. Het advies is van een zeer ondergeschikt belang. Voor mijn part geven ze me TbsXl. Het gaat in deze om de veiligheid en toekomst van mijn kind. Ik zal indien nodig de rechtbank zelf ook informeren. Gezien de gevoeligheid.”
2.15    Op 14 augustus 2023 heeft verweerder klager laten weten dat hij terug was van zijn vakantie en beschikbaar was voor telefonisch overleg over de zitting van 17 augustus 2023. In de aanloop naar de zitting hebben verweerder en klager een aantal keren telefonisch contact met elkaar.  
2.16    Op 17 augustus 2023, de dag van de zitting, hebben klager en verweerder, onder meer, per WhatsApp de volgende berichten uitgewisseld:
Om 15:42 uur heeft klager gestuurd: “Ik ben mentaal ingestort.”
Om 15:47 uur stuurt verweerder: “Lukt het nog wel te komen? Ik zit al in de zittingszaal bij de zaak vóór jou.”
Om 15:47 uur stuurt klager: “Ik ben ingestort [verweerder]. Mijn begeleider kun je bellen”
Om 15:48 uur stuurt klager: “Reclassering is op de hoogte”
Om 15:55 uur stuurt klager: “Kun je vragen of ze jou een nieuwe datum laten weten”
Om 16:01 uur stuurt klager: “En [de forensisch psycholoog] dagen”
Om 16:30 uur heeft verweerder geschreven: “De rechtbank wil weten of je bij de volgende zitting wel komt.”
Om 16:34 uur heeft klager geschreven: “Ik wil dat [de forensisch psycholoog] en Jeroen den H(…) [rvd: werkzaam bij Reclassering Nederland] erbij zijn. (…)”
Om 16:43 uur heeft verweerder geschreven: “Zaak is aangehouden, nieuwe datum is 14 november (onder voorbehoud!). [De forensisch psycholoog] wordt ook opgeroepen voor die zitting en Den H(…) zal er ook zijn naar verwachting.”
Op 17:22 uur schrijft klager: “Kijk. Tnx”
2.17    Op 22 augustus 2023 heeft klager een eerder e-mailbericht van 16 augustus 2023 aan de rechtbank Rotterdam doorgestuurd. In de begeleidende e-mail aan de rechtbank schrijft klager, voor zover relevant:
“Mijn oprechte excuses. Deze mail had u op 16 aug JL moeten bereiken. Ik vraag u om hulp. (…) Mijn advocaat in deze zegt dat U als rechtbank hem aanwees, terwijl ik zojuist vernam dat hij zichzelf aanmeldde bij u middels een stelbrief. Dat feit zegt voor nu iig dat ik aan deze man mijn toekomst niet kan toevertrouwen.”
2.18    Op 24 augustus 2023 heeft de rechtbank Rotterdam dit e-mailbericht van klager aan verweerder doorgestuurd.
2.19    Op 27 augustus 2023 heeft klager verweerder een uitvoerige e-mail gestuurd, die door klager wordt afgesloten met de volgende woorden: “In principe ben je ontslagen.”
2.20    Op 28 augustus 2023 heeft verweerder klager per e-mail als volgt bericht, voor zover relevant: “Hieronder de communicatie over de wijze waarop ik bij je zaak betrokken ben geraakt. Het verzoek is vanuit het OM naar de Raad voor Rechtsbijstand gegaan, die mij hiertoe vervolgens hebben benaderd. Dat is dus inderdaad niet de rechtbank geweest.
Ik heb de rechtbank inmiddels bericht dat ik niet meer voor jou optreed nav je email waarin je schreef dat ik ‘in principe ontslagen ben’. Van een vertrouwensband is geen sprake (meer). Je kunt zelf een nieuwe advocaat zoeken en zo niet dan zal de rechtbank een andere advocaat aan je toewijzen. Die keuze is aan jou.”
2.21    Vervolgens heeft klager diverse e-mailberichten aan verweerder gestuurd, waaronder een e-mailbericht van 28 augustus 2023, waarin, onder meer, het volgende is geschreven: “Ehm. Zo werkt dat niet [verweerder]. Je Meld jezelf aan uit mijn naam. Zonder overleg. Deelt niets van enig dossier. Probeert me alleen naar een zitting te krijgen waar ik niet via dezelfde deur zou vertrekken.
