ECLI:NL:TADRAMS:2024:132 Raad van Discipline Amsterdam 24-435/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:132
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 26-07-2024
Zaaknummer(s): 24-435/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de (voormalig) eigen advocaat in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond. Dat verweerder niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend advocaat mocht worden verwacht, is de voorzitter niet gebleken.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van 22 juli 2024 
in de zaak 24-435/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 11 juni 2024 met kenmerk 2295720/JS/BF  digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 22 november 2023 is klager aangehouden in verband met de verdenking van een strafbaar feit. Verweerder heeft klager dezelfde dag op het politiebureau bezocht. 
1.2    Op 23 november 2023 heeft verweerder aan het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) via de e-mail bericht, voor zover relevant: 
“In opgemelde zaak zend ik u hierbij een stelbrief met het verzoek het schaduwdossier aan mij te zenden.”
1.3    Klager heeft verweerder op 24 november 2023 per e-mail bericht: 
“Please call me as soon as you can. I have a lot of complaints.”
1.4     Verweerder heeft hier dezelfde dag op geantwoord met: 
“You can call me. I do not have your telephonenumber.”
1.5    Op 27 november 2023 heeft verweerder aan klager per e-mail bericht, voor zover relevant: 
“Can you send me the invitation to come to court again. I misplaced the earlier letter you have send me”.
1.6    Op 27 november 2023 heeft een bespreking tussen klager en verweerder op het kantoor van verweerder plaatsgevonden. 
1.7    Bij e-mailbericht van 28 november 2023 stelt klager aan verweerder de volgende vraag:
“I’m curios whether we could try to settle this out of court by any chance? (…)”
1.8    Op 30 november 2023 heeft klager aan verweerder bericht, voor zover relevant: 
“By the end of today I would like know other than maximum 3 months of prison for the first charge. What is the best and the worst case scenario possible for the second charge and what options do I have to defend myself. And not just the one we already discussed. Thanks.“
1.9    Verweerder heeft hier op 30 november 2023 op gereageerd met:
“In order to answer your question I need to have the dossier from the police. After I have received that I will be able to answer your question.”
1.10    Klager heeft hierop diezelfde dag per e-mail gereageerd met: 
“I was expecting that already at our first appointment. What is holding this back”?”
1.11    Bij e-mailbericht van 30 november 2023 laat de therapeut van klager verweerder het volgende weten:
“In case you need anything from me, I am available for meetings together with [klager].”
1.12    Verweerder heeft op 30 november 2023 een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand.
1.13    Bij e-mailbericht van 8 december 2023 heeft klager verweerder het volgende bericht
“If you have not yet applied, and since I have not yet received payment request, nor heard from you to my last question. I’d like to seek help elsewhere, please. No hard feelings, I just like to be very proactive in such situations, especially when they are unprecedented for me as a whole. And I really need to sort a lot of other challenges in life, so waiting for this case to be solved at my own pace and convenience is really adding too much stress to the whole life I am going through as we speak. I wish you all the best!”
1.14    Op diezelfde dag, 8 december 2023, heeft verweerder op voornoemd bericht gereageerd met:
“On February 22 nd there will be a court hearing in your case On November 30 th I have asked Legal Aid to my pay the work I am doing for your defense. I have asked the prosecuter to send me the dossier. I already spoke with you at my office. I am therefor very proactive in the situation. Nothing more could have been done up till now. Therefore I do not understand your letter.”
1.15    In een e-mailbericht van 11 december 2023 heeft klager aan verweerder bericht:
 “I appreciate your effort so far. However, I have not been impressed enough to continue with your service. Having said that, I already have another legal defender taking my case over. (…)”
1.16    Bij e-mailbericht van 12 december 2023 heeft mr. K aan verweerder bericht dat zij een verzoek van klager heeft ontvangen om hem verder bij te staan. Mr. K heeft verweerder in dit bericht verzocht om toezending van de processtukken en de toevoeging. 
1.17    In een e-mailbericht van 12 december 2023 heeft verweerder aan mr. K laten weten dat hij geen bezwaar heeft tegen overname van de behandeling van de strafzaak en dat mr. K toegang zal krijgen tot het digitale dossier zodra zij zich voor klager heeft gesteld. Verweerder laat verder in het bericht aan mr. K weten aanspraak te maken op de opvolgingsvergoeding onder de mededeling dat een toevoeging is aangevraagd, maar nog niet verkregen.