En als ik je aanspreek op nogal erg ongepast en buitenwettig gedrag, alle plichten en rechten aan den laats gelapt. Er zomaar tussenuit stappen? Denk jij dat [verweerder]?
Hey. [verweerder]. Ik ken jou soort. Maar als te goed. Jij draagt het gehele dossier over.”
2.22    Op 3 september 2023 heeft verweerder via WeTransfer alle stukken, die in het digitaal portaal aan hem ter beschikking zijn gesteld, aan klager doorgestuurd.
2.23    Op 20 september 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a)    verweerder heeft het doen voorkomen alsof hij door de rechtbank was aangesteld om klager te vertegenwoordigen, terwijl later bleek dat het Openbaar Ministerie hem hiervoor had gevraagd. Voor zijn vertegenwoordiging waren de toestemming en goedkeuring van klager vereist;
b)    verweerder heeft nagelaten om adequaat met klager te communiceren. Verweerder heeft zich pas enkele dagen voor de zitting bij klager gemeld en er is geen relevante informatie verstrekt zoals stukken, advies of een gedegen uitleg over de zaak;
c)    verweerder heeft verzuimd te reageren op, of adequate maatregelen te nemen naar aanleiding van, de door klager gemelde fouten en ontbrekende feiten in zijn zaak, met inbegrip van rapportages en verslagen die van cruciaal belang waren;
d)    verweerder heeft op de dag van de zitting geen adequate voorbereiding getroffen. Verweerder heeft namelijk nagelaten te reageren op de onjuistheden in de zaak en er zijn documenten verstrekt die afweken van de originele stukken. Verweerder heeft klagers zorgen niet serieus genomen;
e)    verweerder heeft nagelaten klager te informeren over het feit dat oude, afgehandelde strafzaken opnieuw zouden worden behandeld tijdens de zitting, welk gebrek aan informatie klagers vermogen heeft belemmerd zichzelf effectief te verdedigen;
f)    verweerder heeft ten onrechte beweerd dat klager hem zonder geldige reden had ontslagen en hij heeft zich onwettig onttrokken, terwijl klager nog niet het benodigde dossier had ontvangen;
g)    verweerder heeft klager het dossier gestuurd met informatie die duidelijk onjuist is en in strijd met de documenten die klager eerder met verweerder had gedeeld.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    De raad dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toets is de raad niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval beoordeeld.
5.2    De klacht gaat in alle onderdelen over verweerder als voormalig advocaat van klager. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk moet voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de tuchtrechter of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 
Klachtonderdeel a) – aanstelling verweerder
5.3    Klagers stelt dat verweerder hem bij brief van 14 juli 2023 had meegedeeld dat hij door de rechtbank was aangesteld om klager te vertegenwoordigen, terwijl later bleek dat de officier van justitie hem had hiervoor gevraagd. Dit is volgens klager in strijd met de wettelijke procedures en de regels van de Orde van Advocaten, aangezien zijn toestemming en goedkeuring vereist zijn voor vertegenwoordiging door verweerder. Pas op 28 augustus 2023 heeft verweerder aan klager meegedeeld dat zijn aanstelling toch anders was gegaan. Verder bleek later dat de officier van justitie al op 19 juni 2023 een verlenging van de tbs-maatregel had gevorderd. Verweerder had klager hiervan niet op de hoogte gesteld. Het is volgens klager van essentieel belang dat sprake is van open communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt.
5.4    Dit klachtonderdeel faalt. Dat verweerder in zijn brief van 14 juli 2023 aan klager had meegedeeld dat de rechtbank hem had gevraagd klager bij te staan, terwijl het verzoek vanuit het Openbaar Ministerie via de Raad voor Rechtsbijstand kwam, betreft een vergissing die verweerder op een later moment heeft gecorrigeerd. Niet gebleken is dat klager door deze onjuiste mededeling in zijn belangen geschaad. Verder heeft verweerder toegelicht dat, anders dan klager stelt, klagers toestemming en goedkeuring niet vereist waren voor verweerders bijstand, omdat verweerder op grond van artikel 6:6:3 Sv als advocaat was aangewezen. Het stond klager bovendien vrij om een andere advocaat te kiezen, hetgeen klager niet heeft gedaan. Integendeel, uit het e-mailverkeer tussen klager en het kantoor van verweerder - zie onder meer r.o. 2.11 en 2.12 van de feiten - blijkt dat klager met de bijstand van verweerder heeft ingestemd. Dat verweerder klager onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in het dossier - waaronder van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel - heeft de raad op grond van de stukken niet kunnen vaststellen. Klachtonderdeel a) is gelet op het voorgaande ongegrond. 