1.18    Op 8 januari 2024 is de toevoegingsaanvraag van 30 november 2023 afgewezen. 
1.19    Klager heeft verweerder op 10 januari 2024 een e-mail  gestuurd met daarin, voor zover relevant: 
“You should have immediately put income from 2023 in refrence. I will sue you for causing me more stress. You even dared to send that response to me, saying you did everything right and as I asked you to. (…)”
1.20    Hierna heeft klager dezelfde dag aan verweerder bericht, voor zover relevant: 
“I need a document where there is a date and also the details you used to apply. And I won’t take your ignorance for an answer I know my rights better than you do. Send me all the documents related to application for the subsidies. And proof of when you sent the application. By end of tomorrow latest”
1.21    Op 11 januari 2024 heeft verweerder klager per e-mail bericht: 
“Op uw verzoek zend ik u hierbij een copie van de toevoegingsaanvraag. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op grond van uw inkomen in 2022 geen toevoeging verleend. Uw advocaat kan de Raad verzoeken uit te gaan van uw inkomen in 2023, als uw inkomen sinds 2022 lager is geworden. Naar ik aanneem zal zij dit doen. Ik verwijs u voor verdere vragen naar uw advocaat.”
1.22    Klager heeft op hier dezelfde dag op gereageerd met, voor zover relevant: 
“I have already informed myself about that and proceeded with the solutions.”
1.23    Een verzoek tot mutatie peiljaarverlegging is door de Raad van Rechtsbijstand bij brief van 16 januari 2024 met ingang van 12 januari 2024 gehonoreerd.
1.24    In een e-mailbericht van 15 januari 2024 heeft mr. K aan verweerder bericht dat hij klager niet langer bijstaat en dat zij niet zal voldoen aan het (eerdere) verzoek van verweerder om zijn nota te betalen. Zij verzoekt verweerder de brief van de Raad voor Rechtsbijstand, inhoudende dat het verzoek om peiljaarverlegging is ingewilligd, aan klager door te sturen.
1.25    Bij e-mailbrief van 18 januari 2024 heeft mr. B verweerder laten weten dat klager hem heeft verzocht hem bij te staan en dat mr. B zich voor klager heeft gesteld. In het bericht heeft mr. V verder geschreven, voor zover relevant: 
“(…)Naar ik van de raad voor rechtsbijstand heb begrepen is er op 16 januari 2024 een toevoeging afgegeven te uwen name. Hoe dat zich precies laat rijmen met de diverse boodschappen als door cliënt in de afgelopen maanden met u gecommuniceerd laat ik graag in het midden, maar ik verzoek u de raad voor rechtsbijstand te instrueren de toevoeging te mijnen name te muteren.(…)”
1.26    Verweerder heeft hier op 22 januari 2024 op gereageerd met, voor zover relevant: 
“Naar aanleiding van uw verzoek om overname van de zaak bericht ik u dat ik daartegen geen bezwaar heb. Meer moeite had ik met de diverse aannamen in uw brief, nu die niet gebaseerd zijn op de feiten van de zaak. Uw mededeling dat de toevoeging zich niet laat rijmen met diverse boodschappen van cliënt, miskent het feit dat cliënt, voordat hij van advocaat wenste te wijzigen, met mij op 27 november een bespreking heeft gehad en dat ik het dossier toen met hem heb besproken. De tijd die ik aan de zaak heb besteed dient te worden vergoed. (…) Dat is in ieder geval een antwoord op de uw vraag waarom ik het dossier heb opgevraagd en op 30 november jl. een toevoeging heb gevraagd. (…) Met betrekking tot de toevoeging, die ik u hierbij in copie zend, dient u, zoals u weet, bij de Raad voor Rechtsbijstand een mutatieverzoek in te dienen. Gezien de tijd die ik in deze zaak heb besteed maak ik aanspraak op de opvolgingsvergoeding van twee punten. Ik zal u daarvoor een nota zenden. (…)”
1.27    Op 11 januari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.  

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij:  
a)    tijdens de eerste ontmoeting op 27 november 2023 het dossier niet klaar had. Verweerder was verschillende e-mails met documenten over de verdediging van klager "verloren". Ondanks de belofte van verweerder dat klager toegang zou krijgen tot alle beschermingsbestanden, zodra verweerder en klager elkaar zouden ontmoeten na zijn vrijlating, gebeurde dat wekenlang na zijn vrijlating niet;
b)    niet reageerde op vragen van klager over de zaak, de procedure en de aanvraag rechtsbijstand. Ook ontving klager geen informatie van verweerder over welke andere opties hij voor zijn verdediging had;
c)    de financiële situatie van klager over het hoofd heeft gezien bij zijn aanvraag rechtsbijstand, terwijl klager zijn situatie aan verweerder had toegelicht. De rechtsbijstand is geweigerd op basis van een door verweerder ingediende, financieel onjuiste, referentie;
d)    niet reageerde op klagers verzoek om zijn werkzaamheden te staken.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht ziet op de kwaliteit van de dienstverlening door de (voormalig) eigen advocaat. Bij de beoordeling hiervan dient rekening te worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 

Klachtonderdeel a) 
4.2    De voorzitter is van oordeel dat klachtonderdeel a) niet slaagt en overweegt hiertoe als volgt. Op grond van het feitenrelaas stelt de voorzitter vast dat verweerder zich in zijn brief van 23 november 2023 als advocaat voor klager heeft gesteld. Verweerder heeft het OM in deze stelbrief ook meteen om toezending van het schaduwdossier verzocht. Op 27 november 2023 heeft er een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Het dossier was op dat moment echter nog niet aan verweerder verstrekt. Dat verweerder het dossier tijdens deze eerste ontmoeting nog niet “klaar” had, zoals klager verweerder verwijt, kan hem naar het oordeel van de voorzitter dan ook niet worden tegengeworpen. Verweerder had enkele dagen daarvoor immers al wel om het dossier verzocht, maar het was hem bij de bespreking met klager nog niet toegezonden. 