Klachtonderdeel b) – onvoldoende communicatie
5.5    Klager is van mening dat verweerder niet goed met hem heeft gecommuniceerd. Zo heeft verweerder zich pas enkele dagen voor de zitting bij klager gemeld en heeft hij klager geen relevante informatie verstrekt of een gedegen uitleg gegeven over zij zaak. Klager heeft zelf daarentegen wel goed gecommuniceerd met verweerder en hem alle relevante stukken verstrekt. Verweerder stuurde klager op een gegeven moment een reclasseringsadvies door dat betrekking had op een andere persoon. Hiermee maakte verweerder geen professionele indruk.
5.6    Dit klachtonderdeel faalt eveneens. Uit de stukken is de raad gebleken dat verweerder al op 14 juli 2023 (zie r.o. 2.7 van de feiten) contact heeft opgenomen met klager en de meest relevante stukken aan klager had verstrekt. Verweerder heeft klager uitgelegd waar de zaak over ging en dat alle seinen op groen stonden voor beëindiging van klagers tbs-maatregel. Daarbij heeft verweerder klager meegedeeld dat hij met vakantie ging en dat zijn kantoorgenoot tijdens zijn vakantie beschikbaar was voor vragen van klager. Na zijn vakantie heeft verweerder weer contact opgenomen met klager en in de aanloop naar de zitting hebben verweerder en klager meerdere malen telefonisch contact gehad over klagers zaak. Gelet op deze feiten heeft de raad dan ook niet kunnen vaststellen dat verweerder niet of onvoldoende heeft gecommuniceerd met klager. Voor zover klager verweerder verwijt dat hij aan hem een rapportage heeft doorgestuurd die geen betrekking had op klager, heeft verweerder erkend dat dit verkeerd is gegaan. Deze rapportage zat achter de rapportage over klager die in het advocatenportaal ter beschikking was gesteld. Verweerder heeft deze aan klager doorgestuurd zonder op te merken dat er nog een rapportage achter zat. Naar het oordeel van de raad kan een dergelijke fout een keer gemaakt worden en levert dat niet direct een tuchtrechtelijk verwijt op. Verweerder heeft de fout aan klager uitgelegd en hem daarna nogmaals (en alleen) zijn eigen rapportage toegestuurd. Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond. 
Klachtonderdelen c) en d) – fouten in de behandeling van de zaak 
5.7    Deze klachtonderdelen lenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor een gezamenlijke bespreking. Klager stelt zich op het standpunt dat er ernstige fouten zijn gemaakt in zijn zaak. Belangrijke feiten ontbraken in de rapportages en verslagen die daarop betrekking hadden en die van cruciaal belang waren. Klager heeft verweerder meerdere malen op fouten gewezen en stukken met verweerder gedeeld waaruit die fouten bleken en waar verweerder niets mee heeft gedaan. Volgens klager heeft verweerder zich bovendien onvoldoende voorbereid op de behandeling van zijn zaak op zitting. Verweerder raadde klager met klem aan om naar de zitting te komen, terwijl dat volgens klager desastreuze gevolgen voor hem zou hebben gehad. Klager heeft verweerder herhaaldelijk laten weten dat hij met de voorliggende rapportages niet voor de rechter ging staan en dat hij een klacht tegen de rapporteur wilde indienen. Verweerder heeft nagelaten adequate maatregelen te nemen naar aanleiding van alle informatie die klager hem had verschaft en had geen interesse in de feiten die klager aandroeg.