4.3    Nog voordat verweerder hierna enige vervolghandelingen voor klager kon verrichten, had klager vervolgens op 11 december 2023 al aan verweerder bericht dat hij zich tot een andere advocaat had gewend, waarna de bijstand door verweerder aan klager is beëindigd. Dat verweerder niet zou hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend advocaat mocht worden verwacht, is de voorzitter niet gebleken. Evenmin is het de voorzitter gebleken dat verweerder verschillende e-mails zou zijn verloren of dat hij een belofte over het verstrekken van “beschermingsbestanden” aan klager niet zou zijn nagekomen. Klager heeft dit niet nader onderbouwd en dit verwijt blijkt verder ook niet uit de inhoud van het klachtdossier. 
4.4    Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is. 
Klachtonderdeel b) 
4.5    Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de voorzitter dat verweerder genoegzaam heeft aangevoerd dat de bespreking op zijn kantoor op 27 november 2023 een eerste algemene bespreking betrof en dat het gesprek (bij gebrek aan dossier) op dat moment nog niet zag op daarna -mogelijk- te nemen vervolgstappen. Uit het feitenrelaas blijkt ook dat verweerder zowel vóór als na deze bespreking heeft gecorrespondeerd met klager en dat hij daarbij steeds (vrijwel) direct op de vragen van klager heeft gereageerd. Op 30 november 2023 heeft verweerder een verzoek tot rechtsbijstand ingediend en in een e-mailbericht van 8 december 2023 heeft verweerder klager geïnformeerd over zijn zittingsdatum. Verweerder heeft daarbij desgevraagd aan klager toegelicht dat hij zich proactief voor hem opstelde, maar dat hij op dat moment niet meer voor hem kon doen, omdat hij het dossier nog niet had ontvangen. De voorzitter is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van klachtonderdeel b) zorgvuldig heeft gehandeld en dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. 
4.6    Klachtonderdeel b) is gelet op het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel c) 
4.7    De voorzitter stelt vast dat verweerder op 30 november 2023 een toevoegingsaanvraag voor klager had ingediend. Nadat deze aanvraag was afgewezen, heeft klager verweerder bericht dat hij had moeten uitgaan van het inkomen van klager over het jaar 2023, in plaats van het jaar 2022. Hierop heeft verweerder klager op 11 januari 2024 bericht dat zijn opvolgend advocaat de Raad voor de Rechtsbijstand kon verzoeken om uit te gaan van een ander peiljaar, waarna een nieuw verzoek tot mutatie peiljaarverlegging is ingediend. Dit verzoek is toegewezen, waarna er alsnog een toevoeging is verleend. Dat verweerder bij zijn toevoegingsaanvraag van 30 november 2023 de financiële situatie van klager over het hoofd zou hebben gezien en een onjuist referentiejaar zou hebben gehanteerd, terwijl klager verweerder al op 27 november 2023 over zijn financiële situatie zou hebben geïnformeerd, wordt door klager niet nader onderbouwd en dit blijkt verder ook uit niets. 
4.8    Klachtonderdeel c) is gelet op het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel d)
4.9    In klachtonderdeel d) stelt de voorzitter vast dat klager verweerder op 11 december 2023 had bericht dat hij geen bijstand meer van hem wenste. Nadat mr. K verweerder vervolgens op 12 december 2023 aan verweerder had verzocht om de zaak aan haar over te dragen, heeft verweerder hier meteen dezelfde dag op gereageerd en aan mr. K gemeld dat hij geen bezwaar had tegen overname van de zaak. Ook op het hierna volgende bericht van mr. B van 11 januari 2024 heeft verweerder op 22 januari 2024 gereageerd met de mededeling dat hij geen bezwaar had tegen overname. Alhoewel de zaak op dat moment reeds was overgedragen en de formulering van verweerder in die zin niet helemaal juist was, blijkt uit het voorgaande in ieder geval niet dat verweerder  niet zou hebben gereageerd op klagers verzoek om zijn werkzaamheden te staken. Klachtonderdeel d) is daarom ook kennelijk ongegrond. 
4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 22 juli 2024