5.8    Deze klachtonderdelen slagen niet. Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt op welke fouten en ontbrekende feiten hij doelde en hoe verweerder op die fouten had moeten reageren of welke adequate maatregelen verweerder had moeten treffen. Voor zover de fouten en ontbrekende feiten betrekking zouden hebben op de rapportages van de reclassering en de forensisch psychiater, waren deze rapportages juist positief over klager. Uit het klachtdossier volgt dat verweerder heeft geprobeerd klager ervan te overtuigen op 17 augustus 2023 naar de zitting te komen en de rechtbank zelf tekst en uitleg te geven over eventuele volgens klager bestaande fouten, maar klager is echter niet op de zitting verschenen. Om die reden heeft verweerder er ter zitting voor gezorgd dat de behandeling werd aangehouden zodat de reclassering en de forensisch psycholoog voor de volgende zitting zouden worden opgeroepen en klager hen zelf over eventuele fouten en onjuistheden kon bevragen (verwezen wordt - onder meer - naar r.o. 2.16 van de feiten, waar de WhatsApp-berichten van 17 augustus 2023 tussen klager en verweerder zijn weergegeven). De raad stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat verweerder heeft gedaan wat hij in de gegeven omstandigheden voor klager kon doen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder in zijn bijstand aan klager steken heeft laten vallen. Klachtonderdelen c) en d) zijn ongegrond.  
Klachtonderdeel e) – behandeling oude strafzaken op zitting
5.9    Klager stelt zich op het standpunt dat de tbs-verlengingszaak achteraf gezien, zonder dat hij dat wist, een strafrechtelijk inhoudelijke behandeling bleek te zijn van reeds eerder afgedane zaken. Verweerder heeft klager niet op de hoogte gesteld van het feit dat de oude strafzaken die al waren afgehandeld, opnieuw tijdens de zitting zouden worden behandeld. Verweerder heeft klager hierover niet geïnformeerd en dit heeft klager belemmerd zich effectief te verdedigen.
5.10    Dit klachtonderdeel faalt eveneens. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat de oude afgehandelde strafzaken opnieuw zouden worden behandeld op de zitting. Het klachtdossier biedt hiervoor ook geen feitelijke grondslag. Van klachtwaardig handelen is geen sprake. Klachtonderdeel e) is hiermee ongegrond.

Klachtonderdeel f) – onrechtmatige onttrekking 
5.11    Volgens klager heeft verweerder ten onrechte beweerd dat klager hem had ontslagen. Klager heeft gezegd ‘in principe' ben je ontslagen. Hiermee heeft klager de ernst van zijn zorgen geuit, maar verweerder niet ontslagen.
5.12    Dit klachtonderdeel slaagt niet. Het staat een advocaat vrij om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Verweerder heeft aangevoerd dat uit klagers bericht aan de rechtbank van 22 augustus 2023 volgt dat hij geen vertrouwen meer had in hem als zijn advocaat. Dit werd nogmaals bevestigd door de e-mail van klager van 27 augustus 2023 waarin hij schrijft dat verweerder ‘in principe ontslagen’ was. Verweerder heeft op grond van deze omstandigheden mogen concluderen dat er van een vertrouwensband geen sprake meer was en zich aan klagers zaak mogen onttrekken. Nu de behandeling op zitting was uitgesteld, is de raad niet gebleken dat klager van verweerders onttrekking nadeel heeft ondervonden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel f) is daarmee ongegrond. 
Klachtonderdeel g) - vertrekken dossier
5.13    Klager stelt zich op het standpunt dat het heel lang heeft geduurd voordat hij zijn dossier ontving. Pas nadat klager er herhaaldelijk om had gevraagd, heeft verweerder klager het dossier verstrekt. Het dossier bevatte bovendien informatie die duidelijk onjuist is en in strijd met de documenten die klager aan verweerder had verstrekt. Ook ontbraken er stukken in het dossier, aldus klager.
5.14    Dit klachtonderdeel faalt eveneens. Uit de gedingstukken komt naar voren dat verweerder - nadat hij zich op 28 augustus 2023 aan de zaak had onttrokken - op 3 september 2023 het dossier aan klager heeft verstrekt. Daarmee heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. Klager heeft verder onvoldoende concreet gemaakt welke informatie in het dossier niet juist was en welke documenten ontbraken en hoe verweerder daarvoor verantwoordelijk was. Niet gebleken is van klachtwaardig handelen en klachtonderdeel g) is daarmee ongegrond.
5.15    De raad komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat verweerders bijstand zoals geschetst, voldoet aan hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. De klacht is derhalve ongegrond. 


BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht in zijn geheel ongegrond. 

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024. 


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 19 augustus 2024